
Thomas Vaessens was niet betrokken bij de totstandkoming van deze literatuurenquête. En misschien is dat wel heel jammer.
Elf jaar geleden publiceerde Vaessens, hoogleraar moderne Nederlandse letteren aan de Universiteit van Amsterdam, zijn studie De revanche van de roman. Wat hij signaleerde, zei hij in een interview met De Groene, was dat schrijvers – paradoxaal genoeg – probeerden los te breken uit de literatuur. Vaessens: ‘Een schrijver is niet meer op zoek naar dat handjevol voortreffelijke lezers dat een roman van a tot z spelt. Voor mensen die over de wereld nadenken, is de roman maar een van de hulpmiddelen om tot een oordeel te komen, niet het enige. Dus schrijvers gaan andere types romans schrijven en andere genres gebruiken om een nieuw groter publiek aan te spreken.’
Hij werkte zijn thesis uit aan de hand van schrijvers als Joost Zwagerman, (toen nog) Marjolijn Februari, Arnon Grunberg en Charlotte Mutsaers, die hun focus van de roman verlegden naar het schrijven op de kortere baan, en zich in essays en columns uitspraken over de samenleving, de politiek – de wereld. Het buitenliteraire, daar ging de literatuur naartoe.
De revanche van de roman was, zonder te overdrijven, een van de meest gehate letterkundige boeken van deze eeuw. Een prestatie op zich, want letterkundige boeken kunnen doorgaans niet op hoogoplopende emoties rekenen. Dit boek dus wel. In kranten en weekbladen haastten schrijvers en recensenten zich om het neer te sabelen, onder het mom van ‘van deze professor moeten we weer eens iets’. Het gevoel leefde blijkbaar dat de hoogleraar, op dat moment ook nog eens jurylid van de Libris Literatuurprijs, literatuur wilde afrekenen op moraal, of journalistieke urgentie, niet op ‘literaire’ criteria.
Wanneer je nu, elf jaar later, de antwoorden van onze literatuurenquête bekijkt, kun je je afvragen: had Vaessens niet gewoon gelijk?
Aan ongeveer 150 mensen stuurden we een paar relatief heldere vragen, die ze zo simpel of moeilijk mochten beantwoorden als ze zelf wilden. Deze mensen kwamen uit het vak: recensenten, essayisten, schrijvers en columnisten, academici en uitgevers.
De belangrijkste vraag was: ‘Welke ontwikkelingen zie je in de literatuur van de afgelopen twee decennia?’, met als extra vraag: ‘Hoe verhoudt de Nederlandse literatuur zich hiertoe?’
Van 81 mensen ontvingen we de enquête ingevuld retour. Natuurlijk leverde die vraag veel uiteenlopende reacties op, die vaak genoeg lijnrecht tegen elkaar in gingen. ‘Het experiment neemt toe’, antwoordde chef-boeken van de NRC Michel Krielaars, en ‘soms lijkt het of Nederland vooroploopt in die ontwikkeling’. Philip Huff antwoordde: ‘Zoals met alles, loopt ook de literatuur in Nederland achter.’ Volgens sommigen werd de Nederlandse literatuur nog steeds gedomineerd door Angelsaksische voorbeelden; anderen zagen dat Nederland zich steeds meer losmaakt van Amerika en meer wereldwijd georiënteerd raakt.
Maar in de antwoorden op de eerste vraag dook duidelijk de geest van Vaessens op (geen zorgen: hij leeft en doceert nog gewoon). Allereerst in het door veel respondenten opgemerkte gegeven dat de roman steeds minder als een roman aanvoelt; schrijvers kiezen minder voor de grote opzwepende verhalen, maar beroepen zich ook in fictie steeds meer op essayistiek, op reportage en documentaire. Zoals Daan Heerma van Voss het samenvatte: ‘Meer cerebraliteit, minder fysicaliteit. Meer overpeinzing, minder vervoering.’
Taal, ironie en literair spel zijn niet meer vanzelfsprekend de dominante factoren in een roman, schreven velen: ze zagen juist hoe verbinding met de vraagstukken van deze tijd – over politiek, seks en klimaat – steeds belangrijker werd. ‘Engagement – politieke en maatschappelijke onderwerpen horen inmiddels als vanzelfsprekend tot de thematiek van de romanschrijver, die daar al dan niet een mening over heeft’, antwoordde NRC-criticus Thomas de Veen. Promovenda Kim Schoof schreef: ‘Steeds vaker zijn romans behalve beschrijvingen van sociale verhoudingen (…) ook expliciete analyses of zelfs kritieken van die verhoudingen. Verwant hieraan is de empowerment-functie die romans steeds vaker hebben.’
