De actie werd wereldberoemd. De Braziliaanse aanvaller Daniel Alves maakte zich klaar voor een hoekschop van Barcelona tegen Villarreal op 27 april. Hij bukte zich, pakte de banaan van het veld die hem was toegeworpen, at hem op en nam de corner. ‘Lekker en goed tegen kuitkramp’, zou hij er later ironisch aan toevoegen.

‘We zijn allemaal apen’, reageerde stervoetballer Neymar en at óók voor de camera een banaan. Hij zette de foto op Twitter, waarop andere bekende (en bijna allemaal blanke) Brazilianen meegolfden op de bananenboot tegen racisme in het voetbal.

President Dilma Rousseff juichte de actie van Neymar toe en herhaalde haar boodschap dat het wereldkampioenschap voetbal, dat op 12 juni begint, is opgedragen aan de strijd tegen racisme. De Braziliaanse minister van Sport, Aldo Rebelo, noemde het gooien van bananen ‘een aanval op alle Brazilianen en hun gemengde identiteit’.

Speciaal voor de buitenlandse journalisten en de deelnemende landen aan het WK kondigde de minister een Engelstalige editie aan van een klassieker uit 1947, over de zwarten in het Braziliaanse voetbal: The Black in Brazilian Football van Mário Filho. Rebelo: ‘Dit boek laat zien hoe voetbal in Brazilië een platform is geweest voor sociale gelijktrekking voor onze zwarte jongeren, mulatten en mestiezen.’ Filho, journalist en voetbalfanaat, vertelt in zijn boek over de aanvankelijke vernederingen van de zwarte spelers in het Braziliaanse voetbal en hun wraak dankzij het voetbal.

‘Zwarten’ (van heel donker tot donker gemixt) maken ongeveer de helft uit van de Braziliaanse samenleving. De anderen noemen zichzelf blank (of soms Aziatisch). Indianen vormen een half procent van de bevolking. Brazilianen bepalen zelf hun kleur in de bevolkingsonderzoeken van het bureau voor de statistiek, ipea.

Alle sociale indicatoren in de samenleving wijzen op een achterstand van zwarte Brazilianen: ze verdienen gemiddeld de helft van het gemiddelde blanke salaris, ze zijn vaker werkloos en volgen bijna twee jaar minder onderwijs. Slechts dertien procent van de rijke Brazilianen is zwart. ‘Het is godgeklaagd’, analyseert historicus Bruno de Cerqueira van de Universiteit van Campinas, ‘zwarten hebben na de afschaffing van de slavernij, in 1888, minder kansen gekregen dan de even arme Italiaanse immigranten. Hoewel er geen formele apartheid bestond in de Oude Republiek (1889-1930) was het racisme misschien nog wel wreder dan in andere landen, doordat men de zwarte bevolking geen kansen gaf en in de marge hield, en nog altijd houdt.’

Ook zwarte voetballers werden begin twintigste eeuw geweerd uit de clubs. Rond 1930 kregen ze echter hun kans met de professionalisering van het voetbal. Het werd een serieus spelletje en veel blanken waren volgens journalist Mário Filho bang dat ze zouden falen op het veld: zolang ze amateur waren, kon ze niets worden verweten. Bovendien had het vak voetballer nog geen status. Voor zwarte Brazilianen was het juist een mogelijkheid om aan de armoede te ontsnappen. De ginga, de speelse, creatieve speelwijze die het Braziliaanse voetbal internationaal op grote hoogte bracht, zou te danken zijn aan de zwarte spelers, die op alle mogelijke wijzen hun harde, blanke tegenstanders moesten ontwijken.

In 1964, nadat Brazilië twee keer wereldkampioen was geworden en de zwarte spelers zich definitief op het veld hadden bewezen, lanceerde Filho een nieuwe versie van zijn boek. Pelé, de grootste voetballer ooit (drievoudig wereldkampioen, in 1958, 1962 en 1970), zou het stralende bewijs zijn van de gelijktrekking van de zwarten in het Braziliaanse voetbal.

Socioloog Marcel Tonini is groot fan van het goed geschreven O negro no futebol brasileiro van Mário Filho, maar is tegelijkertijd kritisch over de idealistische visie op de Braziliaanse samenleving. In zijn proefschrift Zwarten in het voetbal, gebaseerd op oral history en met het boek van Filho als uitgangspunt, vraagt hij hoe zwarte spelers, trainers en scheidsrechters hun positie op het veld ervaren.

