KABOEL – Watersproeiers werpen druppels op het groene gras, twee mannen wandelen in diep gesprek langs een pas aangeplant rozenperk. In de verte klinkt het gesnerp van een las apparaat. De bediende van Zijne Majesteit schenkt nog een kopje thee in.

Al is het voormalige Koninklijk Paleis een ruïne en kan hij zich sinds de coup van 1973 geen staatshoofdallures meer aanmeten, toch is de 87-jarige Saher Shah sinds zijn terugkeer in Kaboel voor veel Afghanen weer als vanouds hun koning. Dagelijks verdringen zich tientallen Pathanen, Tadzjieken, studenten en teruggekeerde landgenoten voor de poorten van zijn eenvoudige villa om een glimp van hem op te vangen.

Saher Shah en zijn familie worden bewaakt door Isaf, de multinationale veiligheidsmacht waarin zeventien nationaliteiten samenwerken. De onmiddellijke omgeving wordt bewaakt door Afghanen. Soldaten van de Britse genie verbouwen de villa intussen tot een Noord-Ierse vesting: voor elk raam wordt een stalen netwerk gelast als bescherming tegen mortiergranaten.

De thee is voor de boomlange Nederlandse kolonel Henk de Koff, plaatsvervangend brigadecommandant van het Nederlands-Deens-Duits-Oostenrijkse Isaf-onderdeel en verantwoordelijk voor de persoonlijke veiligheid van de koning. ‘Onze opdracht is te zorgen dat de interim-regering van premier Karzai goed kan functioneren. We patrouilleren in Kaboel, ondersteunen de wederopbouw en beveiligen de koning en de Loya Jirga.’

Saher Shah moet op 16 juni aanstaande de Grote Vergadering van alle Afghanen openen. ‘Heel concreet moeten we zorgen dat hem niets overkomt. Als dat betekent dat deze villa moet worden dichtgelast, dan moet dat maar. We nemen zijn veiligheid heel serieus. Er zijn genoeg oude machthebbers die het helemaal niet erg zouden vinden als Saher Shah de Loya Jirga niet haalt.’

Alles verloopt hier naar Europese begrippen ongeorganiseerd, maar dat vindt De Koff juist het leukste aan zijn opdracht. Hij heeft bovendien veel respect voor de Afghanen. ‘Ze kunnen goed improviseren. Je lacht je soms een ongeluk, maar hun oplossingen werken meestal wel.’ Hij vouwt een plattegrond van Kaboel uit. De route die de koninklijke stoet drie weken geleden na de aankomst van de koning op het vliegveld volgde, staat er op zo’n kleine schaal op ingetekend dat zelfs de politiemannen die de straten moeten afzetten er als kleine zwarte poppetjes een voor een op zijn aangebracht.

De Koff: ‘Deze kaart heb ik gekregen van de Afghaanse politie. Iemand heeft gewoon een nacht lang zitten tekenen. Want als je mensen kunnen lezen noch schrijven, dan teken je toch gewoon voor ze uit waar ze moeten staan? En zeg je tegen zo’n jongen: dat poppetje op de hoek van die straat en dat plein, dat ben jij, morgenochtend.’