Zelfs het heilige a-woord (de a van ‘de autonome schrijver’) was voor sommige respondenten als vanzelfsprekend iets uit het verleden. Mathijs Sanders, hoogleraar aan de faculteit der letteren in Groningen, schreef: ‘Nu we afscheid hebben genomen van het idee dat literatuur een autonoom domein is, zouden we moeten kijken naar romans waarvan de weerklank verder reikt dan de boekenpagina’s van dag- en weekbladen; naar romans die buiten de oevers van de literatuur treden en die worden gebruikt (of misbruikt) in het publieke debat.’ Ook criticus Lodewijk Verduin antwoordde: ‘De roman wordt minder beschouwd als een onderhoudende, autonome kunstvorm en wordt steeds vaker ingezet als een middel tot politieke bewustwording.’
Voor sommige van de respondenten was dit een neutrale observatie. Anderen gaven aan dat een vernieuwd maatschappelijk bewustzijn in de literatuur een vereiste was: dat nu eindelijk stemmen werden gehoord van mensen met een migratie-achtergrond of uit de lhbt-beweging. Academicus Sven Vitse signaleerde bijvoorbeeld tevreden ‘de toegenomen zichtbaarheid van (jonge) vrouwelijke en niet-witte auteurs (in Nederland vooral dat eerste), in een institutioneel seksistisch en racistisch blijvende literaire context’.
Maar anderen maakten zich juist zorgen dat een te groot maatschappelijk bewustzijn de schrijver zou kunnen opzadelen met een dorre politieke correctheid. Dat bewustzijn zou kunnen betekenen, schreef Christiaan Weijts, ‘een hang naar veiligheid. Minder risico, gevaar. Een grotere hang naar feiten, non-fictie-elementen, in plaats van de mogelijkheden van de verbeeldingskracht voller te onderzoeken.’ Redacteur Job Lisman antwoordde dat hij ‘met angst en beven het moment tegemoet (ziet) waarop de cultural appropriation in Nederland gaat doordringen, want dat gaat veel verpesten en literaire vrijheden om zeep brengen’. Arjen van Veelen signaleerde in telegramstijl ‘terugkeer tot sociaal-realisme. Terugkeer tot pamflettisme. Dood van de zelfspot, dood van de satire. Toevlucht tot eigen lijf en leven. Angstiger, veiliger thematieken. De roman als preek. Of de roman als Idfa-documentaire. (…) Verder: ernstige verschraling van de diversiteit. Vermoedelijk stemt 95 procent van de Nederlandse schrijvers links.’
Meerdere mensen brachten de terugkeer van het moralisme ter sprake. Zoals Arnon Grunberg antwoordde: ‘Wie niets te vertellen heeft, wie geen gevoel van stijl heeft, kan zich nog altijd beroepen op de moraal. Deze mensen schreeuwen: “Ik kan niets, ik weet niets van stijl, de literaire traditie zal me een worst wezen, maar ik ben een goed mens, koop mijn boeken.”’
Er was nog een splijtzwam in de antwoorden: het oprukken van autobiografisch schrijven. Veel mensen begonnen over, dat cliché, navelstaarderij, of maakten er grapjes over. ‘Je moet als schrijver zelf een goed verhaal zijn’, antwoordde Anton Wachterprijs-winnaar Ellen de Bruin. Chef boeken bij de Volkskrant Wilma de Rek schreef: ‘De roman verliest betekenis; niet omdat er te weinig wordt gelezen, maar omdat er te veel wordt geschreven. Het enthousiasme waarmee mensen die niets te melden hebben zich op het genre storten, getuigt van een zekere minachting.’ Kees ’t Hart sprak over ‘narcisme als toevluchtsoord’, in de vorm van ‘steeds meer (auto)biografische jankboeken, ter vervanging van religie. Vader dood, of fout, moeder dood, of fout, dochter te mager, te dik, te mooi, vogels sterven, zoon aan de drank.’