‘Ze hadden de bananen in de uitlaat gedaan, waarmee ze een ernstig ongeluk hadden kunnen veroorzaken’

‘De eerste versie van het boek van Filho’, vertelt Tonini, ‘kreeg nog een introductie van socioloog Gilberto Freire, de grondlegger van de idee dat de mix van Portugezen, zwarte slaven en indianen tot een vorm van rassendemocratie heeft geleid in Brazilië. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Verenigde Naties geprobeerd die theorie te bewijzen door een bevolkingsonderzoek in Brazilië te houden. Er bleef niets van overeind. De samenleving bleek vol vooroordelen tegen de donkere Brazilianen te zijn.’

Dat gold ook voor het voetbal. Dramatisch voorbeeld is de zwarte keeper Moacir Barbosa, die tot zijn dood in 2000 is achtervolgd met het nationale trauma van de nederlaag tegen Uruguay in de finale thuis in het Maracanã-stadion in 1950: zwarten zouden geen goede keepers zijn. ‘Die man heeft ons hele land laten huilen’, hoorde Barbosa een vrouw nog in 1970 tegen haar dochtertje in de supermarkt zeggen. Barbosa werd met dikke lippen in spotprenten weggezet. Brazilië heeft nu weer een zwarte keeper, Jefferson, als reserve in het nationale elftal. Twee weken terug nog probeerde hij zijn voorganger Barbosa in de krant Folha de São Paulo te verdedigen: ‘Iedereen kan fouten maken, of je nou wit of zwart bent.’

Ondanks alle vormen van racisme en bewijzen van sociale ongelijkheid heeft de mythe van de rassendemocratie stand gehouden in Brazilië. Dat het land nooit formele apartheid heeft gekend en geen gepolitiseerde zwarte beweging heeft, zoals in de Verenigde Staten, zou het bewijs zijn dat het allemaal wel meevalt in Brazilië. Tijdens discussies over positieve discriminatie (zoals over quota’s voor studenten op de openbare universiteiten) wordt dan ook altijd geroepen dat Brazilië niet alsnog zijn bevolking moet willen ‘polariseren’. In een onderzoek uit 2009 door de Universiteit van São Paulo zei 97 procent zelf geen vooroordelen te hebben, maar bevestigde 98 procent wel mensen te kennen die discrimineren.

Uitingen van discriminatie tegen zwarten in het (Braziliaanse) voetbal worden daarbij meestal vergoelijkt en gladgestreken onder het mom dat spelers en supporters maar wat roepen in hun emoties, ontdekte socioloog Tonini in zijn interviews. Dat zie je ook in de reacties in de formele voetbalwereld, zoals van de wereldvoetbalbond Fifa en de Braziliaanse voetbalbond. Zo zei Pelé, ambassadeur van het WK, over de banaan van Daniel Alves: ‘Racisme heb je niet alleen in het voetbal, maar overal. We moeten niet toestaan dat zoiets banaals als het gooien van een banaan zo wordt opgeblazen.’ Alves zelf vroeg de Spaanse supporter (die werd ontslagen) vrij te spreken van straf.

In de Braziliaanse pers wordt vooral verwezen naar racisme in Europa. ‘Ook in gesprek met de voetballers is de eerste reactie altijd dat het racisme in Brazilië minder erg is dan in bijvoorbeeld Europa’, zegt Tonini. ‘Zeker in de periode waarin een voetballer veel geld verdient en aan status wint, waant hij zich veilig. Hij wordt als het ware “witter” door zijn geld. De meesten trouwen ook met een blanke vrouw. Maar als ze eenmaal stoppen met voetballen en minder geld hebben, ontdekken ze dat veel vriendschappen niet belangeloos waren. De meeste ex-voetballers die ik interviewde zijn vervolgens ook van hun blanke vrouw gescheiden.’

Na hun voetbalcarrière botsen de jongens tegen een glazen plafond. ‘In Brazilië zijn nauwelijks of geen zwarte clubvoorzitters en andere leidinggevenden in het voetbal. Zwarte trainers vind je alleen hier en daar in de tweede of derde divisie’, constateert Tonini. Zo vertelde de clubloze trainer José Carlos Serrão hem: ‘De mensen zijn eraan gewend om geen zwarten in die posities te zien. De meeste zwarte spelers weten dat hun carrière op dat vlak snel voorbij kan zijn.’

