
‘Literatuur behoeft noodzaak’, vertelde mijn leraar Nederlands ooit op de middelbare school. De man had een punt. Als je niets te vertellen hebt, kun je ook geen mooi boek schrijven. Hetzelfde geldt voor de cinema. Goede films bestaan alleen bij menselijk drama.
Op 30 januari draait als opening van het Human Rights Watch Film Festival Abounaddara Shorts, een aantal korte films over de oorlog in Syrië van het collectief Abounaddara. Abounaddara betekent ‘man met de bril’ en verwijst naar een satirisch tijdschrift uit de negentiende eeuw dat de Britse koloniale overheersers en lokale machthebbers belachelijk maakte. Het was het eerste tijdschrift dat gebruik maakte van cartoons om de spot te drijven met de autoriteiten. Volgens inmiddels welbekende traditie werd het tijdschrift verboden en de maker verbannen.
Het Syrische filmcollectief Abounaddara werd opgericht in 2010 en was al voor de revolutie actief. Het bestond uit een groep filmmakers die op vrijwillige basis korte filmpjes maakten over het leven van alledag. Het project was een protest tegen de beeldvorming in de westerse media, die Syrië alleen maar zagen als een religieus kruitvat of een politiek struikelblok voor vrede in het Midden-Oosten.
Abounaddara bracht het leven van gewone Syriërs in beeld. De opnamen bestonden vaak uit bij elkaar geraapte of spontaan geschoten beelden, zoals een kort filmpje van een schoolplein waar leerlingen in uniform op nazi-achtige wijze trouw zweren aan de Grote Leider, of gewoon kinderen in de rij, wachtend op brood. Veel aandacht kregen ze niet voor hun werk, want wie is er nou geïnteresseerd in het leven van gewone Syriërs?
Dat veranderde allemaal toen in maart 2011 protesten uitbraken tegen het regime van president Assad. Deze demonstraties werden met veel geweld door leger en veiligheidsdiensten onderdrukt. Bij gebrek aan onafhankelijke berichtgeving uit het land waren Arabische en westerse televisiezenders voor een groot deel afhankelijk van Syrische burgerjournalisten die gewapend met de camera van hun mobiele telefoon schokkerige opnamen maakten en die op internet plaatsten. Internet bood ongekende mogelijkheden. Op sociale media ontstonden allerlei nieuwsnetwerken die met de hulp van burgerjournalisten verslag deden van de laatste ontwikkelingen in het land. Elke stad, elk dorp, elke wijk had op een gegeven moment wel een eigen Facebook-pagina. In het kielzog van deze ooggetuigenjournalistiek ontstonden talloze filmprojecten die via internet verspreid werden. Je kreeg haast het idee dat de ene helft van de bevolking met niets anders bezig was dan met het proberen de andere helft op beeld te krijgen.
Vrijwel directna het uitbreken van de revolutie begon ook Abounaddara met het plaatsen van korte filmpjes op internet, op hun Facebook-pagina en het videokanaal Vimeo. Dat gebeurde gewoonlijk elke vrijdag, de officiële dag van de nationale protesten tegen het regime.
Voor hun eigen veiligheid zijn de makers tot op heden anoniem, aangezien de meesten van hen nog steeds in Syrië wonen. De mediawoordvoerder van Abounaddara bevindt zich wel in Europa, maar zelfs hij wilde in dit stuk liever niet bij naam genoemd worden om zijn vrienden in Syrië niet in gevaar te brengen. ‘Wij steunen het verlangen van het Syrische volk naar vrijheid’, legt hij uit tijdens een Skype-interview. ‘En hoe kunnen wij filmmakers dat beter doen dan door films te maken die deze strijd op een nobele manier in beeld brengen?’
Het voornaamste doel was om een ander beeld te geven van de Syrische revolutie dan het beeld dat in de westerse media werd voorgeschoteld en dat zich vooral concentreerde op de militaire strijd. Abounaddara wilde laten zien wat voor effect de oorlog had op gewone mensen. De films bestaan voornamelijk uit korte interviews over persoonlijke ervaringen, dilemma’s en gevoelens. Hun verdriet, hun onmacht en hun wraak.
De films laten het contrast zien tussen het dagelijks leven en de oorlog die het omringt. Een vrouw die droomt van haar haren in de wind, terwijl om haar heen de vluchtelingen uit gebombardeerde wijken rondzwerven op straat. Of een kind dat vlak na een bomaanslag in een poel van modder en bloed wat pruimen wast.
‘Het was ons doel om op een waardige en passende manier de mensen in beeld te brengen’, stelt de woordvoerder. ‘In onze films zul je dan ook geen geweld zien zoals in de westerse media, geen doden, geen gewonden, geen verminkte lichamen van slachtoffers. We laten de mensen uitgebreid aan het woord. In tegenstelling tot die journalisten die zomaar een huis binnenstormen en een serie provocerende en stompzinnige vragen afvuren, tak-tak-tak, vervolgens wat beelden knippen en monteren naar eigen goeddunken, alleen maar om snel geld te verdienen.’
