Lees mij, noem mij, noem mij bij mijn diepste naam, bevestig mijn bestaan. Kristien Hemmerechts roept om hulp met haar nieuwe roman De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze. Ze voert een vertelster op die haar naam draagt, haar woonplaats, haar beroep, haar leeftijd en min of meer haar staat van dienst heeft. Deze Hemmerechts waart rond in haar boek als een gekooide tijger, of beter – en meer in de stijl van de roman – als Virginia Woolf zoals die zichzelf opvoert in haar beroemde Een kamer voor jezelf. Uitgenodigd een verhandeling te houden over «de vrouw en de roman» beschrijft Woolf hoe ze op zoek naar documentatie allereerst op de gesloten deur van de bibliotheek stuit. Dames worden slechts toegelaten als ze worden begeleid door een professor of als ze beschikken over een introductie. Die dichte deur is in de ruim 75 jaar die sinds Woolfs verhandeling zijn verstreken, uitgegroeid tot een metafoor voor het vrouwelijk schrijverschap versus de mannelijke canonvorming. Woolf zelf hield een uiteindelijk optimistisch pleidooi voor de vrouwelijke schrijver. Deze moet zich niet laten belemmeren door haar sekse, en vooral: er niet over zeuren. Als «we» maar hard genoeg doorwerken, de gemeenschappelijke huiskamer een beetje proberen te ontvluchten en het ook eens over «de wereld» hebben, dan zal Shakespeares zuster in ons opstaan. Het is de moeite waard om zo te werken, besluit Woolf, zélfs in armoede en onbekendheid.

«We» weten inmiddels allemaal, Hemmerechts voorop, dat die zus van Shakespeare nogal op zich laat wachten. De vraag naar het vrouwelijk genie, kotsziek word je ervan, schrijft ze in De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze. En wat die armoede en onbekendheid betreft: een hondenbaan is het, schrijver zijn. Je beste vrienden lezen je boeken niet of zeggen er in ieder geval niets over, andere vrienden zijn boos omdat ze zich menen te herkennen in je verhalen, vriend en vijand zadelen je op met hun eigen schrijvers aspiraties, uit je onverkochte boeken die thuis liggen opgestapeld scheurt je dochter bladzijden om telefoonnummers op te noteren en bovenal: terwijl je miezerig en alleen op je pen zit te kluiven, trekt het echte leven aan je voorbij, word je ouder en verwelkt je vlees, zien mannen je niet meer staan en kun je nooit meer een kind baren. Mannelijke collega’s daarentegen, van Oscar van den Boogaard tot John Coetzee, gaan gehuld in een mist van zelfvertrouwen en onverstoorbaarheid. «Ze is oud en moe», antwoordt Coetzee weinig toeschietelijk als Hemmerechts hem bij een feestelijk etentje vraagt naar de beweegredenen van zijn romanpersonage Elizabeth Costello, om meteen erna te informeren of zij weet waar de taxistandplaats is.

Oud en moe, zo is het ook gesteld met de schrijfster, die halverwege is gestokt in een nieuwe roman en die denkt nooit meer een letter op papier te kunnen zetten. Misschien is het goed nog eens te benadrukken dat in De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze een Hemmerechts-áchtige aan het woord is, en niet de schrijfster zelf, die immers kan doorgaan voor een van de meest succesvolle én productieve schrijfsters van het Nederlands taalgebied. Met De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze schreef Hemmerechts haar writer’s novel. Een roman waarin een schrijver de balans opmaakt van zijn schrijverschap, en die in dit geval niet echt een roman is maar een mengvorm van essay, autobiografie en fictie. Het is werk dat uit crisis wordt geboren. Riskant, want het gevaar van zwelgen in het eigen schrijverslot ligt constant op de loer. Zomaar ergens in een hoofdstuk, midden op de bladzijde tussen twee witregels schrijft ze: «Je schrijft iets, je publiceert het en je denkt: nu wordt alles anders. Nu moet er een reactie komen. Je bent, kortom, argeloos.» Het is waar, maar het is ook niet waar, als je denkt aan de argeloze groenteboer die ’s ochtends zijn waar uitstalt, en die ook maar moet afwachten of de mensen wel trek hebben in courgettes. Aan de andere kant: de argeloosheid waarmee ze zoiets opschrijft, neemt je ook weer voor haar in. En zo is het eigenlijk met het hele boek. Vol zelfspot en uiterst levendig rijgt Hemmerechts huiselijke en wereldse zaken aaneen, de eerste wet van Woolf («Het is fataal voor een vrouw om ook maar de minste nadruk op haar grieven te leggen; om enige zaak, zelfs al is het met het volste recht, te bepleiten; op wat voor wijze ook bewust als vrouw te spreken») vrolijk aan haar laars lappend. Moeiteloos slaat ze bruggetjes van de menopauze naar Flaubert, en van het moederschap naar het Vlaams Blok. En zoals we dat ook van haar andere werk kennen, suggereert ze geraffineerd dat de lezer over haar schouder mag meekijken in haar persoonlijk leven. En dus klikken we nieuwsgierig de door haar vermelde website aan van de organisatie waarmee dochterlief op zomerkamp is. En schieten we in de lach.