Oud-voetballer Bizi (Carlos Roberto Bento, geboren in 1955) vertrouwde Tonini na urenlange gesprekken toe dat hij in 2000 als trainer werd ontslagen bij een club in São Paulo op het moment dat die overging naar de eerste divisie. ‘Terwijl ik geen wedstrijd had verloren: veertien overwinningen op rij. De eerste nederlaag was mijn ontslag. Het werd me telefonisch meegedeeld. Op dat moment voelde ik me gekwetst, vernederd. Hoewel het subtiel was, wist ik diep van binnen dat het met mijn kleur te maken had. Samen met mij werden nog twee zwarte trainers ontslagen. Soms vraag ik wel eens aan de mensen: kennen jullie één zwarte trainer? Geeneen…’

Net zo pijnlijk is een recent incident geweest in het leven van de zwarte scheidsrechter Márcio Chagas. Op 5 maart werd hij op het veld in het zuiden van Brazilië – waar de bevolking blanker is dan in de rest van het land door de immigratiestromen uit Italië en Duitsland – uitgemaakt voor vuile aap en nog veel meer. Op zijn in elkaar gedeukte auto vond hij na de wedstrijd bananen. De club, Esportivo, werd gestraft met een vermindering van het aantal thuiswedstrijden en een geldboete. De daders zelf zijn niet achterhaald.

‘Spandoeken met “nee tegen racisme” is makkelijk. Het gaat gewoon om marketing, van de Fifa en de president’

In een interview op 13 mei, dag van de afschaffing van de slavernij, met de nieuwssite Terra vertelde Chagas: ‘Ik was eenvoudigweg in shock. Vanwege de gluiperige manier. Ik had liever een klap voor mijn kop gehad, om terug te kunnen slaan. Het is een doordachte actie geweest, niet spontaan, maar echt bedacht door iemand. Nota bene is het gedaan door de winnende club! Ik had geen enkele fout gemaakt die wedstrijd, al kan dat natuurlijk gebeuren, maar ik had geen fout gemaakt! Het is echt bedacht om me te shockeren. Bovendien hadden ze de bananen in de uitlaat gedaan waarmee ze een ernstig ongeluk hadden kunnen veroorzaken.’

Hij vervolgt: ‘De club is gestraft, maar anderhalve maand nadien hebben ze nog altijd de daders niet geïdentificeerd, terwijl ze waarschijnlijk heel goed weten om wie het gaat. Maar ze hopen ermee weg te komen onder het mom dat de schade aan mijn auto al betaald is en ik dus mijn mond verder wel zal houden. De advocaat van Esportivo zei letterlijk dat ik als scheidsrechter wel gewend was aan scheldwoorden als “aap” en dat ik pas echt beledigd was door de beschadigingen aan mijn auto, “omdat iedere Braziliaan verliefd is zijn auto”. Zo zie je hoe mensen racisme als iets banaals zien.’

Het incident – dat op zoveel eerdere scheldpartijen volgde – is voor Chagas de aanleiding geweest om op zijn 37ste met pensioen te gaan. ‘Deze episode heeft me over de afgelopen vijftien jaar laten nadenken. Een scheidsrechter staat er constant alleen voor. Als ik dan denk aan mijn zoon, mijn moeder en mijn vrouw en de schok die zoiets met zich meebrengt en de angst voor nieuwe incidenten, dan kom ik tot de conclusie dat het de moeite niet meer waard is. En dan te bedenken dat het in een wedstrijd was waarin ik helemaal geen fouten had gemaakt, stel je voor dat ik die wél had gemaakt…’

De dertigjarige voetballer Ebert William Amâncio, bekend als Betão, is even tijdelijk over in Brazilië. Hij speelde al voor Braziliaanse clubs als Corinthians in São Paulo, daarna in Frankrijk en de laatste periode in Oekraïne. Hij kan niet wachten om naar Italië te vertrekken: ‘In Europa word je als atleet behandeld. Hier kun je ieder moment een klap oplopen op straat.’

