
Een voorzitter, een lid en een notaris. Meer is in Nederland niet nodig om een vakbond op te richten die vervolgens cao’s kan afsluiten voor een hele bedrijfstak. Zo’n vakbond mag zelfs voor 99 procent worden gefinancierd door werkgevers, die zo bonden in het zadel kunnen helpen die zo min mogelijk eisen stellen en die het nooit in hun hoofd zullen halen te staken.
De onderhandelaars van zulke spookvakbonden, voor wie het afsluiten van de cao een belangrijk onderdeel is van het verdienmodel, concurreren inmiddels met de traditionele vakbonden met honderdduizenden contributie betalende leden. Tot dusver gebeurde dat vooral onder de radar. Maar het ongenoegen broeit en leidt tot boze acties van fnv-bestuurders en, afgelopen week, zelfs tot onenigheid tussen de Kamerfracties en leden van de pvda.
Bijna één op de tien van de cao’s die in 2019 tot stand kwamen, werd gesloten met alleen maar alternatieve bonden aan de onderhandelingstafel, berekende het ministerie van Sociale Zaken. De meeste van die bondjes hebben nauwelijks leden in de bedrijfstak die ze vertegenwoordigen. Werkgevers die de ‘echte’ vakbond buiten de deur willen houden, blijken te kunnen kiezen uit een keur aan spookvakbonden en flexonderhandelaars.
Zeker vijftigduizend Nederlanders werken nu onder relatief slechte cao’s die alleen door zulk soort bonden zijn ondertekend, blijkt uit onderzoek van Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico met De Groene Amsterdammer, dagblad Trouw en radioprogramma Argos. Alle schilders in loondienst bijvoorbeeld, net als callcentermedewerkers en beveiligers in de horeca. Kleinere vakbonden lijken de plaats in te nemen van de drie grote bonden bij cao-onderhandelingen, signaleert het ministerie. Ook lijken bedrijven vaker de voorkeur te geven aan ‘bedrijfseigen vakbonden’ om hun cao’s mee af te sluiten. Want als de bestaande bonden niet bevallen, en zelfs het alternatief te lastig is, kan een werkgever altijd nog een eigen bond oprichten.
De bekendste ‘alternatieve’ vakbond noemt zichzelf al sinds 2005 zo: Alternatief voor Vakbond (avv). Aanvankelijk maakte de bond vooral furore als belangenbehartiger van jonge werknemers en zzp’ers, onder leiding van het latere pvda-kamerlid Mei Li Vos. Maar wiskundige Martin Pikaart is al sinds 2006 voorzitter, al was hij vroeger ‘gewoon’ fnv-lid: ‘Net als mijn vader: samen sta je sterker en zo.’ Maar het avv moest een vernieuwende vakbond worden, legt hij uit, die zich ook voor niet-leden zou inspannen. ‘Het aantal vakbondsleden daalt al decennia, maar mensen willen wel cao’s.’
Die sluit het avv dan ook af, bijvoorbeeld voor bloemisten, voor werknemers in zelfstandige medische klinieken en in de detailhandel, waarbij het cnv en De Unie overigens mede-ondertekenaar waren. De alternatieve bond legt alle cao’s ter stemming voor aan de werknemers in een sector. ‘Iedereen mag meestemmen, niet alleen onze leden. Die werven we dus ook niet actief, we hebben er nu een kleine duizend.’
Vijftien jaar na de oprichting ligt Mei Li Vos, tegenwoordig zowel pvda-senator als vicevoorzitter van het avv, echter van verschillende kanten onder vuur. fnv-medewerkers betichten haar er geregeld van een ‘nepvakbond’ te besturen. En de leden van haar eigen pvda zijn van plan tijdens het congres van 7 maart de partij op te roepen ‘nepbonden’ niet toe te laten tot het cao-overleg. Zowel de pvda-fractie in de Tweede als in de Eerste Kamer verzocht de leden die motie niet in stemming te brengen, maar die stemden in grote meerderheid voor. Vos trekt in ieder geval vast haar conclusies. ‘Ik ga stoppen als vicevoorzitter van het avv’, schreef ze begin vorige maand op haar Facebookpagina. ‘Ik moet me te vaak afvragen of ik iets wel kan zeggen uit hoofde van mijn functie bij de vakbond of als Eerste-Kamerlid.’ ‘Haar positie werd onhoudbaar’, beaamt ook voorzitter Pikaart.
