
Het achtuurjournaal is misschien het enige mediamoment van de dag waarop elke vorm van menselijke emotie ongepast is – het is haast een faux pas. De gruwelijkste misstanden in de wereld worden er stoïcijns en feitelijk uiteengezet, alsof emoties iets afdoen aan de waarheid.
In januari breekt Paul Van Haver, alias Stromae, aan de ovale nieuwstafel van het Franse achtuurjournaal die ongeschreven regel. Le journal de 20 heures van de Franse zender TF1 is het best bekeken nieuwsprogramma van Europa. Iedere avond schakelen er gemiddeld negen miljoen mensen in. Stromae is aangeschoven om over zijn nieuwe plaat Multitude te spreken. Het is een van zijn eerste grote mediaoptredens in bijna een decennium – maar liefst zeven jaar heeft hij de spotlights gemeden. De presentatrice stelt hem de vraag of muziek een tegengif is voor het gevoel van eenzaamheid waar hij zo openhartig over zingt. Stromae – gehesen in een zakelijk blauw pak, zijn lange haar strak in een knot – slaat even zijn ogen neer, bijt voorzichtig op zijn onderlip, en begint terwijl de piano aanzwelt recht in de camera te zingen. Over l’enfer – de mentale hel waarin hij de afgelopen jaren zat vastgeketend.
Het moment is zowel nauwkeurig geregisseerd als spontaan, zowel levensecht als fictief. Die tegenstellingen zijn Stromae ten voeten uit. Als artiest is hij zowel enigmatisch als een open boek. Hij heeft het hart op de tong, maar houdt tegelijkertijd een spiegel voor. De eerste zin is zuivere poëzie: ‘J’suis pas tout seul à être tout seul.’ De Nederlandse vertaling schiet ernstig te kort: ‘Ik ben niet alleen in het alleen-voelen.’
Paul Van Haver wordt in 1985 geboren als de zoon van een Vlaamse moeder en een Rwandese Tutsi vader. Zijn vrijwel afwezige vader, een architect, zal hij nooit goed leren kennen. Als Van Haver negen jaar oud is wordt zijn vader vermoord tijdens de bloedige genocide in Rwanda. Pas enkele jaren later wordt dat nieuws met hem gedeeld. Het trauma hiervan en de angst voor zijn eigen vaderschap zal hij later verwerken in het hartverscheurende Papaoutai. Het gezin is woonachtig in de Brusselse buurt Laken. Tijdens familiefeestjes in huize Van Haver klinken de Cubaanse son van Ibrahim Ferrer, de Congolese rumba van Papa Wemba en de melancholische morna-blues van de Kaapverdiaanse Cesária Évora door de stereo – het lied Ave Cesaria schrijft hij later als een ode aan de barefoot diva. Vanuit de kamer van zijn zus schalt het oeuvre van Jacques Brel, de artiest met wie hij vanaf het begin stelselmatig vergeleken zal worden.
Als hoofdstad van Europa is Brussel zowel een trekpleister als een toevluchtsoord voor mensen van diverse nationaliteiten en culturen. Het is een gesegregeerde lappendeken, met twee officiële talen, verdeeld over negentien gemeenten met ieder een eigen burgemeester. In plaats van een melting pot is de stad eerder een pizza met op iedere slice een andere topping. Brussel is Europa in het klein, zou je misschien zelfs kunnen stellen.
Stromae is tot op zekere hoogte een product van die cultureel diverse stad en van het moderne Europa. Als tiener cultiveert hij zijn prille podiumdrang eerst nog als rapper, onder de naam Opmaestro, voordat hij – volgens de regels van de Franse straattaal verlan – de lettergrepen van het woord ‘maestro’ achterstevoren herschikt tot Stromae. In een vroege muzikale zoektocht naar een vorm die beter aansluit bij zijn Europese beleving dan de Amerikaanse hiphop stuit hij op eurodance.
Het genre van de eurodance is een potpourri van jagende housebeats, energieke (doch enigszins kolderieke) hiphopteksten, aanstekelijke melodietjes en allerhande Songfestival-kitsch. Het is commerciële clubmuziek die zich vanaf eind jaren tachtig ontwikkelt als een muzikale lingua franca voor een hedonistisch Europees uitgaanspubliek dat zich niet te veel laat afschrikken door dwaze teksten – ‘No no, there’s no limit’, ‘pump up the jam’ – simpelweg omdat Engels niet hun eerste taal is.
Voor veel Europeanen functioneert de muziek van Stromae op dezelfde manier. ‘Zelfs als je mijn taal niet begrijpt, weet ik zeker dat je de emotie en het gevoel begrijpt’, stelt hij in College tour. Zijn eerste hit Alors on danse brengt hij uit bij zijn eigen muzieklabel Mosaert. Binnen enkele weken staat het nummer op één in tien landen. In een opzwepende oorwurm die aanspoort tot hedonistische losbandigheid verpakt hij een fatalistische boodschap, verteld vanuit het perspectief van een misantroop. Alors on danse! – niet om het leven te vieren, maar om het leven te vergeten.

‘Melancholie is een van mijn favoriete woorden’, vertelt Stromae eens in een interview. ‘Omdat het niet over verdriet of geluk gaat, maar over allebei tegelijk. Dat is menselijk en dat is het leven.’ Die meervoudigheid loopt als een rode lijn door zijn oeuvre. Hij is zowel de artistieke chansonnier als het commerciële popicoon. Hij laat het simpel lijken. Met zijn eerste album Cheese (2010) bezegelt hij een huwelijk tussen chanson française, eurodance en hiphop. Op zijn tweede plaat Racine carrée (2013) voegt hij daar de Nigeriaanse afrobeat, Caribische zouk en Congolese rumba uit zijn jeugd in Brussel aan toe. Het is de plaat waarmee hij de wereld zal veroveren. Afgelopen zomer lag de cd nog steeds in de schappen van tankstations in Frankrijk.
