LETY, tsjechië — Lety is een dorp in Zuid-Bohemen. Iets erbuiten ligt langs de weg een varkensfokkerij die de inzet is van een strijd die nu al tien jaar duurt. Hier bevond zich in de oorlog een concentratiekamp waar uit sluitend Roma en Sinti gevangen werden gehouden om naar Auschwitz te worden doorgestuurd. De fokkerij werd onder het communisme gebouwd. In 1995 verkocht de Tsjechische overheid het bedrijf aan een grote nationale vleesproducent. «De dag dat ik die fokkerij voor het eerst zag», zegt Cenek Ruzická, «was de verschrikkelijkste uit mijn leven.»

Ruzická is een Tsjechische Rom. Zijn moeder was de enige van haar familie die de oorlog overleefde. «Ze had het nummer van Auschwitz, maar ze is later naar andere kampen gedeporteerd. Zij en de anderen die waren teruggekomen, hadden het na de oorlog veel over de verschrikkingen van het kampleven, maar over Lety spraken ze nooit.» Tien jaar geleden stond Ruzická voor het eerst oog in oog met de varkensfokkerij. Hij kan het nog steeds niet begrijpen, te meer daar «varken» in het Tsjechisch een scheldwoord voor Roma is.

«Toen ik thuiskwam, vroeg ik mijn moeder: waarom heb je er nooit over verteld? Ze legde me uit dat de kampbewakers in Lety vooral Tsjechen waren geweest, en dat die nooit zijn veroordeeld. Daarom vond ze het gevaarlijk erover te praten.» Ruzická heeft van het eerherstel voor de slachtoffers zijn levenstaak gemaakt. Hij richtte een comité op met het doel de fokkerij te verplaatsen en restitutie voor de overlevenden te bepleiten. Dit laatste lukte met veel moeite. «Het ging maar om weinig mensen. 95 procent van de Tsjechische Roma was vermoord, en er waren in de tussentijd veel overlevenden gestorven. Zij die nog in leven waren, kregen honderd euro, een bedrag dat je niet eens symbolisch kunt noemen. Ze konden er net een gebit van kopen.»

Voor de opeenvolgende Tsjechische regeringen heeft Ruzická weinig goede woorden over: «Alles wat we hebben georganiseerd, was het resultaat van onze eigen inspanningen. De regeringen hebben óf passief toegekeken, óf ons tegengewerkt. Václav Havel respecteren we trouwens wel, want hij heeft vlak bij Lety een monument laten oprichten. Maar dat was ook een manier om de discussie over de verplaatsing van de fokkerij te omzeilen. En als het daarover überhaupt al gaat, zeggen ze in Praag dat het te duur is om dat bedrijf af te breken en elders weer op te bouwen.»

Verbitterd kun je Ruzická niet noemen. Hij is eerder strijdlustig en vastberaden: «Als het mij niet lukt, lukt het mijn zoon.» Trots laat hij het ontwerp zien van de kapel en de herinneringswand die op de plek van de fokkerij moeten komen als die is verwijderd. Alles is al in detail uitgewerkt.

NAGYKANIZSA, HONGARIJE — «De jaarlijkse holocaustherdenking hier bij het Roma-monument in het stadspark is uniek in Europa», zegt Istvánné Váradi, voorzitter van het Roma-zelfbestuur in Nagykanizsa. «Er komen ministers en vertegenwoordigers van organisaties uit Hongarije, Oostenrijk, Kroatië en Servië naartoe, en er is veel media- aandacht voor.» De herdenking is dit jaar vervroegd naar 31 juli. «We verwachten tussen de twee- en drieduizend mensen. De dag erna vertrekken we met twee bussen naar de herdenking in Auschwitz.» Ferenc Kardos is een van hen en bereidt zich voor op een paar zware dagen. «In 1995 gingen we voor het eerst georganiseerd naar Auschwitz. We kwamen er in de avond aan en spontaan ontstond er een nachtwake bij de voormalige gaskamers. We hebben er liederen gezongen en zijn de hele nacht opgebleven.»

Váradi juicht de toenemende aandacht voor de herdenkingen toe, maar meent dat er nog veel nodig is om de geschiedenis van de Roma bij een breder publiek bekend te krijgen: «In het reguliere Hongaarse onderwijs wordt nauwelijks aandacht besteed aan wat ons is overkomen. Wie op de Hongaarse televisie een programma over de holocaust ziet, krijgt uitsluitend het joodse perspectief. De opname van onze geschiedenis in de curricula van scholen en universiteiten is een vereiste om ook ons verhaal in beeld en in de media te krijgen.»

AUSCHWITZ — In het voormalige vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau strekken de restanten van de barakken zich uit tot aan de horizon. Van de oorspronkelijk houten barakken staan sommige stenen schoorstenen nog overeind. Van de gaskamers die de nazi’s kort voor de overgave opbliezen, resteren alleen de puinhopen. Vlak voor de gaskamers bevond zich het «zigeunerkamp», het kampdeel waar Roma en Sinti gevangen werden gehouden en misbruikt voor medische experimenten. Nu staat er tussen de overblijfselen een monument: het is de plaats waar op 2 augustus delegaties van Sinti en Roma van over de hele wereld naartoe zullen komen om de vernietiging van het «zigeunerkamp» en de slachtoffers van het nazisme te herdenken.

