Er dwarrelt een papiertje uit het boek, het is een beduimelde boarding pass. Casablanca-Amsterdam. Jaren terug. Wat opduikt: ochtendplas in de woestijn, te veel wijn in een duizend-en-één-nacht-tuin en een uitgedraaide poot op een plein in Marrakesj. Prikkels op mijn tong, plezier in mijn buik en de slappe lach. O ja. Ook nog een ruzie in een bus. Zomaar een stukje leven dat even oplicht maar al voorbij is. Als het licht van een ster, geweest maar toch nu hier.
Het is deze grillige onvoorspelbaarheid van de menselijke geest die de hoofdpersoon uit de roman Voor ze me kende van Julian Barnes fataal wordt. De roman verhaalt over de middelbare Graham. Over zijn dode huwelijk en hoe hij lichamelijk en geestelijk ontwaakt wanneer hij de begin-dertiger Ann ontmoet. Hoe zij genot voor hem herdefinieert, hem er de gelaagdheid van laat inzien, de ingewikkelde wegen die er naartoe leiden, en zélfs zijn herinneringen eraan weet op te frissen. Hoe hij zonder schuldgevoel overspel pleegt en met weinig plichtplegingen bij zijn vrouw weggaat. Hij koopt er een nieuwe koffer voor, die hij maar half vol krijgt. Dit alles beleeft hij met een mengeling van afstandelijkheid en plezier. De wreedheid van het klakkeloze verlaten wordt wat verzacht door een paar korte scènes uit een liefdeloos huwelijk. Wanneer Graham zich op een avond meer ontspannen en gelukkig voelt dan hij in tijden voor mogelijk had gehouden, permitteert hij het zich om, ‘met maar een klein beetje overdrijving’, te zeggen: ‘Ik voel me erg gelukkig.’ Waarna zijn vrouw, Barbara, net bezig de laatste kruimels van de tafels te vegen, zich omdraait en met haar roze rubberhandschoen in de lucht geheven riposteert: ‘Waar probeer je onderuit te komen?’ Vanaf dat moment denkt Graham grondig na over een compliment of een andersoortige opmerking met een positieve lading. Hierbij moet opgemerkt dat je als lezer niet weet waar Barbara’s kilheid vandaan komt. Mensen verstaan de kunst elkaar te veranderen in een nachtmerrie.
Tot zo ver de hel die een huwelijk zijn kan. Waar het om gaat is de relatie tussen Graham en Ann – al kan die natuurlijk niet los worden gezien van zijn daaraan voorafgaande relatie. Al was het alleen vanwege de keten der dingen: het is ex Barbara die Graham via slinkse wijze in contact brengt met een derderangs film waar Ann een bijrolletje in speelt. Wanneer Graham zijn nieuwe vrouw in een amoureus bedoelde scène ziet, is dat het begin van een jaloezie die zich terug in de tijd ontwikkelt. Hij bezoekt al haar films meermalen, bestookt haar met vragen over haar tegenspelers – met als hamvraag of ze met hen naar bed is geweest – en wil niet meer op vakantie naar steden waar Ann ooit met een ander was.
Door de keuze voor retrospectieve jaloezie wordt de op zichzelf staande dynamiek van deze menselijke maar vernietigende emoties glashelder. Jaloezie in het heden heeft in veel gevallen een functie en dwingt om de levensvatbaarheid van een relatie te peilen. Die functionaliteit van jaloezie wordt verder uitgewerkt in Madame Bovary’s Ovaries: A Darwinian Look at Literature (eerder besproken in De Groene Amsterdammer van 8 december 2006, door Maarten van Buuren). Daarin beschouwen David en Nanelle Barash wereldliteratuur vanuit een evolutionair psychologisch oogpunt. In de evolutionaire psychologie wordt gedrag verklaard op basis van inzichten die zijn ontleend aan de evolutietheorie. Het meest succesvolle gedrag is het gedrag dat voor de grootste overlevingskansen van onze genen zorgt. In Madame Bovary’s Ovaries worden verschillende thema’s uit de literatuur volgens dit principe benaderd: een evolutionaire literatuurtheorie. Jaloezie is een van die thema’s, want veel voorkomend in de literatuur en dan vooral bij mannen. De reden is volgens de auteurs dat mannen veel meer te verliezen hebben bij ontrouw dan vrouwen. Voor vrouwen betekent het dat ze hun partner missen bij de opvoedkundige taken. Voor mannen zijn de gevolgen van overspel veel ingrijpender: niet alleen zetten hun eigen genen zich niet voort, de genen van hun concurrent – willekeurig welke andere man – krijgen ook nog eens een voorsprong.
Ook misantroop en schilder Juan Pablo Castel in de roman De tunnel van de Argentijnse Ernesto Sábato wordt geplaagd door extreme jaloezie. En als Grahams jaloezie retrospectief genoemd kan worden, zou Castels jaloezie prospectief kunnen heten.
