Vanitas, een produktie door Dansgroep Krisztina de Chatel, in de verbouwde Utrechtse Schouwburg (nieuwe toneeltoren, oplopende tribune met aangename stoelen en lekkere zichtlijnen). Het massieve, zwarte brandscherm gaat omhoog. Een kaal toneelhuis. De ‘trekken’ (stalen kabels waaraan lichtbronnen kunnen worden opgehangen) zijn zichtbaar. Behalve spots bungelen er ook vijf runderkadavers aan. Ze zien er bloederig uit, maar ze zijn van papier-mache. Naast en onder de kadavers bewegen vijf vrouwen, in onhandige jurken. In doodse stilte laten ze de kadavers schommelen. De trekken en kabels bewegen mee. Daarna verplaatsen de vijf vrouwen zich in die eerste, keelsnoerende minuten naar een onheilspellend ‘ding’, dat ik pas na een kwartier herken als een serie geluidsboxen. Daarop gaan ze zitten. En in hun lichaam schokt iets. Het hoofd, een bovenarm, een dijbeen. De bewegingen worden almaar grover. Uit de verte klinkt Bach, Goldberg Variaties. Het licht verandert. De vijf vrouwenlijven vormen een ‘koor’. Bach klinkt luider. Er is een extra geluid. Staat de afzuigkap te hard? Nee, het is Glenn Gould, die zijn neuriende mond niet kon houden toen hij Bachs goddelijke muziek opnam. Bach wordt ruw afgebroken. Ik hoor de zwoegende stilte van vijf bewegende vrou wen, die geometrisch (ja, dit is soms bijna wiskunde, of een fysieke fuga) dansen op een muziek die ons zojuist werd ontnomen. Daar is de muziek weer. De vrouwen overrompelen de kale ruimte, ze maaien met hun armen en stampen met hun voeten. Ik geef me gewonnen.
Krisztina de Chatel liet in vorige choreografieen dansers in meetkundige lijnen bewegen, tegen windmachines vechten, in almaar kleiner wordende ruimtes happen naar adem, in turfmolm klauwen. Mens versus materie. De materie bestaat hier, in Vanitas, uit die vijf bungelende kadavers. Uit de materieel aanwezige dood dus. De vijf danseressen keren er voortdurend naar terug. Wie zijn ze? Vijf slagerinnen uit een toneelstuk van Kroetz? Vijf arbeidersvrouwen uit de ex-DDR, of uit Hongarije (De Chatels geboorteland)? Vijf vrouwen uit een tijdloos koor van een eeuwige tragedie? Ze verbeelden een gevecht op leven en dood. Schedel naast boeken, sterfelijkheid naast energie, de geometrie van Bachs van God gegeven variaties naast de neuriende stem van zijn vertolker.
Het bewegingsidioom van Vanitas is een snel wisselend tremor: eerst dat energieke, collectieve klauwen naar leven, met felle armbewegingen, gevolgd door bijna opgewekte marsjes rond de koeienlijken; dan weer de collectieve stamp van woede, of de satanische huppelpas vol tijdelijke vrolijkheid, het verstilde zitten, het minimale schokken van lichaamsdelen. Tegen het eind ‘dansen’ de vrouwen op hun knieen in een rechte lijn naar de kadavers, en er weer van weg, en weer terug. En almaar Bach, aanzwellend, qua sfeer soms haaks op een scene, soms naadloos erop aansluitend, vaak wreed afgebroken.
In de bijna-slotsce
ne van Vanitas zijn de vijf danseressen niet meer bij elkaar, ze hebben zich verspreid over het leeggeruimde podium. Twee zitten met de rug naar de zaal op de geluidsboxen, twee zitten tegen de achterwand, een bij de toneelopening. Hun bewegingen lijken nu bijna nonchalant, alsof ze het hebben opgegeven. Hier zou de choreografie kunnen eindigen, abrupt: Bach weggedraaid, Gould de mond gesnoerd, licht uit. Maar De Chatel wil verder, dus dansen de vijf vrouwen door op een moment dat wij het al bijna niet meer van hen verwachten. We zien herhalingen, een samenvatting van het voorafgaande. En we eindigen in het openingsbeeld bij de kadavers, het zachte bewegen, het schommelen. Black out.
Het toneelbeeld is van Conrad van de Ven, die ook meewerkte aan de film Stalen neuzen, over het werk van De Chatel (waarin de choreografe en haar groep samenwerkten met de cineast Erik van Zuylen - een van de mooiste dansfilms die ik ken). Gedanst wordt er door Anne Affourtit, Andrea Beugger, Ann Van den Broek, Heike Kreutzer en Natascha Siegertsz. Vanitas is een zeer persoonlijk, aangrijpend stuk - soms tot op het bot somber, vaak ook met een energie waar een brede grijns van afstraalt: ‘Mij krijgen ze er niet onder!’