Natuurlijk is Beethovens Missa Solemnis een echte mis. Beethoven wilde kerkmuziek schrijven en die doet wat een mis moet, sacraal verheven het vertrouwen in die ene God uitspreken in de hoop dat hij genegen is om over ons te blijven waken, dona nobis pacem. Tegelijkertijd is het een mis in de tweede graad, een bijna essayistische reflectie op het mis-zijn, op de mens achter de mis, in het speciaal de componist, zijn spirituele en intellectuele horizon, zijn hoop en verwachtingen. Recht uit het hart – ‘Von Herzen, möge es wieder zu Herzen gehen’ – en vol in de roos van het hoge doel de tonen voor een beter, wijzer ik en de gepaste eerbied voor het allerhoogste te ontdekken.
De Missa Solemnis leert je waarom mensen ter kerke gaan, de Kritik der reinen Vernunft of de Dialektik der Aufklärung schrijven en lezen, sonates of strijkkwartetten componeren: omdat ze tot de existentiële kern hopen te komen. Zo hoor je het stuk eerder als proeve van een heilige ethische opdracht dan als kunstwerk. In zijn absolute maat is het net zo min beoordeelbaar als een berg of een rivier. Nooit heb ik mezelf horen zeggen: Ja, Missa Solemnis, meesterwerk, terwijl het dat is. De gedachte komt niet bij je op. Misschien is de grootheid van het stuk gelegen in de loden kracht waarmee het uitstijgt boven het esthetisch consumeerbare. Dit gaat over de mens in zijn ideale conditie van denkend individu, over de spanwijdte van zijn verbeeldingskracht.
In het programmaboekje bij zijn opname van het stuk met het RIAS Kammerchor Berlin en het Freiburger Barockorchester citeert dirigent René Jacobs Beethovens ontboezemingen over zijn overweldigende gevoelens bij het aanschouwen van de avondlijke sterrenhemel. Het raakt hem diep, dat wonder moet bezongen en de moed vergaat hem, want het kan niet. Maar het moet, en daarom is het happy end van deze mis een pyrrusoverwinning op een onbestaanbaar streven. Beethovens ‘Bitte um innern und äussern Frieden’ in het Allegretto vivace van het Agnus Dei is een verdiende capitulatie voor de onmacht. Beethoven heeft de hel doorstaan, de hemel teruggevonden, gevochten voor een vrede die nooit blijvend is. Na de slotmaat lalt de wereld als voorheen. Maar de maker, schipper naast God, wijst naar het uitspansel en zegt: kijk, dáár straalt het hemelrijk waarvoor ik leef.
Tegenwoordig hoor je, als een kunstenaar vol op het orgel gaat, soms vragen of het niet een tandje minder kon. Of de pathetiek niet afgeroomd had kunnen worden met wat humor en een beetje kritische distantie. Dat gaat bij Beethoven niet. Je betwijfelt of hij humor had, al denkt Jacobs van wel; je hoort zijn dodelijke ernst de lach met onverbiddelijk chagrijn een kopje kleiner maken. Daardoor is het stuk, zeldzaam fenomeen, altijd aanweziger dan de vertolking die gewoonlijk alles kan verpesten. Het komt niet bij me op me af te vragen of het Kyrie wat sneller had gekund of het Hosanna langzamer. Daar gaat het niet over. Jacobs leidt je ongeschonden door de gangen van het labyrint, meer hoef je niet te weten. Wat voorbij de schoonheid telt, zo vreemd als het klinkt, is het morele gewicht van de inspanning. Dit is de afgewende ondergang van een geest op het punt van bezwijken.
Beethovens Missa Solemnis door René Jacobs, RIAS Kammerchor Berlin en Freiburger Barockorchester (Harmonia Muni)