Zeer geachte mevrouw Fallaci,
Allereerst doet het mij als trouw lezer van uw werk deugd dat u na zo lang zwijgen eindelijk weer uw stem verheft. U moet weten: ook in onze grijze noordelijke contreien aan de zompige delta van de Rijn wordt uw werk in brede kring gekoesterd. Uw vele interviews met de groten der aarde, zoals met ayatollah Khomeini in zijn Parijse ballingschap (toen u plotseling uw chador wegtrok), of met Henry Kissinger (die zei dat zijn interview met u «de grootste fout van mijn leven» was geweest), staan ook hier in de collectieve herinnering van een hele generatie gegrift, zoals ook uw oorlogsreportages uit alle brandhaarden van de wereld, van Vietnam tot Afrika, en uw vele boeken, zoals Een man over de Griekse verzetsheld tegen het kolonelsregime met wie u ook trouwde en uw roman Insjallah, over de oorlog in Beiroet.
Uw flamboyantie, uw messcherpe Latijnse felheid, uw stomende engagement, was hier in het koude, gemelijke noorden een welkome exotische afwisseling. Ons vissenbloed ging er sneller van stromen, wij raakten door u bezield, uw niets ontziende pathos greep ons bij de strot als een wurgmoordenaar in de nacht. Wij waren hopeloos aan u verslingerd. U was de madonna van onze eigen kleine protestantse bevrijdingstheologie, een heilige in het pan theon van de linkse kerk, zoals die in de jaren zestig ook hier ontstond. U was begaan met de ganse wereld, solidair met de verdrukten en in permanente strijd tegen de machten die de volkeren wilden knevelen. U confronteerde de slagers van deze planeet zoals de Argentijnse admiraal Galtieri met de fotos van de lijken die zij achterlieten en het verdriet van de nabestaanden. U durfde alles, en daar zijn wij Nederlanders, godvrezende calvinisten (zelfs als we katholiek zijn), als altijd doordrongen van onze kleinheid in het oog van een altijd vertoornde schepper, ook niet goed meer in sinds we zijn gestopt met het afschuimen van de wereldzeeën.
Eigenlijk was het al bijna twintig jaar stil geworden om u. Men wist: u was naar Amerika geëmigreerd, u wilde niet langer leven in uw geliefde Italië dat u zag uitgevent aan een politieke maffia die dwars door alle partijen liep. U haatte het boerse provincialisme van de noordelijke separatisten even erg als de neofascistische onderstromen van Berlusconis Forza Italia, en gaf voorkeur aan de vrijheid van de Nieuwe Wereld. Net als uw grote landgenoten Garibaldi en Mazzini voor u, toog u in ballingschap.
U bent inmiddels 72 en, zoals u schrijft, getroffen door een zware ziekte. U zweeg al die jaren om in kloosterlijke stilte te schrijven aan uw Grote Roman, naar welke wij nog altijd reikhalzend uitzien. Het was daarom extra verheugend dat u na al die jaren toch weer een boek had doen verschijnen. De publicatie van De woede en de trots vond in Nederland pas deze week plaats. Het veroorzaakte vooralsnog geen lemmingachtige run op de kiosken, zoals in Italië, maar ongetwijfeld zal het net als uw voorgaande boeken ook hier massaal worden gelezen. Dankzij uw Nederlandse uitgever Bert Bakker had ik het voorrecht uw manuscript reeds voor publicatie te mogen lezen, en ik kan u verzekeren dat ik daar het is inmiddels twee dagen geleden gretig gebruik van heb gemaakt. Ik las De woede en de trots in een paar uur uit. Want schrijven dat kunt u nog steeds. Uw boek is een mokerslag, u trekt de lezer mee in een ware maalstroom, een stream of consciousness, en het is onmogelijk zich daaraan te onttrekken totdat de diepste bodem is bereikt.
Tal van passages resoneren na lezing nog uren in het hoofd. De lezer blijft groggy achter, als een bokser geveld in de ring. Nog steeds weet u uw publiek mee te nemen op de vleugels van uw temperament, uw stijl is nog steeds even hardhandig en onversneden als in uw jonge wilde jaren. Het duurt een hele tijd voordat de lezer daar enigszins van is hersteld. Dan dringt zich de vraag op: wat heb ik toch in godsnaam zitten lezen? Vertwijfeld sloeg ik het manuscript weer open en liet ik mijn ogen glijden over de aantekeningen die ik in grote haast in de kantlijn had gekrabbeld, de met grote cirkels omlijnde alineas en passages. Pas toen won de walging het van het ongeloof. Want uw boek, het spijt me dat ik dit zeggen moet, is een poel van haat, verstikkend, dofmakend, gespeend van iedere rede, een dit waag ik niet te betwijfelen zeer gevaarlijk boek.
