Eindelijk begint in het Westen het beeld door te dringen van de hel van Darfur. In Nederland en andere Europese landen zijn inzamelingsacties begonnen en berichten uit het gebied worden niet meer in de achterste kolommen van de dagbladen weggestopt, maar prijken op de voorpagina. Het werd tijd. Al anderhalf jaar schreeuwt een handjevol journalisten en hulpverleners om aandacht voor het gebied.

In februari 2003 drong voor het eerst door dat in Soedans westelijke deelstaten Noord-, West- en Zuid-Darfur zwarte, Afrikaanse Soedanezen stelselmatig worden vervolgd door Soedanezen van Arabische afkomst. Hun militie, de Janjaweed, vermoordt Afrikanen in gevechtsleeftijd en verkracht jonge vrouwen. Hun wapens worden betaald door de regering in Khartoem, en ooggetuigen melden dat regeringstroepen helpen bij Janjaweed-operaties. Er zouden tussen de tien- en dertig duizend mensen zijn vermoord en gedumpt in massagraven. Wie niet gedood wordt, wordt verjaagd. Vaak worden hele dorpen vernietigd, soms blijven ze intact en worden ze in bezit genomen door Arabisch-Soedanese stammen. Er worden nog steeds — onder de ogen van waarnemers van de Afrikaanse Unie en westerse hulpverleners — dorpen aangevallen en mensen vermoord. Sinds april waarschuwen hulporganisaties voor een aanstormende hongersnood.

De nationale inzamelingsacties zijn een mooi gebaar, maar komen te laat. Twee miljoen mensen lopen volgens de VN kans te sterven aan honger en ziektes.

Wat deden de VN, wat de Verenigde Staten en wat deed de Europese Unie in het aangezicht van deze slachting? Zij stuurden hun diplomaten om te praten met de fundamentalistische moslimregering in Soedan. Die zei dat het allemaal de schuld was van de Afrikaanse rebellen en ander geboefte; dat de regering hier niets aan kon doen. De internationale gemeenschap liet het zich aanleunen. Totdat Human Rights Watch twee weken geleden op de proppen kwam met officiële Soedanese documenten die zwart op wit aantoonden dat Khartoem de Janjaweed werft, betaalt, bevoorraadt en van gruwelijke opdrachten voorziet. De Amerikanen, niet bepaald grote vrienden van de fundamentalisten in Khartoem, begonnen meer druk uit te oefenen. Khartoem beloofde de Janjaweed te zullen ontwapenen. Inmiddels heeft het Amerikaanse Congres de gebeurtenissen in Darfur officieel uitgeroepen tot genocide. Dat was schrikken op de redacties van de cable networks. Volkerenmoord! Erger kan niet! Opeens was Darfur nieuws. De media-aandacht leidde onmiddellijk tot uitspraken van politici die anderhalf jaar lang hadden zitten suffen. Zo ook in Nederland. De meerderheid van de Tweede Kamer is nu opeens vóór internationaal ingrijpen, voor het sturen van troepen nog wel. Die zullen echter weinig kunnen uitrichten in het immense Darfur, dat zo groot is als Californië.

Nog ergerlijker is een blunder van de Nederlandse regering die haar tot dan toe opmerkelijk scherpe Soedan-beleid onderdompelde in een bad van bijtende schaamte. Op de golven van de aanzwellende media- aandacht stuurde het ministerie van Buitenlandse Zaken vorige week een persbericht rond. Daarin meldde minister Van Ardenne «vanaf haar vakantieadres» een bedrag van honderd miljoen euro beschikbaar te stellen «om alvast een start te maken met de voor bereidingen voor de wederopbouw in het gebied». Het geld wordt pas uitgegeven «als de situatie in Darfur is verbeterd». Criteria worden echter niet genoemd. Dat is koren op de molen van de regering van Soedan. Die zou zélf moeten opdraaien voor de gevolgen van de ellende die ze aanricht, de dorpen die ze platbrandt, in plaats van uiteindelijk de schade te kunnen betalen van westers geld. Ook minister Bot van Buitenlandse Zaken was mild voor de fundamentalisten in Khartoem. Na een onderhoud met zijn Soedanese collega Ismail meldde hij dat sancties nu niet aan de orde zijn. Daarmee «schiet je nu niets op» vertelde hij de pers. Namens de EU — Nederland is momenteel voorzitter — hief hij slechts de vinger: Soedan krijgt enkele maanden om orde op zaken te stellen en anders volgen wellicht wél sancties. Ook dat moet de Soedanese minister een glimlach hebben ontlokt. Nóg meer tijd om massagraven te verhullen en de laatste dorpen te laten platbranden door «oncontroleerbare elementen».

