Omdat ik mijn boeken aan het opruimen was, kwam ik ook de boeken tegen die ik al heel lang ongelezen in de kast heb staan. Geregeld pak ik ze op, bekijk ze, om opnieuw erachter te komen waarom ik ze ook weer had bewaard. Vaak word ik daarbij geholpen omdat er een knipseltje uit het boek fladdert. Deze boeken komen vooral van pas als ik écht niet meer weet wat te lezen, en eigenlijk nergens zin in heb, alleen maar uit ben op gegarandeerd verdwijnen. Zo begon ik dan toch eindelijk aan De wieg, de debuutroman van de Amerikaanse schrijver Patrick Somerville, uitgekomen in 2009. Het is aan een kleine recensie van Katja de Bruin in de VPRO-gids te danken dat ik dit boek al die jaren heb bewaard, door haar heb ik ook ooit Elena Ferrante’s De verborgen dochter ontdekt, in 2006.
De wieg, oorspronkelijk The Cradle, heeft me niet bepaald teleurgesteld, het gaat over de queeste naar inderdaad een wieg, zo letterlijk is het. Marissa is in verwachting van Matt, en ze vraagt hem de wieg waarin ze zelf als baby heeft gelegen op te sporen. Haar moeder heeft haar en haar vader al heel vroeg verlaten, met medeneming van de wieg. In feite is de zoektocht naar de wieg dus ook de zoektocht naar de moeder, van wie nooit meer iets is vernomen. Ik moest soms een beetje denken aan De passievrucht, van Karel Glastra van Loon, die ook zo’n spannende en heldere verhaalstructuur toepaste om het over álles te hebben, het leven in het algemeen en familierelaties in het bijzonder. Deze roman is net iets complexer, al was het maar omdat hij bestaat uit twee verhaallijnen.
Allereerst die van de speurtocht door Matt, die zelf ook in de steek gelaten blijkt te zijn door zijn moeder, dat wil zeggen hij is bij zijn geboorte afgestaan en heeft een lang traject van tehuizen en pleeggezinnen doorlopen. De confrontatie onderweg met tekortschietend ouderschap in vele gedaantes – De wieg heeft óók wel wat weg van de klassieke Amerikaanse road novel, waarin grote afstanden zonder aarzeling worden afgelegd en de ergste hillbillydorpen ook altijd weer de griezeligste types lijken te herbergen – brengt bij Matt pijnlijke herinneringen naar boven. Wat dat betreft pakt de zoektocht naar de graal in opdracht van zijn vrouw in feite uit als een louteringstocht voor hemzelf. Zozeer dat je je aan het eind van het boek afvraagt wie nu uit liefde voor wie op pad ging. Matt, uit wiens perspectief dit verhaal grotendeels wordt verteld, is een aangrijpend personage, een overlever die zichzelf heeft geleerd te vergeten en te vergeven. Zo wordt de manier waarop hij zijn geheugen heeft gereinigd heel precies en bijna fysiek beschreven.
Parallel aan zijn geschiedenis loopt een heel ander verhaal: dat van een moeder, een schrijfster, die zich zorgen maakt over haar zoon die als vrijwillig militair tekent voor de oorlog in Irak. ‘Dit was de week waarin hij zou verdwijnen en zou veranderen in een gedachte. Dat klonk onmogelijk en toch was het absoluut waar.’ Natuurlijk komen de verhalen bij elkaar, maar op een onverwachte manier. De wieg is een magische, verdrietige roman over angst en liefde, maar ook een wreed boek over ouderschap. Somerville blijkt hierna ook nog wel het een en ander te hebben geschreven, en zich te hebben toegelegd op het betere tv-seriewerk, zoals The Leftovers, dat verbaast me niets.
De sinistere sfeer van De wieg maakte dat ik voor het slapen gaan af en toe mijn toevlucht nam tot iets ‘luchtigers’, al bleek het thematisch nauw verwant. In Weet ik veel: Belevenissen van een pleegmoeder schrijft Mirjam Oldenhave, gelauwerd kinderboekenschrijver, over de van oorsprong Ghanese zevenjarige Esi die bij haar en haar man Job, en hun hond Ollie, in huis komt als pleegkind. Het is een vorm van noodopvang die zij al aan vele kinderen hebben verleend, maar Esi is wel een héél speciale. Ik had niet zo gauw gedacht een boek als dit te willen lezen, maar ik was vanaf de eerste bladzijde verkocht. Oldenhave schrijft heel aanstekelijk, beeldend en grappig, en ja, ontroerend. In korte scènes laat ze op een concrete, dagelijkse manier zien langs welke afgronden je als opvoeder/verzorger/ouder scheert. Esi groeit uit tot een volkomen voorstelbaar kind, met al haar onhebbelijkheden, grappen, eigenaardigheden. En met haar ‘gehavende hartje’. Net als De wieg is Weet ik veel een getuigenis van nauw bedwongen ongeluk, van liefde en angst.