Sowieso zijn de verhoudingen kil tussen de fnv en het avv. Dat blijkt in november 2019 in Utrecht als elf fnv-leden de algemene ledenvergadering van de alternatieve bond willen bijwonen. Ze willen daar een voorstel indienen om het avv te dwingen voortaan af te zien van verslechteringen in cao’s, en zijn daarvoor speciaal lid geworden van de bond. Pikaart had hen allemaal van tevoren opgebeld: ‘Toen bleken ze tegen ons model te zijn. Daar willen we best over praten, maar niet op onze ledenvergadering.’ Aan de deur, nog voordat de fnv’ers kunnen vertellen wie ze zijn, krijgen ze te horen dat ze niet welkom zijn. Iets vergelijkbaars gebeurde toen fnv’ers meestemden in een door het avv georganiseerde cao-stemming voor een sector waarin ze niet werkten. Pikaart deed aangifte: ‘Die hebben straks een strafblad wegens oplichting aan hun broek.’
De FNV’ers zijn vooral boos over het verdienmodel van de alternatieve bond. Nauwelijks leden betekent immers nauwelijks contributie, dus moet het geld ergens anders vandaan komen. Een blik op de avv-begroting, in handen van Investico leert dat de bond minder dan drie procent van de inkomsten uit contributie haalt. De overige 97 procent komt voornamelijk van de werkgevers met wie de bond cao’s afsluit.
‘Die bijdrages zijn heel gebruikelijk: alle bonden ontvangen ze’, zegt Pikaart. In de jaren zestig was het bedrag ooit tien gulden per werknemer, wat sindsdien bekend staat als het ‘vakbondstientje’. Werkgevers hebben er belang bij als de bonden onderhandelen voor alle werknemers en niet alleen voordeeltjes voor hun leden willen regelen. Daarom krijgen bonden bij een geslaagde cao-onderhandeling een vergoeding voor het werk dat ze voor niet-leden hebben uitgevoerd. Tegenwoordig gebeurt dat op verschillende manieren, vaak buiten de cao en de openbaarheid om. De fnv, het cnv en De Unie praten er niet graag over, maar ontvangen zelf ook miljoenen euro’s per jaar van werkgevers: naar eigen zeggen tussen de twintig en dertig procent van hun inkomsten.
Toch is dat van een andere orde dan de 97 procent van het avv. Bovendien komt daarvan bijna twee derde – ruim vier ton – uit één sector: de detailhandel. Is de bond daarmee niet veel te afhankelijk van het tekenen van een cao? ‘Wij proberen die betalingen zoveel mogelijk los te koppelen van de cao’, zegt Pikaart. ‘Maar als wij actief willen worden in een sector, vertellen we de werkgevers dat daar in Nederland nu eenmaal een bijdrage bij hoort.’
En ja, dat gebeurt ook als werkgevers er met de reguliere bonden niet uitkomen: het avv is dan letterlijk het ‘alternatief’ waarmee zaken wordt gedaan. Begin dit jaar bleek dat de bond al een bedrag van vijftigduizend euro kreeg van de werkgevers in de Technische Groothandel, nog zonder dat er een cao was gesloten. fnv en cnvwilden niet meer onderhandelen over het voorstel van de werkgevers, terwijl hun alternatieve collega’s nog wel ruimte zagen. Uiteindelijk kwamen alle bonden eruit, maar niet voordat fnv-leden hadden gestaakt, ruim twee weken voor de nieuwe cao er kwam.