Anderen zien autofictie juist als een essentieel onderdeel van deze tijd aangezien – zoals essayist Christophe Van Gerrewey opmerkt – ‘niemand nog, ook romanschrijvers niet, het aandurft voor een grote groep, laat staan voor iedereen te spreken of te schrijven’. Het draait, volgens schrijver en radiomaker Nikki Dekker, dan ook niet zozeer om ‘het particuliere, maar het ontleden van het zelf, juist in een maatschappelijke context’. Of zoals Basje Boer het verwoordde: ‘Zelf denk ik niet dat schrijvers meer met zichzelf bezig zijn dan voorheen, maar dat we ons bewuster zijn van onze eigen rol en positie ten opzichte van anderen. Ik denk dat we zelfbewuster zijn geworden, wat iets anders is dan egocentrisch.’
Over dat relationele schreef hoofdredacteur van De Nederlandse Boekengids Merlijn Olnon dat er in de literatuur een ontwikkeling gaande was van klassieke, vertellende romans naar ‘een meer fluïde en zoekende vorm die veel minder bezig is met de bevestiging en gelding van de wil van een ik en die daarentegen poreuzer is, zich veel sterker bezighoudt met identiteit, relaties en milieu – zowel in de ecologische als in de sociale en de fysieke betekenis. Deze scheiding tussen klassiek en relationeel is denk ik in belangrijke mate niet alleen generationeel, maar bovendien “gendered”.’
Meer respondenten merkten dit op. ‘Ik heb de indruk dat je voor de spannendste fictie dezer dagen bij vrouwelijke auteurs moet zijn: experimenteel, zoekend, spottend, stilistisch overdonderend’, schreef Jamal Ouariachi. Ook Volkskrant-recensent Bo van Houwelingen schreef dat ze in haar tijd als jurylid van de Libris literatuurprijs zag dat ‘het voornamelijk vrouwen waren die de meer gewaagde en experimentele boeken schreven’.
Daarmee komen we tot de lijst. Want alle enquêtes leidden tot een toplijst, we konden het niet helpen. We vroegen alle deelnemers vijf romans te noemen die zij beschouwen als de belangrijkste romans van deze eeuw. Dat adjectief ‘belangrijkste’ vulden we niet voor de respondenten in: ze mochten zelf bepalen wat hun criteria waren. Sommigen gaven aan puur hun persoonlijke favorieten te noemen, anderen kozen voor romans die wat hen betreft het meest invloedrijk waren, en weer een enkeling noemde boeken die wat hem of haar betreft ‘een dwarsdoorsnede zijn van wat de gemiddelde Nederlandse lezers consumeert’ (letterkundige Corina Koolen), en kwam zodoende uit op E.L. James’ Vijftig tinten grijs.
Natuurlijk vertekent een lijst als deze, aangezien hij door professionele lezers is samengesteld. Professionele lezers hebben ook zo hun distinctiedrift. Vandaar wellicht dat bijna niemand succesvolle – en daardoor meer mainstream – schrijvers als Tommy Wieringa of Stefan Hertmans noemde.

Tien jaar geleden deden we dit ook. Toen kwam Grunbergs Tirza op één. Van die top-21 hebben maar zeven titels zich gehandhaafd (naast Tirza ook De asielzoeker, Austerlitz, The Road, The Human Stain, De welwillenden en The Corrections); auteurs als Dave Eggers en Ian McEwan die in 2010 hoog scoorden, vielen nu helemaal weg. De nummer drie van toen, Houellebecqs Platform, haalde de lijst nu niet, maar twee van zijn nieuwere romans scoorden heel hoog. In totaal werden er 238 verschillende titels genoemd.
Wij turfden het aantal keren dat een titel werd genoemd en daar rolde een duidelijke ranglijst uit. Om de lijst te halen moest een titel uiteindelijk vijf keer genoemd worden, zo bleek. De nummer één werd zestien keer genoemd – door meer dan een vijfde van alle respondenten. Van meerdere schrijvers werden meerdere boeken genoemd, maar werd elk individueel boek te weinig genoemd om de lijst te halen. Als alle Ben Lerner-, Coetzee- of Oek de Jong-stemmers van tevoren even met elkaar hadden gecoördineerd, hadden ze glansrijk de top-21 gehaald. Wanneer twee titels evenveel stemmen kregen, gaven we voorrang aan de schrijver van wie er ook nog andere titels waren genoemd: zie het als doelsaldo. Op die manier kreeg The Human Stain van Philip Roth voorrang boven Gebrek is een groot woord van Nina Polak, omdat van Roth nog drie andere romans werden genoemd (Exit Ghost, The Plot Against America en Indignation) tegenover slechts één andere titel van Polak (We zullen niet te pletter slaan).