En dat terwijl er een probaat middel is om de regering op de knieën te krijgen: een exportverbod op Soedanese olie. In 1999 werd een pijplijn voltooid van de olievelden in het zuiden naar Port Soedan aan de Rode Zee. In juni lag de olieproductie op 345.000 vaten per dag. Dat is bij de huidige olieprijs (43,45 dollar per vat) bijna 15 miljoen dollar per dag en 5,2 miljard dollar per jaar. Nu er een einde is gekomen aan de burgeroorlog in het zuiden neemt de productie zelfs toe. Energieminister Awad al-Jaz schat dat in 2005 een half miljoen vaten via Port Soedan zullen worden geëxporteerd. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken meent dat de regering jaarlijks gemiddeld 1,2 miljard dollar aan olie- inkomsten kan opstrijken. Maar dat was nog vóór de sterke stijging van de olieprijs en vóór de vrede in het zuiden.

De regering zal hard geraakt worden als zij deze inkomsten misloopt. Het zal in ieder geval tot gevolg hebben dat ze haar militaire uitgaven van 581 miljoen dollar per jaar (gemeten in 2001) zal moeten inperken, en dat heeft gevolgen voor haar steun aan de Arabische milities. In een rapport uit april 2003 legde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een direct verband tussen oliegeld en oorlog. «Soedans aanschaf van HIND-helikopters is een recent fenomeen. Deze wapens had Soedan niet in zijn arsenaal vóór 1999. Aangenomen kan worden dat olie-inkomsten Khartoem in staat stelden wapensystemen aan te schaffen», aldus het rapport. Er zijn vele ooggetuigen die aan journalisten en mensenrechtenonderzoekers verteld hebben hoe deze Russische gevechtshelikopters dorpen bestookten en mannen, vrouwen en kinderen neermaaiden. Een olie-embargo zou bovendien een einde maken aan de gevaarlijke opbouw van een Soedanese militaire industrie. Het fundamentalistisch-islamitische regime in Khartoem, dat eerder onderdak bood aan Osama bin Laden, wil de regio overheersen en streeft daartoe naar autarkie op militair gebied.

Afgelopen week kwam het eindelijk tot een Darfur-resolutie van de Veiligheidsraad. Daarin werd de Soedanese regering opgeroepen binnen dertig dagen een begin te maken met het ontwapenen van de Janjaweed en het arresteren van militieleden die zich aan mensenrechtenschendingen schuldig hebben gemaakt. Maar het woord «sancties» kwam in het document niet voor. Na onderhandelingen werd gekozen voor een formulering die minder scherp overkomt. Een olieboycot ligt niet in het verschiet.

Het waren met name de permanente leden China en Frankrijk, die met hun veto elke resolutie kunnen torpederen, die zich verzetten tegen sancties. Wat zelden gemeld wordt is dat zij oliebelangen hebben in Soedan. De China National Petroleum Corporation (CNPC) en het Frans-Italiaanse Total (vroeger TotalFinaElf) zijn concessiehouders van olievelden in Zuid-Soedan. Het Zweedse oliebedrijf Lundin Oil AB heeft eveneens een exploratievergunning en werkte tot voor kort samen met het Oostenrijkse OMV Sudan Exploration. Pas jongstleden mei zwichtten de Oostenrijkers voor druk van mensenrechtengroepen en verkochten ze hun belangen aan India’s Oil and Natural Gas Corp (ONGC) voor 115 miljoen dollar. De Europese Unie zit dus flink in de Soedanese olie. Die wordt inmiddels ook in Darfur gevonden: de Chinese concessie strekt zich uit tot het zuiden van de Darfur-regio. Onlangs werd ook dáár olie ontdekt.

De Europese betrokkenheid stamt van vóór de strijd in Darfur. In 2001 lanceerde de regering in de zuidelijke olievelden militaire campagnes tegen de guerrillabeweging SPLA, waarmee Khartoem 21 jaar lang in gevecht was. De regering wilde de regio ontvolken om zo de steun voor de rebellen te vernietigen en de oliemaatschappijen de kans te geven hun werk te doen zonder aangevallen te worden door de SPLA. Daarbij werden net als nu in Darfur Arabische regeringsgetrouwe milities ingezet. De gelijkenis met de militaire campagne in Darfur is beangstigend: massale verkrachtingen, verschroeide-aardetactieken, roof van vee, vernietiging van oogsten, aanvallen met HIND-gevechtshelikopters en Antonov-bommen werpers. Honderdduizenden burgers werden op de vlucht gejaagd. Er werden vluchtelingenkampen aangevallen en ook westerse hulpverleners waren doelwit. Alleen al bij aanvallen in de Mayom-regio werden tweehonderdduizend mensen verjaagd en duizenden gedood. Hulpverleners zagen hoe vanuit gevechtshelikopters dorpelingen werden neergeschoten. De Canadese oliemaatschappij Talisman Energy trok zich onder grote internationale druk uit Soedans olievelden terug. Eerder al, in 1985, had het Amerikaanse Chevron zijn concessie verkocht. Niet om humanitaire redenen overigens, maar wegens de onveiligheid.

