TEL AVIV — De allerberoemdste regisseur had het niet beter gekund. Het was werkelijk een perfecte show. Televisiekijkers uit de hele wereld zagen hoe heldhaftige Israëlische soldaten de strijd aanbonden met fanatieke joodse kolonisten. Close-ups van vertrokken gezichten, een soldaat op een brancard, een wanhopig schreeuwende jonge vrouw, huilende kinderen, jonge mannen die woest naar voren stormen, mensen die massaal met elkaar vechten. Dit is duidelijk een veldslag op leven en dood.

Er kan geen twijfel over bestaan dat Ariel Sharon, de premier van Israël, een heldhaftige strijd voert tegen de kolonisten en zijn belofte nakomt om «illegale» buitenposten van joodse nederzettingen in de Palestijnse gebieden te verwijderen, zelfs als het gaat om «bewoonde» nederzettingen. De oude vechtjas staat weer eens tegenover een geduchte vijand en knippert zelfs niet met z’n ogen.

De conclusie spreekt vanzelf, in Israël en in de hele wereld: als er al zo’n verschrikkelijke veldslag plaatsvindt om een piepkleine buitenpost waar nauwelijks meer dan een tiental mensen woont, hoe zou je dan van Sharon kunnen verwachten dat hij negentig buitenposten verwijdert, zoals beloofd wordt in de Routekaart? Als het er al zo hevig toegaat om een paar tenten en een stenen gebouwtje te verwijderen, hoe zou men er dan zelfs maar over kunnen dromen echte nederzettingen te ontruimen, waar tientallen, honderden of zelfs duizenden gezinnen wonen?

Het kan niet anders of dit heeft grote indruk gemaakt op president George Bush en het Amerikaanse volk. Jammer dat ik er helemaal niet van onder de indruk ben. Ik moest er alleen maar om lachen.

De laatste jaren heb ik tientallen confrontaties met het leger meegemaakt. Ik weet hoe die er werkelijk uitzien. Het Israëlische leger heeft in de loop van de tijd in de bezette gebieden duizenden Palestijnse huizen met de grond gelijk gemaakt. Dat gaat zo: vroeg in de morgen omsingelen honderden soldaten een stuk land. Vervolgens komen de tanks en de bulldozers, en dan begint het. Als de bewoners uit wanhoop tegenstand bieden, slaan de soldaten ze met hun knuppels, gooien traangasgranaten, schieten rubberen kogels met een metalen kern of, als de tegenstand sterker is, schieten met scherp. Oude mensen worden op de grond gegooid, vrouwen worden weggesleept, jonge mensen worden geboeid en tegen de muur geduwd. In een paar minuten is het allemaal voorbij.

Ach, zeggen ze in Israël, dat doen ze met Arabieren. Dat doen ze niet met joden. Helemaal fout. Ze doen dat wel degelijk ook met joden. Ik ben tot nu toe vijf keer aangevallen met traangas. Eén keer ging het om een speciaal gas en enige ogenblikken lang was ik bang dat ik zou stikken.

Tijdens een van de blokkades van Ramallah besloten we voedsel te gaan brengen aan de door het Israëlische leger belegerde Palestijnse stad. We waren met drieduizend Israëlische vredesactivisten, joden en Arabieren. Bij een controlepost ten noorden van Jeruzalem hield een rij soldaten en politiemensen ons tegen. Er werd van beide kanten gescholden en geschreeuwd. Plotseling werden we overgoten met bussen traangas. In paniek vluchtten de duizenden activisten weg, hoestend en kokhalzend, sommigen werden onder de voet gelopen; een van ons, een 82 jaar oude jood uit een kibboets, raakte gewond.

Ik heb demonstraties gezien waar rubberen kogels met een metalen kern werden afgeschoten op Israëlische burgers (meestal ging het om Arabieren). Een keer maakte ik mee hoe de klaslokalen van een school in het Arabische dorp Oem-al-Fahem in Israël vergeven waren van het traangas.

Als het leger de buitenpost Mitzpe Yitzhar werkelijk snel en effectief had willen ontruimen, had het traangas gebruikt. Dan had het allemaal niet langer dan een paar minuten geduurd. Maar dan waren er ook geen dramatische beelden op de televisie te zien geweest, en George W. zou zijn vriend Ariel hebben gevraagd: «Hé zeg, waarom kun je al die voorposten niet in een week opruimen?»

Met andere woorden, dit was een uitstekend geproduceerde vertoning voor de televisie.

Een paar dagen eerder hadden de leiders van de kolonisten een ontmoeting met Ariel Sharon. Toen ze vertrokken waren er televisiecamera’s. De kolonisten lieten zware dreigementen horen, maar iedereen die deze mensen kent en naar hun gezichten op de televisie keek kon zien dat er geen sprake was van zware emoties. Natuurlijk, de «Yesha-rabbijnen» (Yesha is kolonistentaal voor de Westelijke Jordaanoever), een groep bebaarde politici, riepen de soldaten op de bevelen niet te gehoorzamen en vroegen de Heer en de Messias om te hulp te komen als er ontruimingen zouden plaatsvinden. Maar de ware passie ontbrak.