De betrokkenheid van het avv verandert weinig aan het teruglopende draagvlak van ook deze vakbond. Eind 2018 stemden slechts 471 werknemers via de online stemming van het avv over de detailhandel-cao, een sector met tweehonderdduizend werknemers. Een kleine meerderheid van 269 was voor en die meerderheid garandeerde ruim vier ton aan inkomsten voor de alternatieve vakbond. Toch tekent de bond niet zomaar bij het kruisje, zegt Pikaart. ‘We worden heel vaak benaderd door werkgevers en zeggen veel vaker nee dan ja. Een paar jaar geleden vroeg de werkgeversvereniging van de schilders bijvoorbeeld of we even de cao konden tekenen. Nou, dat doen we sowieso niet. Maar we zijn wel gaan kijken of we actief zouden worden in die sector. Het duurde te lang, denk ik, want vervolgens kreeg ik een telefoontje dat het niet meer hoefde: ze hadden al een vakbond gevonden. De cao die daar nu ligt, hadden wij nooit getekend.’
‘Wij hadden ook leden onder de schilders. Hoeveel weet ik niet precies, maar dat maakt niet uit.’ Ger IJzermans is voorzitter van de Landelijke Belangen Vereniging (lbv) die de schilders-cao afsloot met de branchevereniging voor schildersbedrijven OnderhoudNL. ‘Ik heb hen zelf benaderd omdat fnv en cnv het er almaar niet over eens werden. Met de andere bonden heb ik daar geen contact over gehad.’
De lbv vindt zijn oorsprong in de Eenheids Vakcentrale (evc) en het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (ovb) die ooit als ‘ondergrondse marxistische vakbonden’ betrokken waren bij grote havenstakingen in de jaren zeventig. Als actiebewegingen waren zij tegen het afsluiten van cao’s en spraken ze schamper over fnv en cnv als ‘overlegbonden’. In 1994 schudde de lbvde ideologische veren af en ontstond het huidige bondje dat als een oliemannetje juist graag cao’s afsluit wanneer het tussen de bazen en grote bonden even stroef gaat.
De lbv ontpopte zich daarna tot onderhandelingspartner voor talloze bedrijven die onder dure cao’s uit willen. Zo maakte de bond afspraken voor werknemers bij tankstations en in de horecabeveiliging. Voor truckersbedrijven ontwierp zij begin deze eeuw met een Haarlems advocatenkantoor zelfs kant-en-klare cao’s, met zichzelf als standaard overlegpartner. Die praktijk zette nota bene werkgeversorganisatie vno-ncw er eind jaren negentig toe aan om de lbv te omschrijven als ‘de Antillenroute van de arbeidsverhoudingen.’
Die route kan bestaan omdat het in Nederland zo makkelijk is om een vakbond op te richten. Elke vereniging die in de statuten vermeldt dat ze zich richt op belangenbehartiging van werknemers, is voor de wet een bond. Om een cao af te sluiten heeft de bond slechts een werkgever of brancheorganisatie nodig om een akkoord mee te bereiken, en één lid om de cao aan voor te leggen. Om die cao voor een hele bedrijfstak te laten gelden, is het alleen nodig dat er voldoende werkgevers aan de onderhandelingstafel zitten. Aan de representatie van werknemers worden geen eisen gesteld.
De LBV voert deze procedure in stilte uit. IJzermans werkt al decennia in verschillende rollen voor de bond, maar dit is de eerste keer in bijna twintig jaar dat hij landelijke media erover te woord staat. ‘We zijn in principe overal actief voor onze leden’, zegt hij, ‘en we sluiten ruim twintig cao’s af.’ Soms zitten andere bonden ook aan de onderhandelingstafel, maar vaak is de lbv de enige vakbond.