Wat eraan voorafging: op een expositie van zijn werk wordt Castel gegrepen door een vrouw die naar een klein tafereel op de achtergrond van een van zijn schilderijen kijkt. Ze is de enige die lijkt te begrijpen dat dit beeld – een vrouw op een verlaten strand kijkt uit over de zee – essentieel is voor het schilderij. Vanaf dat moment krijgt de schilder de vrouw, María Iribarne, niet meer uit zijn hoofd. Hij is ervan overtuigd dat hij en María hetzelfde voelen. Wanneer ze elkaar uiteindelijk ontmoeten volgt een bij vlagen symbiotisch maar vooral pijnlijk samenzijn dat ongeveer een maand duurt. De momenten van wezenlijk en intiem contact zijn ijl en maken Castels eenzaamheid alleen maar wanhopiger. ‘Wat we ook deden (praten, koffie drinken), het was pijnlijk, want er bleek uit hoe vluchtig die momenten van vertrouwelijkheid waren.’ Hoe meer hij snakt naar María’s blik die ze soms ‘als een brug’ tussen hun twee geesten neerliet, hoe verder hij van haar verwijderd raakt.
Wat er concreet gebeurt – María blijkt een blinde echtgenoot te hebben en heeft een dubbelzinnige relatie met haar neef Hunter – doet er in wezen niet toe. Waar de roman om draait is de wijze waarop Castel zijn liefde beleeft. Hij wil María doorgronden: hij moet ín haar hoofd, in haar alles. De grens die er tussen twee individuen bestaat kan hij nauwelijks verdragen. Zijn verlangen haar volledig te doorgronden uit zich in een onophoudelijke analyse van haar gedrag en een vorm van wat je vooruitwijzende of prospectieve jaloezie zou kunnen noemen. Wanneer María een van hun eerste telefoongesprekken even onderbreekt om de deur te sluiten, verklaart ze dat met: ‘Als ik de deur dichtdoe, weten ze dat ze me niet mogen storen.’ Dit detail vertelt Castel dat ‘ze in staat was om te veinzen’ en daarmee schat hij in hoe groot de kans is dat zijn geliefde hem zal bedriegen. Hij kent haar dan nog maar net.
En eigenlijk is Castel jaloers op María: omdat zij haar is.
…
Omdat retrospectieve of prospectieve jaloezie geen enkele legitieme functie heeft, zegt het veel over de redeloosheid die aan deze emotie ten grondslag kan liggen. Voor in Voor ze me kende heeft Barnes een stukje opgenomen uit het Journal of Nervous and Mental Diseases uit het jaar 1962. Kort samengevat komt het hierop neer: de mens heeft de pech dat de natuur hem met drie breinen heeft opgezadeld: het oudste is gelijk aan dat van een reptiel, het tweede is een erfenis van de lagere zoogdieren en het derde is het resultaat van de ontwikkeling bij de zoogdieren waaraan de mens zijn specifieke eigenschappen ontleent. Wanneer een psychiater je verzoekt op de divan te gaan liggen, betekent dit dat je je naast een paard en een krokodil uit moet strekken. Aldus Paul D. MacLean.
Ook al zijn het jouw paard en krokodil, het blijven een paard en een krokodil. Enerzijds houdt je menselijke kant die oerdriften in bedwang, anderzijds is de mens in je degene die nieuwe driften aanwakkert. Geen dier dat zich druk maakt over de vroegere of toekomstige affaires van zijn huidige liefdesobject, alleen een mens is behept met een fantastisch vermogen en kan zich dus iets voorstellen waarmee het basale brein – het paard of de krokodil – in staat van paraatheid wordt gebracht. Zowel Graham als Castel lijdt aan een neurotisch analytisch denkvermogen: ze zijn allebei te veel mens en te weinig paard en krokodil.
Dat dreiging de kern van jaloezie is, wordt in beide romans zwaar aangezet. En in beide romans ligt het gevaar vanaf het begin besloten in het samenzijn. Wanneer Graham langzaam lijkt te wennen aan de weldadige liefde tussen hem en Ann wordt alles, paradoxaal genoeg, ‘tegelijk veiliger en gevaarlijker’. Als ze weg is, mist hij haar niet alleen seksueel maar ook moreel. Alsof hij minder is zonder haar. Hij benijdt de dingen die ze aanraakt. En er is één gedachte die constant op de achtergrond aanwezig is: nu hij Ann heeft weet hij tenminste dat er iemand écht verdriet zal hebben als hij dood is. Ze is voor hem, bijna letterlijk, van levensbelang. Door haar kan hij bestaan.
