Verontwaardiging alom. Geboe en gejoel vanuit het halfrond. Hoe durft-ie? Martin Schultz, fractievoorzitter van de Europese socialisten, wierp terug dat het misschien beter was als Farage op zou stappen. Jerzy Buzek, de voorzitter van het parlement, zei dat “dit soort karaktermoorden ontoelaatbaar zijn”.
Het Europees parlement lijkt wel vaker op een apenrots. Schultz kan zelf ook hard op zijn borst slaan. Zijn rivaal, de Frans-Duitse Daniel Cohn-Bendit, fractievoorzitter van de Groenen en zelf bekend om zijn gevleugelde toespraken, beet hem kort geleden nog een “ta gueule!” toe, toen hij maar niet ophield met door hem heen te praten. Gegrift in het collectieve geheugen staat het gebulder van Berlusconi, toenmalig roulerend voorzitter van de Europese Raad, die Schultz vergeleek met een Nazi-kampcommandant.
Het is verleidelijk de verklaring te zoeken in het hoge gehalte testosteron in Brussel. Inderdaad, slechts vijfendertig procent van de parlementsleden is vrouw (in de Tweede Kamer in Den Haag is dat tweeënveertig procent). Alle fractievoorzitters zijn mannen. De voorzitter van het parlement, de president van de commissie, tweederde van zijn college, de president van de raad, álle regeringsleiders behalve Angela Merkel: de man is oververtegenwoordigd.
Maar minstens zo belangrijk zijn mediatieke motieven. In Brussel moet je hard schreeuwen voor wat aandacht in de traditionele media. Nieuwe media bieden een uitkomst. YouTube toont de alfa-mannetjes in hun natuurlijke habitat (iets wat ook Wilders lijkt te begrijpen). De tirade van Farage was een instant-hit. Drie dagen later was het filmpje al meer dan tweehonderdduizend keer bekeken. Een klassieker met meer dan tweeënhalf miljoen views is er één van zijn partijgenoot Daniel Hannan, waarin hij de Britse premier Brown in zijn hemd zet.
Van Rompuy lijkt tot nu toe een welkome uitzondering. Hij zetelt met de zogenoemde rustige vastigheid waarvoor hij zo geliefd was in België. In zijn eerste interview als EU-president vorig weekend op de Vlaamse televisie laakte hij “de verruwing van de politieke zeden”. Hij zei met “misprijzen” en “plaatsvervangende schaamte” te hebben geluisterd naar wat hij noemde “een zielige vertoning”.