Horecabeveiligers werken bijvoorbeeld onder een lbv-cao, net als dakdekkers. De bond sloot ook arbeidsovereenkomsten af met drie grote payrollbedrijven. De fnv vat deze aan uitzendwerk gerelateerde contractvorm samen als ‘hetzelfde werk voor minder geld’. Juist in sectoren aan de onderkant van de arbeidsmarkt, waar traditionele bonden weinig leden hebben en veel mensen werken op onzekere, flexibele contracten, sluit de Landelijke Belangen Vereniging haar overeenkomsten. Voor de schilders tekende de bond in 2016 een cao nadat de andere bonden er niet uitkwamen. Volgens de fnv en het cnv is die zelfs slechter dan het eindbod van de werkgevers dat zij destijds links lieten liggen. Zo staat de cao minder seniorendagen toe dan het eindbod en worden die bovendien minder vergoed, is de reiskostenvergoeding lager en de maximale werkdag langer. IJzermans noemt het sluiten van zo’n cao een kwestie ‘van plussen en minnen’. Welke positieve punten de lbv uiteindelijk in de cao heeft verwerkt, weet hij zo snel niet te benoemen. Later verwijst de vakbondsman hiervoor naar werkgeversvereniging OnderhoudNL.
De lbv krijgt net als andere bonden betaald voor het afsluiten van cao’s. Maar volgens IJzermans is de bond niet afhankelijk van de werkgeversbijdrage om de vijftien man personeel en de huur van het Rotterdamse kantoor te betalen: ‘Die bijdrage bedraagt maar tien procent van onze inkomsten.’ De andere negentig procent komt uit de contributie van de twaalfduizend leden die de lbv naar eigen zeggen heeft.
Een paar kritische vragen later stelt hij die verhouding naar beneden bij: er blijkt meer geld van werkgevers te komen. ‘Wij dienen bijvoorbeeld ook zelf de cao in bij het ministerie, dat zijn werkzaamheden waar de werkgevers ons voor vergoeden. Dat noemen wij alleen geen werkgeversbijdrage.’ Met die gelden meegeteld zou veertig procent van de lbv-inkomsten bij werkgevers vandaan komen. IJzermans wil Investico geen inzage geven in zijn jaarverslag om die cijfers te controleren: ‘Dat doen andere bonden ook niet.’
Eind 2018 was de voorzitter duidelijker over het verdienmodel van zijn bond. Toen de payrollbedrijven waarmee hij al jaren overeenkomsten sluit geen dispensatie van de minister meer kregen voor hun cao’s, diende de bond met de bedrijven een klacht in bij de ilo, de arbeidsorganisatie van de VN. ‘Als de lbv geen bedrijven kan vinden om geld, tijd en energie te investeren in een eigen cao’, schrijft de bond in de klacht, ‘staat zijn bestaansrecht op het spel’.
Het bondje houdt het al decennia vol in de marge van de polder. IJzermans’ voorganger Annet Dolman was 26 jaar lang voorzitter, voordat IJzermans drie jaar geleden het stokje overnam. Maar de lbv blijft in de familie: ‘Ik ben met haar getrouwd, dat klopt’, zegt hij. ‘Ze is de moeder van mijn zoon. Die werkt ook binnen de lbv.’
Aan de rand van Leidschendam wemelt het van de vakbonden. In één vrijstaand huis langs de doorgaande weg naar Den Haag zijn er maar liefst zes gevestigd. Het Alternatief voor Vakbond van Martin Pikaart bijvoorbeeld, maar ook de bonden voor het post- en douanepersoneel. De stichting Staywise is voor al die bonden de gemene deler, zegt Johan Traets, secretaris van Staywise. ‘Wij richten ons op het ontzorgen van vakbonden. Zij kunnen bij ons terecht voor alles wat ze willen. We doen hun ledenadministratie, onderhouden hun website, doen communicatie of leveren onderhandelaars.’ Als een bond te klein is om dat zelf te doen, kunnen ze in Leidschendam terecht. Dat die bonden soms een groot deel van hun inkomsten uit werkgeversbijdragen halen, ziet Traets niet als een probleem. ‘Een bond die te dicht bij de werkgever staat – dat komt niet voor.’