En ook bij Castel is een van de eerste en meest dominante emoties in relatie tot María angst. Hij probeert te duiden om wat voor een soort angst het gaat, en gist: ‘Misschien wel zoiets als de angst om al het geld waarover je in je leven beschikt op één enkel nummer in te zetten.’ En dat is wat er gebeurt, al zet hij niet al zijn geld, maar zijn hele persoon in. Want doordat hij zich aan haar verbindt, wordt zijn menselijkheid aangewakkerd. Castel, mensenhater tot in het diepst van zijn wezen, bekijkt mensen plotseling met een welwillende blik. Het is een ontwaken dat lijkt op het hervinden van lichamelijkheid van Graham (die sinds zijn tienerjaren niet meer heeft gemasturbeerd en dat sinds Ann veelvuldig doet).
Om het bondig te stellen: in beide gevallen is het de vrouw die de man nieuw leven inblaast. En dat vormt een vruchtbare bodem voor een jaloerse fantasie. Stop er een zaadje in – een beeld, een woord, een idee – en laat de angst het werk doen. Het resultaat bij Castel is een voorspelling over wat zijn geliefde hem zal aandoen, en daarmee wat ze hem op dit moment al aandoet. Graham maakt zich vooral ongerust over de vrouw die zijn geliefde was, en dus is.
In beide romans worden de vrouwen gaandeweg ontmenselijkt. Van wezens van vlees en bloed met hun gevoelens en ongerijmdheden veranderen ze in sjablonen waar de mannen hun paranoïde fantasieën op projecteren. Zowel bij het lezen van Graham als Castel krijgt het perspectief een steeds psychotischer kwaliteit, wat het egoïstische aspect van jaloezie versterkt. Het gaat hun niet om de vrouw, maar om henzelf. Graham bijvoorbeeld raakt zo verstrikt in zijn eigen waanzin dat hij buiten zinnen van blijdschap is wanneer hij zich niet meer kan herinneren of Ann nu wél of niet met een tegenspeler naar bed is geweest. Hij beschouwt dit vergeten als een teken van genezing van zijn jaloezie. Wat Ann hiervan vindt doet er niet toe. Allebei de mannen zitten vast in hun eigen perspectief. Castel: ‘… dat er in ieder geval één enkele tunnel was, donker en eenzaam: de mijne’.
De paranoïde tunnelvisie van zowel Graham als Castel uit zich in de wens hun geliefde in te kaderen en vast te leggen. Dit wordt door Castel verwoord wanneer hij uitroept: ‘Wat verlangde ik ernaar dat María alleen maar dit moment was!’ De paradox is dat zijn angst hem belemmert haar te zien in dit moment. En wanneer Ann met een mengeling van pervers genoegen en wanhoop voorstelt om naar een ouderwets bordeelgebruik een zakje kippenbloed bij zichzelf in te brengen en haar vagina dicht te smelten met kaarsvet zodat ze Graham’s maagd kan zijn, geeft ze impliciet uitdrukking aan Grahams wens dat zij nieuw zou zijn.
Het is dat verlangen naar nieuw dat aan de basis van hun jaloezie ligt. Beiden kunnen het niet verdragen dat het verleden van hun liefde zo nu en dan oplicht, of dat hun leven ook zal bestaan zonder hen. Ook al dooft uiteindelijk alles uit, dan is het nog de vraag wanneer dat gebeurt. Zowel Castel als Graham verdraagt die vraag niet – vreest dat de liefde, lust en hartstocht die latent in hun vrouw aanwezig zijn door iets of iemand kan worden aangewakkerd. De melancholische María onderstreept die dreiging als ze zegt: ‘Het is vreemd, maar leven bestaat in het creëren van toekomstige herinneringen.’ Waarmee ze tegelijk zegt dat het leven uit herinneringen bestaat.
Omdat de dreiging van de onverwacht oplichtende herinnering onverdraaglijk is, zoeken beide mannen hun heil in de vernietiging. Castel in de vernietiging van María; huilend steekt hij haar neer wanneer hij eindelijk genoeg bewijs denkt te hebben voor haar overspel. Graham boort het mes in de buik van zijn beste vriend nadat hij heeft ontdekt – op basis van een akelig nauwkeurige analyse van diens romans – dat hij ooit een affaire had met Ann. Schrijnend is dat dit de enige affaire is waar Ann over loog, om hem te beschermen. Graham snijdt zichzelf de keel door.
Met liefde heeft dit alles in beide gevallen dan al lang niets meer te maken.
David P. Barash en Nanelle R. Barash, Madame Bovary’s Ovaries: A Darwinian Look at Literature. Bantam Dell, $ 24.00
Julian Barnes, Voor ze mij kende. Uit het Engels (Before She Met Me) vertaald door Else Hoog. De Arbeiderspers, 204 blz., antiquarisch.
Ernesto Sábato, De tunnel. Uit het Spaans vertaald door Martine Koenders en Gerard Klooster. Meulenhoff, 141 blz., € 12,50