Want hij was niet alleen, net als zijn vorstin, klein van stuk, maar ook, wederom als zij, buitengewoon strijdlustig en eigengereid. Als leider van de Nederlandse regering in Londense ballingschap, nadat hij de slappe en defaitistische De Geer was opgevolgd, werd hij niet zelden ‘een Churchill in zakformaat’ genoemd.

Het toeval wilde dat ik net de laatste hand legde aan een vertaling van een Churchill-biografie toen ik Cees Fasseurs levensbeschrijving van Gerbrandy las. Hierdoor vielen de overeenkomsten met de Britse oorlogsleider me wellicht nog sterker op dan anders het geval was geweest. Om te beginnen beschikten beiden over het soort fysieke moed dat meer bedachtzame personen vaak toeschrijven aan kortzichtigheid. Churchill zocht als jongeman in tal van koloniale oorlogen het gevaar op, en Gerbrandy ging tijdens de nachtelijke bombardementen op Londen dikwijls de straat op om te kijken wat er allemaal aan de hand was. Bij de Londense bobby’s en brandweermannen was het in een rode kamerjas gehulde heertje met die curieuze snor, die ‘Billbrandy’ scheen te heten, een bekende verschijning. Ook in excentriciteit deed Gerbrandy niet heel veel voor Churchill onder.

Beiden waren ook bijzonder eigengereid en overtuigd van hun gelijk. Gerbrandy’s vrouw achtte het dan ook een groot waagstuk dat na de oorlog een rederij een tanker naar haar man vernoemde, omdat het haar ervaring was dat hij ‘volkomen onbestuurbaar’ was. Ook hadden ze allebei lak aan de hiërarchie van het overheidsapparaat en waren ze geen van beiden ideologische scherpslijpers. Beiden schroomden ook niet om recht tegen hun partij in te gaan. Churchill deed dat in de jaren dertig door eerst de aanval te openen op het India-beleid van Baldwin, die een eerste stap wilde zetten op weg naar zelfbestuur, en vervolgens fel te ageren tegen de appeasement-politiek van Chamberlain. Gerbrandy nam in 1939 tegen de uitdrukkelijke wil van de antirevolutionaire partij zitting in het kabinet-De Geer, waarin voor het eerst ook sociaal-democraten waren opgenomen. Een deel van hun partijgenoten zou hen hierom eeuwig blijven haten.

Beide oorlogsleiders konden zo krachtig overkomen doordat ze beschikten over een onwankelbaar geloof. Bij Gerbrandy was dat het geloof in het ‘drievuldig snoer’ God-Nederland-Oranje, en bij Churchill het geloof in de superioriteit van de ‘English-speaking peoples’ en de overtuiging dat het zijn lotsbestemming was het British Empire te redden. Ook wat betreft dat laatste, koloniale, aspect leek Gerbrandy op Churchill, en na de oorlog zou hij dan ook de belangrijkste woordvoerder worden van degenen die zich niet konden neerleggen bij de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië. Hardnekkige geruchten deden de ronde dat hij zelfs een staatsgreep had willen plegen. Fasseur toont aan dat van concrete plannen geen sprake was, maar dat hij samen met geestverwanten hierover wel ‘dagdroomde’.

Kunnen we voor zijn kolonialisme weinig sympathie opbrengen, respect verdient Gerbrandy zeker wegens zijn fel antinazistische gezindheid. Evenals Churchill was hij er heilig van overtuigd dat Hitler een bedreiging vormde voor de westerse beschaving, en dat hij koste wat het kost verslagen diende te worden. ‘Hij paart aan de kracht van een rinoceros de giftanden van de adder en de stank van de bunzing’, aldus Gerbrandy over de Führer.

Tijdens bombardementen op Londen ging Gerbrandy dikwijls de straat op om te kijken wat er aan de hand was

Hoewel dit niet onaardig geformuleerd was, kon Gerbrandy als redenaar en auteur niet in de schaduw van Churchill staan. Naast dit verschil met de grote Britse leider waren er trouwens nog wel meer punten waarop zij niet op elkaar leken. Om te beginnen was er uiteraard het verschil in afkomst. Waar Churchill als nazaat van de hertog van Marlborough tot de top van de Britse elite behoorde was Gerbrandy een boerenzoon die door keihard werken carrière had gemaakt. Dat harde werken wordt door Fasseur uitgebreid beschreven. Soms zelfs wel te uitgebreid, want hoewel dit een zeer leesbare biografie is, besteedt Fasseur wel erg veel bladzijden aan Gerbrandy’s aanvaringen met het VU-bestuur, zijn besognes op radiogebied, en het onverkwikkelijke gesteggel binnen de regering te Londen. Aan de andere kant: het is nu wel goed gedocumenteerd.

Al met al heeft Cees Fasseur een overtuigend portret geschilderd van deze opmerkelijke politicus, en bij al zijn bewondering voor ’s mans rechtvaardigheidsgevoel, strijdlust en onverzettelijkheid heeft hij ook duidelijk oog voor diens gebreken. Als leider van een kabinet faalde Gerbrandy, omdat hij zijn ploeg niet bij elkaar wist te houden, en af en toe is Fasseur ook buitengewoon ironisch over de parmantigheid waarmee de regering in ballingschap zich druk maakte over hoe Nederland na de oorlog weer ingericht zou worden.

Als je op dit punt Gerbrandy met Churchill vergelijkt, valt dit bepaald niet in het voordeel van de eerste uit. Maar helemaal terecht is dat natuurlijk ook niet. Dat Churchill veel meer gezag had kwam niet alleen door het verschil in politieke traditie, maar vooral doordat het in deze jaren voor Groot-Brittannië een zaak was van erop of eronder. Nederland wás in mei 1940 al verslagen en de regering in ballingschap kón gewoon heel weinig uitrichten. Als symbool van onverzettelijke strijdlust tegen de nazistische barbarij speelde Gerbrandy echter een enorm belangrijke rol en was hij onvervangbaar.


Cees Fasseur: Eigen meester, niemands knecht: Het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Balans, 606 blz., € 39,95; e-book, € 14,99


Beeld: Ontwerptekening voor het standbeeld van Pieter Sjoerds Gerbrandy door Maria van Everdingen