Laten wij even aannemen dat alle kleinzielige motieven van degenen die bijgedragen hebben tot het negatieve beeld van Cohens beleid in de duistere tijden van de Duitse bezetting, door Schrijvers beschreven in zijn tot artikel omgewerkte lezing, tot in de kleinste details juist zijn; en verder dat Cohen niet in staat was een passend antwoord te geven op zijn aanvallers. Waarom is er niemand in al die jaren opgestaan om de zaken recht te zetten als hier evident onrecht was gepleegd? Was er niemand van de overlevenden bereid om Cohen te disculperen van de smaad hem aangedaan? Tot zover de inhoud, nu over de vorm van het artikel. De twee hoofdrolspelers in deze misdadigersroman zijn Loe de Jong en Isaak Kisch, mijn vader. De Jong is de Don, machtig, maar niet al te sllim, die zich argeloos geheel laat inpakken door zijn leugenachtige en onbetrouwbare Consigliere Kisch, die hem slechte raad influistert voor zijn eigen duistere motieven. Cohen is het onschuldige slachtoffer dat passief moet toezien hoe zijn leven wordt verwoest omdat hij met verkeerde vrienden omging. De woordkeus van academicus Schrijvers is hier en daar ook nogal fors: leugenverhalen, omvangrijk historisch bedrog, et cetera. Het liegt er niet om. Ik veronderstel dat Loe de Jong, bij monde van het Riod zal weten te antwoorden op historische en feitelijke onjuistheden in het artikel van Schrijvers. Ik ben geen historicus, en heb niet de tijd of inclinatie om een nieuw vak te gaan beoefenen, om tot de bronnen door te dringen en punt voor punt recht te zetten. Ik kan echter niet stil blijven bij de vertekening van de rol van mijn vader gedurende de bezetting. Zijn houding culmineerde in het desavoueren van de activiteiten van de Joodsche Raad in real time, door zijn gedocumenteerde uittreden op morele gronden in september 1941; dit was zeker een daad van grote moed met potentieel ernstige repercussies. Cohen kon zich daarna geen illusies meer maken over hoe mijn vader over zijn rol dacht. Onjuiste interpretatie van feiten is niet bevorderlijk voor zindelijke geschiedschrijving, maar erger nog zijn de verdachtmakingen. Schrijvers vermeldt en passant, als verklaring waarom Kisch zich kantte tegen een zuiveringscommissie binnen de NZB: Kisch’ ‘betrokkenheid bij selecties toen hij samen met Cohen in Theresienstadt was geïnterneerd’. Een suggestieve anekdote, en vernietigend, maar heeft Schrijvers haar gecontroleerd? Ik betwijfel het ten sterkste. Als het de bedoeling is geweest om David Cohen schoon te wassen in de ogen van de wereld, heeft het modderbad van Schrijvers daar niet toe bijgedragen. Amsterdam, ELDAD KISCH mede uit naam van Hanan en Ilan Kisch