De vriendelijke, rustige jongen zit met zijn kleine schoothondje op de grote bank in zijn penthouse in de oostzone in São Paulo, waar de nieuwe rijke middenklasse woont. In tegenstelling tot veel andere zwarte voetballers komt hij uit een rijk milieu en heeft op goede scholen gezeten. ‘Racisme is voor mij een cultureel verschijnsel, iets van de samenleving, niet van het voetbal op zich. In Italië wilde ik op een gegeven moment een cadeautje voor mijn vrouw kopen, een tas van een goed merk. “Maar die is erg duur hoor”, zei de verkoopster. Alsof ik daarnaar had gevraagd. Hier in Brazilië word ik goed behandeld als ze weten wie ik ben. Maar het gebeurt nog vaak genoeg, zeker ’s avonds op straat of in winkels, dat ik angstig word aangekeken. Mijn vrouw, die blank is, voelt dat vaak niet en heeft dan niets door. Maar ík voel het. Ook in de stadions kom je veel racisme tegen. Ik weet nog dat we constant voor aap werden uitgemaakt, vooral als ik voor de volksclub Corinthians speelde, in het zuiden van Brazilië.’

Wat vindt Betão van de actie van president Dilma Rousseff om het WK uit te roepen tegen racisme? ‘Noch zij noch de Fifa draait mij een rad voor ogen. Een paar spandoeken ophangen met “nee tegen racisme” is makkelijk. Het gaat om niets anders dan marketing, van de Fifa en van Dilma, die dit jaar aan de verkiezingen meedoet. Dat een Pelé zich niet duidelijker uitspreekt, snap ik ook wel: hij heeft te grote belangen in de zakenwereld. Maar jammer is het wel. Als hij zijn mond open zou doen, zou dat internationaal enorm veel aandacht krijgen. De actie van Daniel Alves om die banaan op te eten, was geweldig. Maar het is niet genoeg. Zolang er niet echt harder gestraft wordt, zal er niets veranderen. Zo kreeg de Peruaanse club die speler Tinga onlangs voor aap uitmaakte een boete van tienduizend reais (drieduizend euro). Alsof ze daar wakker van liggen… Spelers, supporters, de clubs, ze moeten allemaal, tegelijkertijd, harder worden aangepakt.’

Vorig jaar werd er door wereldvoetbalbond Fifa strenger beleid opgesteld om racisme tegen te gaan. Eerste overtredingen leiden tot een waarschuwing, een boete, of de verplichting tot het overspelen van een wedstrijd, maar dan zonder publiek. Ernstige overtredingen of herhaling van overtredingen kunnen nu ook leiden tot puntenaftrek, uitsluiting of verplichte degradatie. Iemand die zich schuldig maakt aan racistische spreekkoren mag een stadion minstens vijf wedstrijden lang niet meer in.

In Brazilië ligt een nieuw wetsvoorstel op tafel. Volgens het voorstel, van afgevaardigde Alceu Moreira, kan betrokkenen voor vijf jaar de toegang tot het stadion worden ontzegd. Als het om clubleiders of werknemers van sportclubs gaat, staat ze nog hogere straffen te wachten. Het voorstel ligt momenteel bij de commissie van mensenrechten en moet nog door de Kamer en Senaat en, ten slotte, worden getekend door de president.

Maar wetten moeten ook worden uitgevoerd, reageert socioloog Tonini. ‘Als een zwarte Braziliaan een aanklacht tegen racisme indient bij een politiebureau wordt hem aangeraden zijn klacht in te trekken en naar huis te gaan. De Fifa weet precies wie er in de stadions zitten. Alle kaartjes zijn op naam. De samenleving moet actie eisen om de wetten hard te maken.’

Zolang Brazilië nog wordt gepropageerd als ‘rassenparadijs’ zal er niets veranderen, concludeert socioloog Tonini. ‘Een minister die het boek van Mário Filho cadeau geeft, wil daarmee laten zien dat Brazilië een voorbeeld is. Terwijl ondertussen toch wel bewezen is dat die vlieger niet opgaat. Dat Dilma het wereldkampioenschap voetbal opdraagt aan de strijd “tegen het racisme” is net zoiets als deze cup het “WK Allertijden” te noemen (Copa das Copas). Het wordt geen “WK Allertijden” omdat de Brazilianen helemaal niet tevreden zijn met de koers van het land: er zullen protesten zijn en er zal chaos zijn. Om een einde te maken aan het racisme zal Brazilië een einde moeten maken aan de mythe van de rassendemocratie.’


Beeld: (1) het strand van Salvador de Bahia (David Alan Harvey/Magnum/HH). (2) de afgang van keeper Moacir Barbose in 1950.