Op het Franse eiland Guadaloupe in de Cariben praten twee jonge mannen over hun leven. Silex en Josua, zo heten de jongens, concluderen dat zij het laagste van het laagste zijn. Zij hebben daarom al lang geleden hun toevlucht genomen tot stelen. Daar zijn zij im mers goed in. En het blijkt ook nog lonend. Werkend voor een witte gangster kunnen zij hippe kleding, eten, blowen en een motor fiets bekostigen. Toch kunnen ze niet ontsnappen aan het harde leven in het getto, aan de andere kant van de werkelijkheid op het eiland dat een vakantieparadijs is voor rijke westerlingen. De kruimeldieven zitten ook op een andere manier gevangen: zij zijn af stammelingen van slaven uit Afrika.
Nèg Maron, het mooie, ener gieke debuut van Jean-Claude Flamand, vertelt zoals veel films op het festival Africa in the Picture het verhaal van de fysieke én mentale dekolonisatie. In de beste werken is het thema onderhuids aanwezig, in de slechtste ligt het er dik bovenop. Van beide soorten films draaien er genoeg tijdens het festival. Het thema dit jaar is «Celebrating Difference». Niet alleen films uit Afrika komen aan bod, ook werken die zijn voortgekomen uit de Afrikaanse diaspora zijn te zien. Dit betekent: meer dan dertig speel films, korte films en documentaires uit Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Suriname en het Caribisch gebied. Nieuw dit jaar zijn tevens gratis openluchtvoorstellingen in verschillende Amsterdamse stadsdelen. Dit is een buitengewoon leuk initiatief. In Afrika zijn films die «openlucht» te zien zijn, bijvoorbeeld in drive-ins, be paald geen uitzondering. Naast de voorstellingen zullen er veel de batten plaatsvinden over themas rond film, politiek en cultuur.
Een van de openluchtvoorstellingen is Nèg Maron. De vorm van deze film is opvallend vrolijk, met heldere kleuren en mooie, creoolse hiphopmuziek. Qua inhoud heeft het werk meer weg van de ma gistrale Braziliaanse misdaadfilm Cidade del Deus (2002) van Fernando Meireilles of de Jimmy Clift-cultfilm The Harder They Come (1976), waarin de socio-economische problemen van Jamaica een ondertoon vormen. In deze films gaat het om het overleven aan de zelfkant, waar jonge mensen geen andere vooruitzichten hebben dan een leven van misdaad.
In Nèg Maron hebben zij wel een keuze: wegrotten aan de andere kant of een zekere mate van eer terugwinnen door politiek bewust te worden en zodoende een positieve bijdrage te leveren aan de burgerlijke maatschappij. Josua en Silex reageren verschillend op deze uitdaging. De «vijand» op het eiland wordt gevormd door ge zichtsloze bedrijven die woonbuurten willen transformeren tot winkelcentra. De suggestie is dat de opdrachtgever van de jongens, de Fransman Marcus, verbonden is aan deze bedrijven. Als hij wordt vermoord, valt de verdenking snel op Josua en Silex. Tijdens hun vlucht wordt hun vriendschap op de proef gesteld. Vriendschap en verraad blijken dan hand in hand te gaan. Is verlossing en vrijheid mogelijk? Josua heeft geen idee van het gewicht van zijn woorden als hij bijna terloops zegt: «Vrij zijn, betekent geen ketenen in je hoofd.»
De keten als symbool van koloniale onderdrukking is treffend aanwezig in de korte film Fama: une héroine sans gloire van Dalila Ennadre, waarin het levensverhaal van de Marokkaanse vrijheidsstrijder Fama centraal staat. Lopend in een donkere kerker vertelt de oude Fama, met hoofddoek, waar de strijders voor de Marokkaanse onafhankelijkheid gevangen hebben gezeten. Ze wijst naar ketenen aan de muur. De scène is een hoogtepunt in een anderszins saaie en conservatief gemaakte documentaire. Vooral storend is de wijze waarop de maakster haar onderwerp kritiekloos en adorerend volgt. Zo komt de kijker weinig te weten over de werkelijke motieven van de oude vrouw. Sterker, hij komt niets te weten over de jonge Fama, waar het juist allemaal om gaat.
Een ander verhaal over de «andere kant» is de verrassende Zuid-Afrikaanse film U-Carmen eKhayelitsha, waarmee de Britse regisseur Mark Dornford-May eerder dit jaar de Gouden Beer won op het festival van Berlijn. De titel zegt het al: Carmen in Khaye lit s ha, waarbij Carmen inderdaad de opera van Georges Bizet is en Khayelitsha een township bij Kaapstad. De grote kracht van de film is de wijze waarop de acteurs zingen alsof opera iedere dag klinkt in de vieze straten van Khayelitsha, waar normaal gesproken meer bloed vloeit dan prachtige noten.
Het begin van de film is puur cinema: Dornford-May laat op fragmentarische wijze alledaagse scènes uit de township zien, alsof de inwoners leden van een zich inspelend orkest zijn. Dan, op komst van de fabuleuze Pauline Malefane als Carmen: een krach tige, zoete stem, ogen vol vuur, het lichaam overladen met ritme. Zij verpersoonlijkt vermenging van Afrika en Europa, een soort multiculturalisme dat in de vorm van deze film een triomf is. U-Carmen eKhayelitsha barst van de energie, ondanks de donkere thematiek. Ironisch genoeg is het idee van de dood of de vrijheid, dat centraal staat bij Bizet, typisch Zuid-Afrikaans.
Net als Nèg Maron is U-Carmen eKhayelitsha gemaakt in een inheemse taal, de lingua franca van de andere kant, de taal van de straat. De Carmen-film van Dornford-May is een hit in Europa, in elk geval in Berlijn. Hij heeft plannen om met dezelfde groep spelers een Jezus-film in het Xhosa te maken, gesitueerd in het Zuid-Afrika van de jaren zeventig. Dit zijn tekenen dat de Zuid-Afrikaanse cinema in beweging is. Een ander Zuid-Afrikaans werk, Tsotsi, gebaseerd op een roman van Athol Fugard, heeft in augustus de grote publieksprijs gewonnen op het festival van Edinburgh. Nu nog, zo fluistert men almaar luider, de Oscars.
Africa in the Picture
van 7 tot 11 september op diverse locaties in Amsterdam
U-Carmen eKhayelitsha is te zien op het festival, daarna in het hele land