De Zweden echter behielden hun concessie en wachtten betere tijden af. Het toenmalige TotalFinaElf deed hetzelfde. De Zweden en Fransen zijn gebaat bij vrede in Soedan. Niet bij sancties naar aanleiding van een genocide: dan duurt het nóg langer voordat ze geld kunnen gaan verdienen. Dat Frankrijk zich lange tijd afzijdig heeft gehouden, terwijl het belangen heeft in ex-kolonie Tsjaad, grenzend aan Darfur, heeft daarmee waarschijnlijk te maken. Waarom de aandacht vestigen op de slechte reputatie van het Soedanese regime? De Fransen negeren de kwestie het liefst. In een eerder stadium van de ramp hadden de duizend man expeditionaire troepen en de vliegtuigen die Frankrijk in Tsjaad heeft gelegerd al lang kunnen helpen bij het vervoeren van hulp naar Darfur en het terugdringen van de Janjaweed, die regelmatig grensoverschrijdende invallen doen in Tsjaad. Nu pas, onder druk van de actualiteit, stuurt Frankrijk tweehonderd man naar de grens en stelt het transportvliegtuigen ter beschikking. Maar tot het laatste moment heeft Frankrijk de misdaden gebagatelliseerd. Van genocide of etnische zuivering wil het niet horen. De kwestie wordt schromelijk overdreven, vond junior-minister (!) Renaud Muselier, die voor Frankrijk het woord voerde in de Veiligheidsraad. «Ik geloof heel sterk dat het een burgeroorlog is en aangezien het kleine dorpen betreft van dertig, veertig, vijftig inwoners, is het eenvoudig voor een paar gewapende ruiters om de boel plat te branden, de mannen te doden en de vrouwen te verdrijven», zei hij.

Het is opmerkelijk dat geen aandacht wordt besteed aan de Europese oliebelangen in Soedan, niet door de media en niet door bewinds lieden. «De gang naar de onderhandelingstafel duldt geen uitstel, gezien de dramatische gebeurtenissen in Darfur», schreef minister Van Ardenne afgelopen zaterdag op de opiniepagina van de Volkskrant, doelend op de strijd tussen rebellen en regeringstroepen. In haar analyse gaat zij eraan voorbij dat onderhandelingen de Soedanese regering (die wordt gedomineerd door etnische Arabieren) niet zullen bewegen een einde te maken aan de moord dadige arabisering, die wel eens verband zou kunnen houden met het vergaren van olierijkdom. Het artikel was waarschijnlijk bedoeld om haar blunder van honderd miljoen te onderbouwen als zijnde degelijk beleid. Dat is niet gelukt. Wel maakt het stuk duidelijk waar haar falen wortelt: in een naïeve interpretatie van de werkelijkheid. Want de rebellen stellen militair weinig voor en hebben ook nog nimmer een Arabisch dorp aangevallen. De rebellengroepen zijn ontstaan uit zelfverdediging tegen de Janjaweed.

Er valt niets te onderhandelen, want er is slechts één partij die de oorlog gaande houdt. De strijd stopt als de Soedanese regering wordt gedwongen zich te keren tegen haar Frankenstein, de Janjaweed. De regering zou niet beloond moeten worden met wederopbouwgeld en uitstel van sancties, maar juist keihard moeten worden geraakt in haar militaire budget. De snelste manier daartoe is het aan banden leggen van Soedans olie-export. En — o ironie der geschiedenis — het zullen deze keer de Amerikanen zijn die op sancties blijven hameren. Zij hebben geen oliebelangen meer in Soedan en willen de fundamentalistische regering indammen. De Europese Unie zal minder gemakkelijk een vuist kunnen maken. Zij heeft landen in haar gelederen die economisch belang hebben bij het onderschoffelen van de misdaden van het Soedanese regime. Het zou het Nederlandse voorzitterschap sieren als ze daar een punt van maakte.