Persoonlijk viel ik het zwaarst over een passage op pagina 106 van de Nederlandse uitgave van uw boek. Daarin beschrijft u de grote emigratiestromen vanuit Albanië en Noord-Afrika naar Italië als een door Bin Laden georganiseerde invasie, een herhaling van de Berberse verovering van Zuid-Italië en het Iberisch Schiereiland rond het jaar 700. «Ik geloof niet in een natuurlijk, spontaan, onschuldig fenomeen. Deze gastarbeiders zijn te slim, te georganiseerd. Bovendien maken ze veel kinderen. De Italianen maken geen babys meer, de stommelingen. De andere Europeanen ongeveer net zo. De zonen van Allah daarentegen planten zich voort als konijnen.» In de oorspronkelijke uitgave schrijft u «als ratten», maar dat vond uw Nederlandse uitgever waarschijnlijk niet al te political correct, vandaar die konijnen, toch een aaibaarder soort knaagdier. Niettemin doet uw beeldspraak mij hier nog het meeste denken aan de nazi-propagandafilm De eeuwige jood, waarmee Europa indertijd moest worden doordrongen van het «semitische gevaar». Ook dat andere, in een emotionele opwelling geschreven traktaat, Mein Kampf van A. Hitler, bevat dergelijke sociobiologische metafysica.
Ja, zult u zeggen, maar ik heb mijn boek toch juist geschreven als waarschuwing tegen een nieuwe vorm van fascisme, het reli-terrorisme van Osama bin Laden, die u in uw boek «een leerling van Hitler» noemt? En zeker, in woord en daad toont de dr. No van Tora Bora zich een tovenaarsleerling van de grootste jodenhater ooit. Overal waar zijn demonische netwerk actief is, vergeet men nooit het joodse volksdeel, of men nu Israëlisch is of anders. De hand van Bin Laden zit vermoedelijk achter de bommen op joodse doelen in Buenos Aires, in Tunesië, en als men de bloeddoorlopen anti-joodse retoriek van de hogepriester van de jihad aanhoort, beseft men terdege dat de tonnen nazi-propaganda die voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog over de Arabische wereld zijn uitgestort hun uitwerking zeker niet hebben gemist.
Bovendien wijst alles erop dat Bin Ladens netwerk nauwe banden koestert met de krachten die zich in Zuid-Amerika hebben gericht op de opbouw van het Vierde Rijk. Als corre spondente met jarenlange ervaring in Latijns-Amerika weet u als geen ander hoe de nazis tische beweging zich op dat continent heeft gehergroepeerd en de strijd nog altijd niet heeft opgegeven. De haat in de Arabische wereld tegen Israël wordt door deze krachten ongetwijfeld gezien als een groeimarkt voor het antisemitisme van de oude stempel.
Natuurlijk moet de vrije wereld er alles aan doen om dit monsterverbond van onmenselijk fanatisme te bestrijden. Maar dan zonder de schuimbekkende woede tegen alles wat met de islam te maken heeft. Wie zich van zulke metafysica bedient, plaatst zich volgens mij buiten de orde van de beschaving, bedrijft literair terrorisme.
U schrijft over de behoefte aan een nieuwe Reconquista. Net zoals de katholieke koningen Isabella en Ferdinand aan het eind van de vijftiende eeuw deden, moet Zuid-Europa weer worden bevrijd van de oprukkende Moorse horden. Maar realiseert u zich wel met wat voor explosief historisch vergelijkingsmateriaal u hier worstelt? Direct na de Reconquista ging de heilige inquisitie niet alleen over tot de eliminatie van de hoogstaande Moors-Arabische cultuur, ook het joodse volksdeel, dat al die eeuwen harmonische betrekkingen met het islamitische volksdeel had gekoesterd, kon op gezag van de heilige inquisitie kiezen tussen gedwongen bekering, de brandstapel of emigratie.
Die Reconquista luidde eeuwen van systematische jodenvervolging in, en na grootinquisiteur Torquemada waren het de nazis die zich ijverig van deze religieuze plicht kweten. Het zijn kortom niet de schoonste krachten in Europa die u probeert wakker te roepen in uw kruistocht tegen de mensen die decennia lang jaar in jaar uit de wcs van Europeanen hebben geboend en hun pizzas hebben gebakken. U begint een kruistocht tegen mensen die helemaal niets te maken hebben met Osama bin Laden, anders dan dat zij bidden tot dezelfde god (maar dat is toch helemaal geen misdaad!).
Tien jaar geleden werd Nederland opgeschrikt door een boek genaamd De ondergang van Nederland. Het boek, geschreven door een spookauteur genaamd Mohamed Rasoel, behelsde dezelfde boodschap als De woede en de trots. Nederland moest zich wapenen tegen het oprukkende moslimgevaar. De toon echter, dat kan ik u verzekeren, was aanzienlijk voorzichtiger en tastender en ook erudieter dan uw haatgeschrift. Net als u schreef Rasoel dat de Nederlanders dom waren om het gevaar van een overname door de moslims niet te onderkennen. «Hoe kan een volk dat in zijn denken zo vergevorderd is tegelijk zo naïef zijn?» schreef Rasoel.
