
Twee gebouwtjes staan aan de rivierdijk tussen een bomengroepje in de zon, het ene wit, het andere in baksteen. Op de voorgrond zie je de gemetselde bogen van de sluis naar Kinderdijk, daarvoor liggen grote blokken steen en beschoeiingspalen. Links worden palen overeind gezet, misschien voor een heistelling; daarachter liggen twee platboomde zeilschepen. In de verte is de andere oever van de stroom te zien. De lucht is kraakhelder, een blauw dat naar turquoise neigt. Het is een toonbeeld van rust. Er wandelen wat mensen, maar er is geen actie of verhaal.
Dit soort schilderijen maakte Weissenbruch in zijn tijd geliefd en beroemd. Zijn carrière is rimpelloos. Hij was een Hagenaar, een centrale figuur in het kunstleven, oprichter van het etsgenootschap, verzamelaar en adviseur. Hij reisde voor zijn werk het halve land af, met een voorliefde voor de oude stadjes in het stroomgebied van de Lek, Culemborg, Woudrichem, IJsselstein, Leerdam, waar de middeleeuwse stadspoorten nog overeind stonden. Af en toe reist hij verder, naar Nijmegen of Luik. Op latere leeftijd begon hij te lijden aan een soort pleinvrees, een neurose die hem thuis hield.
Zijn eerste doeken ademen nog een sterk romantische instelling in stadsgezichten en landschapjes met een sterk historiserend gevoel, met warm licht, warme kleuren en schilderachtig volk. Ze leunen heel sterk op de grote mannen van weleer, Ruisdael met name. Maar zo rond 1850 klaart dat op. Het werk wordt scherper en helderder. Dat grote Aan de Lek bij Elshout, en dan vooral dat witte vlak van dat huis op de dijk in de zomerzon, staart de bezoeker aan zoals het stukje gele muur in het Gezicht op Delft van Vermeer Prousts arme Bergotte aanstaarde, tot hij erbij neerviel. In een begeleidend videootje zegt de historicus Maarten van Rossem er iets raaks over. Het schilderij bevindt zich ‘tussen de tijd’, zegt hij: je ziet jezelf daar op die sluis zitten, je kijkt niet naar het verleden en de toekomst hoeft nog niet te arriveren. De tijd staat stil. Ondertussen is alles natuurlijk volop in beweging. Het is 1854, de palen en de stenen op de dijk kondigen aan dat het grote beschoeien en kanaliseren gaat beginnen. Al die historische stadspoorten die Weissenbruch zo liefdevol vastlegt staan op het punt gesloopt te worden.
Maar Weissenbruch kan nog doen alsof dat niet gebeuren gaat. Hij neemt de veerschuit naar Culemborg en tekent daar de binnenplaats van het stadhuis en de natte stenen onder de pomp van het Nieuwe Hof. Hij tekent ook het haventje aan de Lek, maar de nieuwe jeneverstokerij en de steenfabriek laat hij weg. Dat mogen de anderen doen, die moderne jongens, later, na hem.
Jan Weissenbruch, t/m 8 januari in het Teylers Museum, Haarlem; teylersmuseum.nl
Beeld: Jan Weissenbruch, Aan de Lek bij Elshout, ca. 1854, olieverf op doek, 63,5 x 84,5 cm, te zien in het Teylers Museum in Haarlem ( Teylers Museum)