Een paar honderd eerstejaars psychologiestudenten kijken in hun collegebanken geconcentreerd naar het scherm voor in de zaal. Een tekening met de typische Peter van Straaten-signatuur springt in beeld: norse vader, strak in pak, tuurt door het raam de tuin in. Vanuit daar kijkt zijn zoon hem hulpeloos aan. Even later verschijnt het onderschrift. ‘Daar was ik al bang voor. Die sufferd kan de eieren weer niet vinden.’

‘Ahhhw.’ Een zucht van medelijden stijgt op uit de zaal. Daarna gegniffel. ‘Persoonlijkheidsstoornissen zijn erfelijk’, zegt hun docent, wijzend naar het scherm. ‘Maar dus niet alleen in genetische zin. Ook de opvoedingsstijl kan een afwijkende persoonlijkheid creëren.’

© Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

De docent is Willem van der Does, hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Leiden en een van de gastcuratoren van de tentoonstelling in het Allard Pierson. Hij noemt het ‘de gelukkigste momenten uit zijn werkzame leven’, als hij grasduint door zijn collectie Van Straatens, op zoek naar exemplaren die zijn studenten iets kunnen leren over de menselijke psychologie. Na al die jaren kent hij het oeuvre van de tekenaar praktisch uit zijn hoofd. Als we elkaar spreken in zijn werkkamer tovert hij om de paar zinnen een cartoon te voorschijn op zijn laptop om zijn punt te maken, en grinnikt alsof hij de tekening voor het eerst ziet. ‘Briljant!’ roept hij dan, of: ‘Hoe verzint hij het!’

Jaren geleden ontdekte Van der Does dat zijn wetenschappelijke aandachtsgebieden – depressies en persoonlijkheidsstoornissen – uitstekend samenvallen met zijn voorliefde voor het werk van Van Straaten, die hij erfde van zijn vader. Van der Does senior was huisarts en gebruikte de prenten om zijn studenten de ongeschreven omgangsvormen van de arts-patiëntrelatie bij te brengen. Ook zijn zoon merkte later dat de krasserige zwart-wittekeningen met geestige punchline zijn pupillen meer leren dan duizend woorden. Na het bestuderen van de pagina’s lange, gortdroge beschrijvingen van psychische stoornissen in de DSM-5 valt bij studenten ineens het kwartje als ze de simpele afbeelding zien: dus zó herken je een narcist in het echt.

Van Straaten was een meester in het vastleggen van de psychologie van alledag en juist dat alledaagse maakt de tekeningen zo bruikbaar voor psychologiestudenten. Want de pathologie uit de leerboeken ligt volgens Van der Does op één lijn met de milde gevoelens en gedragingen die we kennen van Van Straatens karakters. ‘Hij heeft zo’n beetje het hele spectrum van menselijke emoties en interacties getekend. Met die paar simpele lijntjes wist hij complexe emoties als schaamte of irritatie van de gezichten te laten spatten.’ Het lukte Van der Does moeiteloos om voor alle in de vakliteratuur beschreven persoonlijkheidsstoornissen illustraties te vinden die precies de vinger leggen op dat afwijkende gedrag. Van dwangmatige tot theatrale en van schizotypische tot borderline-persoonlijkheden.

Wat begon als een grapje in een hoorcollege mondde uit in drie boeken waarin Van der Does psychopathologie uitlegt aan de hand van de cartoons. Alles bleek Van Straaten ooit al eens getekend te hebben, soms zelfs zonder dat hij het door had.

Zoals de prent van een automobilist die gefrustreerd probeert zijn auto in een veel te kleine parkeerplek te duwen en foetert: ‘Onzin, gisteren ging het hier ook!’ Of de vrouw die als laatste gast, zichtbaar ongelukkig, met een glas wijn aan de bar hangt en klaagt: ‘Ik wou dat ik naar huis wou.’ Peter van Straaten tekende de automobilist wellicht ‘gewoon’ als een opgewonden standje, de vrouw als notoire alcoholist. Maar Van der Does ziet karakters die de regie over hun leven verliezen, hun impulsen niet kunnen beheersen, zich slecht kunnen aanpassen aan wisselende omstandigheden. ‘Als je studenten dat laat zien, snappen ze meteen wat een persoonlijkheidsstoornis is. Bij karakters die achterdochtige trekjes vertonen, leg ik uit: als dat doorschiet, wordt het een psychose, of paranoïdie.’

‘Echt een bos om je in te verhangen, vind je niet?’ De tekstregel staat onder een scène van een echtpaar dat door het bos wandelt. Zij kijkt opgewekt, de tekst is afkomstig van haar. De man kijkt haar verbouwereerd aan.

Van der Does stuit op de cartoon als hij bezig is met een boek over depressies. Het brengt hem op het idee een speciaal hoofdstuk te wijden aan wat de plaat volgens hem symboliseert: de nasleep van een zware depressie, die ook voor de omgeving heftig kan zijn. De hoogleraar weet dat patiënten die ooit suïcidaal zijn geweest nog lang daarna onbedoeld van alles en nog wat met de dood associëren. Een voorbijrijdende trein, een boom of een mes in de keukenla. Niet zo gek dus, denkt Van der Does, dat de terloopse opmerking van de vrouw in de tekening voor haar man zo beangstigend is.