Adam Bartosz, directeur van het museum voor Roma-cultuur en -geschiedenis in Tarnów, is nauw betrokken bij de herdenkingen in Polen: «De laatste jaren is de herdenking van de nazi-genocide op de Sinti en Roma nadrukkelijker en openlijker deel gaan uitmaken van het bewustwordingsproces van hun eigen identiteit. De herdenking op plaatsen en dagen die met de tragedie zijn verbonden en die bij het grote publiek niet bekend zijn, maakt daarvan deel uit. 2 augustus is ongetwijfeld een van de belangrijkste dagen.» Op die dag werden in Auschwitz-Birkenau in 1944 de Roma en Sinti die niet al eerder tijdens hun gevangenschap waren vermoord of van uitputting omgekomen koelbloedig de gaskamers ingejaagd.

In totaal zijn in de oorlog ruim een kwart miljoen Roma en Sinti omgebracht. Tot voor kort is aan hun lot in het staatsmuseum Auschwitz-Birkenau weinig aandacht besteed. De komst van een geheel aan Sinti en Roma gewijde permanente tentoonstelling heeft daarin verandering gebracht. Dit initiatief van een aantal Roma- en Sinti-organisaties behoort nu tot de modernste en best gedocumenteerde tentoonstellingen van het museum. Bij de vervolging van Roma en Sinti in verschillende Europese landen en bij hun deportatie naar de vernietigingskampen wordt uitgebreid stilgestaan.

Een van de centrale foto’s in de tentoonstelling is die van Settela Steinbach, het Limburgse Sintetsa-meisje dat van Westerbork naar Auschwitz werd gedeporteerd en op 2 augustus 1944 werd vergast. Decennialang was ze voor een joods meisje gehouden. Totdat Aad Wagenaar tien jaar geleden ontdekte wie Settela was. Van haar rest het beeld dat de wereld over is gegaan: staand tussen de schuifdeuren van een vertrekkende goederentrein, met een doek om haar hoofd; een laken dat ze had omgedaan om haar kaalgeschoren hoofd te bedekken.

BEST, NEDERLAND — Lalla Weiss van de Landelijke Sinti Organisatie (LSO) beschouwt het als een positieve ontwikkeling dat Settela meer aandacht krijgt: «Het is goed dat ook de vervolging van Sinti en Roma nu een gezicht heeft gekregen. En al vonden sommige Sinti het eerst moeilijk dat ze in de publiciteit kwam, nu zeggen ze dat Settela onze Anne Frank is.» Uitkomen voor de eigen identiteit is volgens Weiss voor veel Sinti nog altijd problematisch: «Mijn oma zei altijd: zeg niet dat je Sintetsa bent, Lalla! Zeg maar dat je Surinaamse bent. We moesten vooral niet zeggen wie we echt waren, want mocht het weer zo ver komen als in de oorlog, dan zouden we veel te snel gevonden worden.»

Volgens Weiss is de positie van de Nederlandse Roma en Sinti nog altijd wankel: «Als je kijkt naar het beeld dat velen van ons hebben, dan verschilt dat niet eens zo veel van toen de oorlog uitbrak. Het zijn dezelfde stereotypen. Al te vaak zijn we bovendien afhankelijk van de goodwill van een groepje individuen.» De kwetsbaarheid daarvan bleek ook toen minister Hoogervorst (VWS) vorig jaar besloot de subsidie voor de LSO te beëindigen. Lalla Weiss: «Het is een ramp, niet alleen omdat we als organisatie moeten opdoeken, maar vooral ook omdat we voor de Roma en Sinti een spreekbuis naar de overheid vormen. We zijn in Europa de meest gediscrimineerde en gecriminaliseerde groep, en nu Nederland het voorzitterschap van de EU heeft, zetten ze hier de subsidie voor Roma en Sinti stop. Dat is onverkoopbaar.»

Weiss ziet voorlopig geen andere oplossing dan het op een hoger niveau te zoeken: «We moeten nu noodgedwongen Europees denken. Het is belangrijk dat we binnen Europa onze krachten bundelen en uitkomen voor wat er speelt. Herdenkingen zoals die in Auschwitz laten zien dat de angsten van toen bij velen van ons nog steeds bestaan.»

BRUSSEL — «Het is illustratief voor de situatie in Europa dat Nederland, dat voorheen zo vaak het voortouw nam als het om antidiscriminatiewetgeving ging, van de bestrijding van discriminatie en xenofobie geen agendapunt voor het Europees voorzitterschap heeft gemaakt.» Dat zegt Valeriu Nicolae, directeur van het European Roma Information Office (Erio) in Brussel, de Europese belangenorganisatie voor Roma en Sinti. «Europa, en vooral West-Europa, wekt de indruk tolerant te zijn, maar ondertussen neemt de intolerantie jegens Roma en Sinti en die jegens joden en moslims alleen maar toe. Neem Duitsland. Onlangs bleek uit een opinie peiling dat 67 procent van de Duitse bevolking tegen de oprichting van een monument voor de Roma-holocaust in Berlijn is. Dat noem ik pas zorgwekkend.»

Nicolae komt uit Roemenië, waar de Roma-minderheid met meer dan twee miljoen de grootste van Europa is. De holocaust is er nog altijd niet officieel erkend. In Transnistrië, een deel van Moldavië dat voorheen Roemeens was, werden in de oorlog meer dan twintigduizend Roma vermoord. Valeriu Nicolae: «Ik voorspel dat wie in Boekarest een monument voor de omgekomen Roma in Transnistrië opricht, een groot schandaal zal veroorzaken. Een politicus die publiekelijk toegeeft dat Transnistrië een massagraf is, zou politieke zelfmoord plegen. Daarom houdt iedereen braaf z’n mond. Dat de geschiedenis van de Roma in Transnistrië nu in de tentoonstelling in Auschwitz is opgenomen, is mooi en een stap in de goede richting. Maar zolang Roemenië en Europa in het algemeen de ogen sluiten voor de eigen geschiedenis en het aanwakkerende racisme zal het effect van herdenkingen zoals die in Auschwitz waarschijnlijk gering blijven.»