John Constable © Victoria and Albert Museum, London

1. Van Eyck

Van Eyck: Een optische revolutie was niet alleen de grootste overzichtstentoonstelling van het werk van de gebroeders Van Eyck ooit, het had ook een jubeljaar in Gent en Brugge moeten zijn, en dat is het niet geworden. Sneu. Je zou kunnen zeggen dat hier de grens werd bereikt van wat er met het tentoonstellen van dit soort oudere kunst, kwetsbaar en zeldzaam, mogelijk is; er komt een punt waarop de blockbusterambitie het inzicht van de bezoeker in de weg gaat zitten, niet alleen omdat er te veel mensen voor je neus staan, maar ook omdat men te veel tegelijk wil vertellen en alles met alles samenhangt, enzovoort. Wat overblijft is een catalogus van uitzonderlijk hoge kwaliteit, waarin veel nieuws te berde werd gebracht over Van Eycks interactie met het Bourgondische hof en over zijn kennis – enigszins hypothetisch – van nieuwe inzichten in optica en het ‘wezen’ van het licht.

2. Barok in Rome

Caravaggio-Bernini: Barok in Rome in het Rijksmuseum Amsterdam was even groots, in opzet en in materiaal, maar anders van toon en intentie. Van beide kunstenaars en hun tijdgenoten is benoorden de Rijn weinig werk in collecties te vinden, en in beeldhouwwerk zijn wij sowieso stiefmoederlijk bedeeld, doch hier was op hoog niveau geleend. Het tableau was ronduit schitterend. De tentoonstelling verdiende vooral lof omdat het niet het voor de hand liggende glibberige pad van ‘de barok’ af ging, in een vormgeving die maar weer eens het theatrale en spectaculaire benadrukte, maar juist een geserreerde presentatie gaf waarbinnen dat complexe idee van ‘barok’ zaal na zaal en werk na werk uiteengenomen werd, als een motorblok in een garage. Het fijne daarvan was dat je zo’n kwieke buste van kardinaal Borghese of een ‘Magdalena in katzwijm’ van Artemisia Gentileschi waarderen kon op het proces en de gedachtegang van de maker, ooit, en op de middelen die werden ingezet om je hart, je ziel en je onderbuik te bereiken.

3. John Constable

Even verhelderend en onderzoekend was John Constable, in Teylers Museum, Haarlem. Dat was een kleinere tentoonstelling met een paar absolute topwerken, maar dan wel omringd met alles wat de kunstenaar daarvoor, daarna en daaromheen aan studies en probeersels had vervaardigd, en dus een plezier voor mensen die willen zien hoe het komt dat een kunstwerk ‘werkt’. Een extra sterk punt was het tonen van delen van Constables prentenverzameling, zijn ‘visuele geheugen, waardoor je nog sterker begreep hoe een ouder beeld kan worden opgenomen en voortbestaan in een volgend, weer volledig nieuw beeld.
Te zien t/m 28 februari 2021 in het Teylers Museum in Haarlem

In de staart van deze drie grote tentoonstellingen memoreer ik graag drie kleinere: Modern Perspectives in het Stadsarchief Amsterdam presenteerde mooi onderzoek naar leven en werk van een kring van zeer getalenteerde fotografen en filmers in Amsterdam het interbellum; Jan Mankes in Museum MORE bood een keuze uit dat betoverende werk, altijd een genoegen; het Rembrandthuis gaf met HIER: Zwart in Rembrandts tijd een waardevolle aanzet naar verder onderzoek naar de historische werkelijkheid van de multiculturele samenleving.