‘Uit zijn werk spreekt vooral mededogen, zelfs voor zijn meest sneue of onuitstaanbare types’

Het bleek toeval, net als vele keren dat de hoogleraar een Van Straaten vond die angstig accuraat aansloot bij zijn wetenschappelijke theorieën. ‘Over die scène in het bos vroeg ik Peter jaren later eens: hoe kom je daar nou bij? Zijn moeder bleek die zin vaak te gebruiken, maar Peter had er nooit een onheilspellend gevoel bij gehad. Het hóeft ook niks te betekenen, maar het kan wel. Soms duw ik zo’n tekening mijn eigen kant op.’

Zo lukte het Van der Does om een heel boek met cartoons aan dat ene specifieke thema – depressie – te wijden. Zelfs voor de meest theoretische details viste hij ergens een Van Straaten vandaan die de tekenaar in zijn wildste fantasieën niet zo bedoeld had kunnen hebben. In het hoofdstuk over obstipatie als bijwerking van antidepressiva staat een tekening van twee vrouwen. ‘Meid, ik kan al vijftien jaar niet poepen!’ roept de dikste van het stel.

© Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

Die man verdient een prijs, dacht Van der Does toen hij de laatste hand legde aan het boek. De realisatie dat de didactische mogelijkheden van het werk van Van Straaten onuitputtelijk zijn drong zich aan hem op. Hij stuurde zijn nieuwste boek naar de agent van de tekenaar, vergezeld van een handgeschreven briefje. ‘Als ik ooit in de positie ben om u een eredoctoraat te geven, dan gaan we dat doen.’ Een reactie kreeg hij nooit. Het was ook een krankzinnig idee.

Vaak schuren de illustraties die Van der Does gebruikt, en klinkt tijdens zijn colleges een ongemakkelijke ondertoon door in de reactie van zijn studenten. Zoals bij de prent van de man in pak die woedend van onder aan de trap naar zijn echtgenote in de slaapkamer schreeuwt. ‘Is het weer zo ver? Heb je weer een depressie?’ In de psychologie, waar het bij uitstek gaat over ernstige ziektebeelden, kwetsbare patiënten en een omgeving die zware lasten draagt, kan de lijn tussen hilarisch en ongepast flinterdun zijn.

‘Maar Peter voelde die grens steeds haarfijn aan. Het is nooit écht gemeen bedoeld. Uit zijn werk spreekt vooral mededogen, zelfs voor zijn meest sneue of onuitstaanbare types.’ Die onomfloerstheid van Van Straaten kan juist taboedoorbrekend werken; zijn tekeningen zeggen waar het op staat. ‘Dat kan confronterend zijn voor iemand die zichzelf daarin herkent, maar het is ook goudeerlijk, en soms heel verhelderend.’

Geregeld ontvangt Van der Does mails en brieven van mensen die zijn boeken lazen en een last van hun schouder voelden glijden bij het zien van de tekeningen. Al die tijd dachten ze dat het aan hén lag. Waarom ontplofte hun baas steeds op onverwachte momenten? ‘Die mensen herkennen hun directeur in zo’n cartoon en ineens realiseren ze zich: dat is het! Hij is een narcist! We worden in het dagelijks leven allemaal geconfronteerd met mensen waarvan we denken: waarom doet diegene zo raar? Daar willen we grip op krijgen. Daarom zijn die tekeningen zo heilzaam: als je weet weet dat iets een patroon is van de ander, hoef je het niet meer op jezelf te betrekken.’

‘Mam, ik ben doctor!’ In november 2010 staat in Mare, het weekblad van de Universiteit Leiden, een zelfportret van Van Straaten. Gehuld in toga zwaait de man met krullen en een klein rond brilletje achter een kanselier trots met een rol papier. Feitelijk gezien klopt er weinig van de afbeelding. Tijdens de uitreiking van een eredoctoraat dragen de professoren een toga, degene die het doctoraat ontvangt niet. Maar kun je hem dat kwalijk nemen? Zelfs hoogleraren maken zo’n academische hoogmis één of twee keer in hun carrière mee. Laat staan als je helemaal geen academicus bent, zoals Van Straaten.

Het begon een jaar daarvoor, en verrassend informeel: een aantal hoogleraren en decanen aan de universiteit bleken net als Van der Does bewonderaars van de chroniqueur van de Nederlandse samenleving. Een gekscherende suggestie tijdens een borrel bracht het balletje aan het rollen. Van der Does kreeg de taak Peter van Straaten te bellen. Of hij zo’n eredoctoraat eigenlijk wel in ontvangst wilde nemen. ‘Hij vond het wel wat vreemd allemaal. Maar hij was vooral erg gevleid.’

De Pieterskerk zit stampvol, die winterdag in februari 2011. Gehesen in rokkostuum staat Van Straaten op het podium terwijl Van der Does – zijn erepromotor – in het Latijn de bul opleest. Dan komt het moment waarop het publiek heeft gewacht: het dankwoord van de kersverse doctor. Waar kwam zijn genialiteit toch vandaan? Had hij al die tijd een psycholoog of psychiater aan zijn zij die hem zo nu en dan iets influisterde? Van der Does lacht hardop als hij terugdenkt aan dat moment. ‘Hij zei toen: “Wetenschap? Ik wéét helemaal niks” en: “Mijn werk is slechts gebaseerd op bange vermoedens.”’ Van der Does heeft het nooit geloofd.

‘Deze man moet een weergaloos geheugen hebben gehad, een haarscherp observatievermogen, maar vooral mensenkennis. Als Peter zo’n alledaags tafereel observeerde, móest hij hebben begrepen dat daar wat wringt. Misschien wist hij niet eens wat precies, maar hij zag dingen misgaan in de relatie tussen mensen. Daar had hij een antenne voor.’