Waarom? Omdat ze stuk voor stuk wisten dat alles van tevoren was afgesproken. De legerleiding en de leiders van de kolonisten, die al zolang strijdmakkers en partners zijn, hadden samen besloten wat er zou gaan gebeuren en, nog veel belangrijker, wat er niet zou gebeuren: geen plotselinge aanval, geen pogingen om te verhinderen dat duizenden jongeren al bij voorbaat ter plekke zouden zijn, geen gebruik van knuppels, waterkanonnen, traangas, rubberen kogels of andere wapens, het zou allemaal met blote handen gebeuren. De soldaten zouden geen helmen dragen en niet worden uitgerust met schilden. De kolonisten zouden schreeuwen en duwen, maar de soldaten niet serieus raken. De hele opvoering zou minder gewelddadig zijn dan het gewone bakkeleien van Engelse voetbalhooligans, maar op tv zou het er uitzien als een wanhopige titanenstrijd.

Ariel Sharon heeft enige ervaring met deze manier van optreden. Twintig jaar geleden regisseerde hij een soortgelijke show toen hij na het vredesverdrag tussen Israël en Egypte van minister-president Menachem Begin opdracht kreeg het dorp Yamit in het noorden van het Sinaï-schiereiland te ontruimen. Op dat moment was Sharon minister van Defensie. En wie was een van de leiders van de dramatische tegenstand? Tsachi Hanegbi, die nu als minister verantwoordelijk is voor de Israëlische politie.

Alle geledingen van het Israëlische establishment hebben vorige week samengewerkt in deze grote vertoning. De media besteedden veel uren aan de «veldslag». Tientallen kolonisten werden uitgenodigd om naar de studio’s te komen en eindeloos te redeneren — voor zover ik heb gezien kwam er niemand van de actieve vredesbeweging aan het woord.

Ook de rechtbanken vervulden hun taak: het handjevol kolonisten dat was gearresteerd vanwege gewelddadig verzet, werd na een of twee dagen in de cel weer vrijgelaten. De rechters, die nooit enige barmhartigheid aan de dag leggen als er Arabieren voor ze staan, behandelden de fanatieke kolonisten als zonen die een incidentele misstap hebben begaan.

De hele komedie zou grappig zijn geweest als het niet om een ernstig probleem ging. Zo’n «buitenpost» ziet er op het eerste gezicht uit als een onschuldige verzameling caravans op een door God en iedereen verlaten heuvel, maar zo onschuldig is hij niet. Hij is een symptoom van een kankerachtige groei. Niet voor niets riep Ariel Sharon — precies dezelfde Sharon — jaren geleden de kolonisten op alle heuvels van «Judea en Samaria» te bezetten.

De ziekte ontwikkelt zich zo: een groepje rouwdouwers bezet de top van een heuvel, een paar mijl van een bestaande nederzetting, en zet daar een caravan neer. Na korte tijd bestaat de «buitenpost» uit een aantal caravans. Een generator en een watertoren worden aangevoerd. Vrouwen met baby’s duiken op. Er wordt een hek gebouwd. Het leger stuurt eenheden om ze te verdedigen. Vanwege veiligheidsredenen mogen Palestijnen niet meer in de buurt komen, zodat ze niet kunnen spionneren en een aanval voorbereiden. De veiligheidszone wordt groter en groter. De inwoners van de Palestijnse dorpen in de buurt kunnen sommige van hun velden en boomgaarden niet meer bereiken. Als een van hen het toch probeert, kan hij worden neergeschoten. Elke kolonist heeft een wapen, en hij heeft niets te vrezen van de wet als hij dat gebruikt tegen een verdachte Arabier. Alle Arabieren zijn vanzelfsprekend verdacht.

Toevallig heb ik enige ervaring met Mitzpe Yitzhar, de buitenpost die vorige week centraal stond in de televisieshow. Een paar maanden geleden werden we door de bewoners van het Palestijnse dorp Habala te hulp geroepen om hun olijven te plukken in een boomgaard vlakbij de buitenpost. Toen de plukkers in de buurt van de buitenpost kwamen begonnen de kolonisten te schieten. Een Israëli in onze groep werd gewond toen een kogel een rotsblok bij zijn voet raakte.

De «illegale» buitenposten zijn in feite op een systematische manier en met hulp van het leger gevestigd. Als verschillende buitenposten in een bepaald gebied worden gevestigd, verstikken ze de Palestijnse dorpen die ertussenin liggen. Het leven van de Palestijnse bewoners wordt een hel. De kolonisten en de officieren hopen dat ze het tenslotte op zullen geven en er vandoor gaan.

Zal Sharon werkelijk tientallen nederzettingen ontruimen? Dat hangt vanzelfsprekend af van zijn vriend George W. Als er een hoedna (akkoord) tussen de Palestijnse Autoriteit en Hamas tot stand komt, zou het kunnen gebeuren dat Bush serieus druk uitoefent op Sharon. Toen ik vorige week Yasser Arafat bezocht, leek hij voorzichtig optimistisch. Maar hij zei ook dat er niet meer dan vier maanden over waren om vooruitgang te boeken. Vanaf november 2003 zal de Amerikaanse president het te druk hebben met zijn herverkiezing.

Dat betekent dat Sharon nog maar een paar van dit soort shows voor de televisie hoeft te produceren, en dan kunnen hij en de kolonisten weer rustig adem halen.

Vertaling: Max Arian