Terwijl het geweld in Syrië verder escaleerde, ontpopten meer burgerjournalisten zich tot professionele documentairemakers. Zij verwerkten zelf geschoten materiaal tot films over het land in oorlog. Gemene deler in zowel de Syrische als buitenlandse productie was het zo rauw mogelijk in beeld brengen van geweld en menselijk lijden, iets wat Abounaddara ziet als een inbreuk op de waardigheid van de mens. In Return to Homs volgt een Syrische regisseur bijvoorbeeld de opstandeling Abdel Baset Sarout tegen de achtergrond van zijn totaal verwoeste geboortestad. De spannende film werd internationaal bejubeld, maar je kunt je afvragen of de film de oorlog niet heroïseert.
Bij de overvloed van beelden uit Syrië werd ook de objectiviteit een steeds groter probleem. Zowel voor- als tegenstanders van het regime zetten hun beeldmateriaal in als propagandamiddel. Activisten om de misdaden van het regime aan de kaak te stellen, het regime om aan te tonen dat de oppositie bestond uit door het buitenland aangestuurde terroristen. Beide partijen schuwden niet om daarbij gebruik te maken van gefingeerde beelden, verzonnen bekentenissen en uiteraard het computerprogramma Photoshop. Soms plaatsten beide partijen dezelfde beelden op internet in een poging misdaden in elkanders schoenen te schuiven.
absoluut dieptepunt was wel het filmpje Hero Boy waarin een Syrisch jongetje onder geweervuur van regeringssoldaten een meisje wist te redden. De film werd op sociale media miljoenen keren gedeeld. Later bracht een Noorse regisseur naar buiten dat hij alles in scène had gezet met het doel het echt te laten lijken. Het gevolg was dat niemand de beelden die uit Syrië kwamen nog echt kon vertrouwen.
Om de objectiviteit van hun films te waarborgen neemt Abounaddara een onpartijdige positie in. De films zijn zo veel mogelijk ontdaan van context en geanonimiseerd. De geïnterviewden dragen geen politieke of ideologische boodschap uit, maar geven de kijker de ruimte om aan de hand van hun getuigenissen zelf te oordelen. ‘Wij steunen geen politieke partij of gewapende groep’, zegt de woordvoerder. ‘Wij leveren juist kritiek op alle partijen in de revolutie: het regime, Isis, de rebellen.’
Een van de films van Abounaddara is The Unknown Soldier, waarin een man met afschuw vertelt hoe hij een krijgsgevangen soldaat de keel doorsnijdt. De woordvoerder: ‘Deze film maakten wij in de tijd dat iedereen het Vrije Syrische Leger nog op handen droeg.’ Dat wil niet zeggen dat de groep geen uitgesproken politieke boodschap heeft. Integendeel. Al na een paar filmpjes is duidelijk uit welke maatschappijkritische hoek de wind waait. Aan het woord komen gedesillusioneerde rebellen, burgers die kritisch zijn over IS, vrouwen die streven naar emancipatie (en strijden tegen de werkelijke onderdrukking), en mannen die twijfelen aan het bestaan van God. De laatste posts op de Facebook-pagina van Abounaddara zijn steunbetuigingen aan de vermoorde cartoonisten van het tijdschrift Charlie Hebdo. Kortom: Syriërs met de idealen die in het Westen zo goed in de smaak vallen.
Zodanig in de smaak zelfs dat een aantal van deze films werd uitgekozen voor internationale filmfestivals en uitgezonden op westerse televisiezenders. Tijdens het Sundance Festival van 2014 ontving het collectief Abounaddara voor een aantal films de prijs voor beste korte film en deze maand volgde de nominatie voor de Human Rights Tulip Prize.
De oorlog in Syrië gaat ondertussen het vierde jaar in, en het einde is nog lang niet in zicht. Hoe verschrikkelijk de situatie op de grond ook is, het conflict heeft wel de noodzaak gecreëerd voor de productie van een serie indringende films over de impact van oorlog en geweld, waaronder Abounaddara Shorts.
De films van Abounaddara zijn absoluut de moeite waard om naar te kijken. Niet omdat ze informatief zijn, of indrukwekkende beelden laten zien van een land in oorlog, maar omdat ze mensen aan het woord laten die ook daadwerkelijk iets te vertellen hebben. En daar gaat het bij een goede film uiteindelijk om.
Human Rights Watch Film Festival, 30 januari t/m 1 februari, De Balie, Amsterdam; ff.hrw.org
Beeld: Zeina, 2014, 55 seconden. Uit Abounaddara Shorts (Human Rights Watch).