Voor de volledigheid: er was geen notaris bij betrokken en de lijst werd samengesteld door twee redacteuren die sinds de basisschool nooit meer echt hun best op rekenen hebben gedaan.
Onder de 81 respondenten waren er 34 vrouwen en 47 mannen. Saillant: een stuk of twintig mensen mailden terug zichzelf niet genoeg gekwalificeerd te vinden om een oordeel te vellen, omdat ze vonden dat ze niet genoeg hadden gelezen, of twijfelden aan hun overzicht van de contemporaine literatuur. In deze bescheiden groep zaten gerenommeerde schrijvers, recensenten, hoogleraren en uitgevers. Op twee na waren dit allemaal vrouwen.
Nog meer saillant: tien jaar terug haalden drie romans van vrouwen de top-21. Nu negen. Tien jaar terug werden er 123 verschillende titels genoemd, waarvan 24 van vrouwen. Van de 238 genoemde titels deze keer werden er 89 door vrouwen geschreven. Nog niet eens de helft zou je kunnen zeggen, met mineur in de stem; of je zou kunnen zeggen: bijna de helft, met een uitroepteken erachter. In vergelijking met tien jaar geleden lijkt er een literaire aardverschuiving gaande: mannen lezen vrouwen, dat allereerst. Daarnaast: vrouwen durven te zeggen dat ze vrouwen lezen. Sterker nog: vrouwen durfden top-vijfs in te leveren waarin geen man voorkwam. Op één na leverde geen man een lijstje met alleen mannen in.
In totaal werden er 31 romans van schrijvers van kleur genoemd. Dat percentage kan alleen maar groeien de komende tien jaar.
De slotvraag van de enquête was: ‘Haalt de roman als prominente kunstvorm het einde van de 21ste eeuw?’ Tien jaar geleden maakten mensen zich zorgen over de veelheid van de cultuur, over de tv-serie als concurrent van de roman. Nu antwoordden mensen eerder: ‘Hahaha. Laten we eerst maar afwachten of er dan nog mensen zijn.’ (Gustaaf Peek)
Biografe en critica Elsbeth Etty beantwoordde de vraag veel mooier: ‘Als de 21ste eeuw haar einde haalt is dat dankzij de roman.’
Aan de enquête namen deel:
Maarten Asscher, Maria Barnas, Sander Bax, Jozefien Van Beek, Persis Bekkering, Fiep van Bodegom, Basje Boer, Merijn de Boer, H.M. van den Brink, Ellen de Bruin, Peter Buwalda, Ellen Deckwitz, Nikki Dekker, Margot Dijkgraaf, Gillis Dorleijn, Femke Essink, Elsbeth Etty, Arnon Grunberg, Theo Hakkert, Laurens Ham, Kees ’t Hart, Menno Hartman, Marjolijn van Heemstra, Daan Heerma van Voss, Thomas Heerma van Voss, Kristien Hemmerechts, Joke J. Hermsen, Bo van Houwelingen, Philip Huff, Auke Hulst, Toef Jaeger, Bob Kappen, Corina Koole, Josje Kraamer, Pieter Kranenborg, Michiel Krielaars, Elik Lettinga, Thijs Lijster, Job Lisman, Maaike Meijer, Dieuwertje Mertens, Edzard Mik, Maarten Moll, Dries Muus, Nelleke Noordervliet, Joost Nijssen, Cyrille Offermans, Merlijn Olnon, Jamal Ouariachi, Gustaaf Peek, Coen Peppelenbos, Nina Polak, Jan Postma, Marja Pruis, Wilma de Rek, Jan Rock, Daniël Rovers, Jann Ruyters, Mathijs Sanders, Alfred Schaffer, Kim Schoof, Rob Schouten, Koen Schouwenburg, Xandra Schutte, Mai Spijkers, Jet Steinz, Daan Stoffelsen, Arie Storm, P.F. Thomése, Franca Treur, Judith Uyterlinde, Arjen van Veelen, Thomas de Veen, Lodewijk Verduin, Sven Vitse, Maria Vlaar, Joost de Vries, Jeroen Vullings, Niña Weijers, Christiaan Weijts en Hannah van Wieringen.
Bekijk hier de volledige lijst met 21 beste romans van de eeuw