«Of andersom: hoe kan een volk dat even slim is als de drugsbaronnen van Colombia of de meesterbreinen van de maffia toch zo dom zijn om voorbij te gaan aan de vele levens die ze te gronde richten? Het antwoord is simpel: we ontwikkelen immers onze hersenen alleen op die terreinen waar we ze in trainen. Het verhaal van de Nederlanders is eenvoudig het verhaal van een volk dat zo lang in een keurig opgeruimde maatschappij heeft geleefd en zijn goedaardigheid zo ver heeft ontwikkeld dat het niet alleen vergeten is hoe rotzooi eruitziet, maar ook nooit de benodigde slimheid heeft ontwikkeld om zichzelf schoon te houden: de Nederlander ziet de rommel om zich heen niet en ziet dus ook geen reden om zich ertegen te beschermen.»
«Wakker worden mensen!» schrijft u tot alle Europeanen. «Wakker worden! Verlamd als jullie zijn door de angst om tegen de stroom in te gaan of racistisch te lijken (een totaal oneigenlijk woord omdat de discussie niet gaat over een ras, maar over een godsdienst), begrijpen jullie niet of willen jullie niet begrijpen dat hier een Omgekeerde Kruistocht aan de gang is. Gewend als jullie zijn aan dubbelspel, verblind als jullie zijn door kortzichtigheid begrijpen jullie niet of willen jullie niet begrijpen dat hier een godsdienstoorlog aan de gang is. Een oorlog die gewild en verklaard is door een marginale groep van die godsdienst misschien (misschien?), maar hoe dan ook een godsdienstoorlog.»
Wat u schrijft is Mohamed Rasoel in de tien keer overtreffende trap. Toch werd deze auteur tien jaar geleden door de rechtbank in Amsterdam veroordeeld tot tweeduizend gulden boete wegens het aanzetten tot haat. Of nou ja, het was de echte auteur niet. De gestrafte was een uit Pakistan afkomstige, ongeletterde variétéartiest, Zokan van A., alias de Zoon van Tarzan, die aan het dagelijks brood kwam met een zedenverwilderende act op zijn drumstel en van wie niemand in goeden gemoed kon volhouden dat hij werkelijk de auteur was van het omstreden pamflet.
Volgens een Nederlandse taalwetenschapper was de tekst in werkelijkheid geschreven door een van s lands meest vooraanstaande polemisten, maar dit alles bleef tot op de dag van vandaag in nevelen gehuld. In die dagen schaamde men zich namelijk nog voor een dergelijk haatgeschrift, en liet men de afkeuring en het daaropvolgende juridische geweld liever neerdalen op een onwetende stroman een islamitische nog wel! die in ruil voor enige honderden guldens wel bereid was om als zondebok te worden bestempeld.
In vergelijking met uw boek is het geschrift van «Rasoel» zoals gezegd een tam exposé. Zijn boek verdween al snel uit de schappen en belandde als internettekst in het groezelige milieu van de nieuwe xenofoben die ook Nederland nu rijkelijk telt. Uw boek daarentegen is groothandelswaar, en zal ook hier massaal worden verkocht, en het zal in alle openheid worden besproken. Veel mensen zullen er nieuwe springstof in zien ter liquidatie van de zogeheten «multiculturele samenleving», anderen zoals onze kersverse minister van Vreemdelingenbeleid, afkomstig van een partij die in alles lijkt op het door u zo gehate Forza Italia zal er dankbaar uit citeren als hij het zoveelste illegale naaiatelier oprolt en het haveloze plebs van de nieuwe islamitische onderklasse de grens over schopt. Ook dat hebben de bedenkers van 11 september kunnen bereiken.
U schreef uw pamflet naar eigen zeggen in een roes, uit een peilloos verdriet. Als inwoonster van Manhattan had u het inferno van de WTC-torens op 11 september 2001 met eigen ogen aanschouwd. U had de stank van de verbrande doden geroken. Die woede zit in uw boek, is er de oorzaak van. Maar die woede heeft u tegelijkertijd verblind, omgetoverd in een boze fee, schreeuwend om het bloed der wrakelingen. Van «de trots» heb ik ondertussen anders dan dat u verontwaardigd bent over het verdwijnen van de gorgonzola en de Parmezaanse kaas als gevolg van de Europeanisering van ook de Italiaanse markt weinig mogen merken. De trots van een Italiaan of welke Europeaan dan ook zou moeten zijn de idealen van het humanisme en de verlichting. Niet de duisternis van de Donkere Middeleeuwen die u nu heeft verkondigd.
Ondanks alles, met de meeste hoogachting,
René Zwaap