Ook Qlix, de vakbond voor het kpn-personeel, heeft zijn hoofdkantoor in Leidschendam. Bondsvoorzitter Michel Boers is onder werktijd adviseur bij kpn. Hij onderhandelde vroeger mee aan de werkgeverskant, maar vertegenwoordigt vanuit Qlix nu dus de werknemers. Omdat kpn ooit zijn eigen callcenters had, is Qlix ook betrokken bij de cao voor callcentermedewerkers, al weet Boers niet precies hoeveel leden zijn bond in die sector heeft. ‘Maar enige tientallen, dat zou best kunnen kloppen.’ Toch tekende Qlix als enige bond de cao in een sector met bijna twintigduizend werknemers en notoir slechte arbeidsvoorwaarden. De grote bonden wilden die cao niet tekenen en de fnv spreekt zelfs van ‘de slechtste cao van Nederland’. ‘Ik wil ook zeker niet zeggen dat het een top-cao was’, zegt Boers, ‘maar wij hebben getekend voor verbeteringen.’ Qlix is volgens hem ondanks het geringe aantal leden niet afhankelijk van de werkgeversbijdrage. Dat zijn bond onderhandelt over callcenters die zijn werkgever kpn zo goedkoop mogelijk wil inhuren, vindt hij niet raar: ‘Ik ga niet over de inkoopafspraken van kpn. Wij denken gewoon dat je met dialoog veel kunt bereiken.’
Bedrijven die een cao willen, maar geen trek hebben in de grote bonden, hebben de kleine alternatieven dus niet eens nodig: ze kunnen ook zelf een vakbond oprichten. Zo knutselde Ikea de Werknemersvereniging Ikea Medewerkers (wim) in elkaar. wim bestaat al sinds de jaren negentig en wordt voor het overgrote deel door Ikea zelf gefinancierd. De bond had geen tijd om te reageren op vragen van Investico omdat ze zich ‘liever bezighoudt met het behartigen van de belangen van onze leden’.
De lijst is langer. Ook de cao voor het Schiphol-personeel werd medeondertekend door een lokale vakbond, net als die van De Nederlandsche Bank en uitzendbureau Randstad. De SuikerUnie richtte een eigen vakbond op en er is zelfs een speciale vakbond voor de medewerkers van één Aviko-vestiging in Venray. En bij callcenterbedrijf Webhelp werd de cao getekend door de Samen Naar de Top Vakbond, opgericht door een HR-medewerker van Webhelp.
‘Dit ondergraaft het hele cao-stelsel’, oordeelt Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij ziet hoe kleine vakbonden zich tussen de grote jongens wurmen, vanwege het gebrek aan draagvlak van die traditionele bonden. ‘Vroeger waren werkgevers bang voor stakingen als ze de grote bonden terzijde schoven. Maar nu blijkt dat de fnv en andere bonden die sectoren niet plat kunnen leggen. Ik ben bang dat werkgevers hier een aanleiding in zien om dit vaker te doen.’ De Beer pleit voor manieren om de representativiteit van vakbonden aan de cao-tafel te waarborgen, bijvoorbeeld door werknemers te laten stemmen welke vakbond ze aan die tafel willen. ‘Nu dreigt de cao slechts een instrument te worden voor werkgevers, die een bond kunnen kiezen die voor de goedkoopste arbeidsvoorwaarden tekent.’
Nederlandse werkgevers concurreerden al op de arbeidsvoorwaarden van hun werknemers. Nu moeten ook fnv en cnv concurreren met vakbonden die een verdienmodel hebben gevonden in het afsluiten van cao’s. En iedereen weet dat concurrentie altijd leidt tot lagere prijzen.
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.