‘Mijn muziek is geen directe weerspiegeling van wie ik ben’, benadrukte Stromae kort geleden in een interview in het Vlaamse blad Knack Focus. ‘Het is een verhaaltje dat ik wil vertellen, met een begin, een einde, een climax.’ Zijn songteksten lezen dikwijls als scripts. Met een bedrieglijke luchtigheid, spitsvondige kwinkslagen en ogenschijnlijke nonchalance treedt hij op als acteur van zijn eigen personages. Op Multitude – zijn eerste nieuwe album in negen jaar tijd – is dat niet anders. In Mon amour speelt hij een verstokte vrouwenloper die zijn vriendin ziet vertrekken en plots beseft dat hij niet eens weet hoe hij de was moet doen of waar zijn onderbroeken liggen. In Fils de joie - een snedig sociaal commentaar over sekswerkers – zingt hij zowel vanuit het perspectief van een hoerenloper als dat van een pooier en van een politieagent.
Op Invaincu beschrijft hij de ‘putain de maladie’ – de ziekte die hem uiteindelijk zeven lange jaren van de podia weg hield. Over de details weidt hij niet veel uit. Wat we wel weten: in 2015 trekken de malariapillen die hij in aanloop naar zijn tour over het Afrikaanse continent moet slikken een extreem zware wissel op zijn fysieke en psychische welzijn. Tegelijkertijd staat hij op het punt als enige francofone zanger ooit door te breken in het land van Coca-Cola en hamburgers. Hij zal de eerste Belgische soloartiest zijn die Madison Square Garden uitverkoopt.
In 1967 stond Jacques Brel op een vergelijkbaar kantelpunt in zijn carrière. Hoewel de staande ovatie in Carnegie Hall een vol kwartier duurde, kondigde Brel kort na zijn debuut in Amerika aan dat hij voorgoed zou stoppen. Hij was het zat zijn gezicht overal te zien. De populariteit had hem emotioneel uitgewoond. Zeven jaar lang lijkt het alsof Stromae hetzelfde lot ten deel is gevallen. Later vertelt hij over die periode dat hij op een gegeven moment het gevoel had in The Truman Show te leven. Achter de schermen blijft hij bezig. Zo bouwt hij met zijn vrouw Coralie en zijn broer Luc Junior Tam het label Mosaert uit tot een modemerk en regisseert hij videoclips voor onder anderen Billie Eilish en Dua Lipa. De spotlights mijdt hij bewust.
Kwatongen vinden dat er met zijn stunt in Le 20 heures een essentiële grens werd overschreden. De Franse zender TF1 zou zich hebben laten overhalen tot een goedkope marketingtruc, een schijnvertoning bovendien. In zekere zin voelen interviews met grote artiesten altijd als een schijnvertoning. Misschien komt het doordat er eigenlijk altijd iets te verkopen valt. Het commerciële belang is het excuus voor het gesprek, wat het gesprek niet meer maakt dan een advertentie. Zowel de interviewer als de artiest voert een toneelstukje op om die belangen enigszins te verhullen. Het gesprek is een performance.
Door simpelweg recht de camera in te kijken tijdens het achtuurjournaal overschrijdt Stromae een andere grens: de grens tussen realiteit en kunst. Het is bijna een surrealistisch statement. Al sinds het begin experimenteert hij daarmee; zoals in de videoclip van Formidable, waarin hij in een ogenschijnlijk beschonken staat verloren over een druk kruispunt in Brussel zwalkt terwijl verborgen camera’s de bezorgde reacties van nietsvermoedende forensen vastleggen. Of wanneer hij ter introductie van zijn nieuwe single Tous les memes – een lied waarin hij zich zowel het perspectief van een bonkige vent als een manipulatieve vrouw aanmeet – in het Franse programma Le grand journal middels een handig cameratrucje plots tegenover een vrouwelijke versie van zichzelf aan tafel zit. Als Stromae schatplichtig is aan Brel, dan ook aan de surrealist René Magritte. In de titel van de videoclip van Te quiero brengt hij met de tekst ‘ceci n’est pas un clip’ een ode aan de Brusselse kunstenaar.
Multitude is een hommage aan de verre reizen die hij als kind met zijn moeder maakte, backpackend door Zuid-Amerika en West-Afrika. Behalve uit bailefunk, afropop en cumbia haalt hij inspiratie uit de folklore uit alle windstreken. Het geluid van traditionele instrumenten als de Boliviaanse charango, de Turkse ney en de Chinese erhu verwerkt hij in gestroomlijnde popliedjes waar het stoffige label ‘wereldmuziek’ vanaf is gescheurd. Stromae’s werk klinkt modern, futuristisch haast, als iets dat alleen uit zíjn koker kan komen en daarmee ontdaan is van specifieke culturele kenmerken. Zijn werk is meervoudig en surrealistisch. Net als de verhalen die hij vertelt, is zijn sound specifiek doch universeel. ‘J’ai parfois eu des pensées suicidaires/ et j’en suis peu fier’, zingt hij op L’enfer. ‘Ik heb wel eens aan zelfmoord gedacht, en daar ben ik niet trots op.’
‘Het leek me het beste om in dit verhaal de ik-vorm te gebruiken’, vertelt Stromae in een interview met The New York Times wanneer hij gevraagd wordt naar deze passage. Door de afstand die hij neemt, voelt hij paradoxaal genoeg dichtbij. In een wereld waarin je vrijwel constant het gevoel hebt bij de neus genomen te worden, schept Stromae momenten van oprechtheid door juist een masker op te zetten.