Zonder het te weten is de 49-jarige Mahmoed Ahmedinejad, sinds juni vorig jaar president van Iran, de inzet geworden van een experiment. Het is geen laboratoriumproef en de vertrouwde proefleiders in witte jassen ontbreken, maar de onderzoeksvraag is voor menige geïnteresseerde in de leer van de internationale betrekkingen duidelijk: hoe te voorkomen dat een godsdienstwaanzinnige, door een ongelukkig toeval aan het hoofd van een land geplaatst, uit naam van zijn geloof een oorlog ontketent?

Hoewel hij op de dag na zijn verkiezing beloofde een «gematigd beleid» te zullen voeren, heeft Ahmedinejad binnen zes maanden in alle opzichten het beeld bevestigd van een blinde aanhanger van de revolutionaire Shia; een gewezen Revolutionaire Gardist, gewezen leider van de paramilitaire knokploeg Basij en gewezen beul in de Evin-gevangenis die weliswaar zijn vroegere taken heeft verruild voor een verhevener functie, maar niet de bijbehorende fanatieke inslag heeft afgezworen. Hij heeft voorzover bekend geen twijfels over zijn goddelijke plicht, is nimmer bang geweest om te moorden of te sneuvelen in naam van zijn geloof en hecht voorzover bekend geen belang aan aardse genoegens die hem kunnen afhouden van zijn opdracht om Iran om te toveren tot nucleaire energiebron voor een wereldwijde islamistische beweging.

Hij is, kortom, de ideale kandidaat om het bekendste axioma van de afschrikkingsleer op de proef te stellen: het axioma dat leiders van staten «rationeel» handelen en geen initiatieven nemen waardoor hun macht, hun persoonlijke en institutionele belangen en hun fysieke overleving gevaar lopen. Zo werden de grootmachten tijdens de Koude Oorlog van onbezonnen stappen afgehouden door de dreiging van wederzijdse verzekerde vernietiging, een begrip dat in het Engels toepasselijk werd afgekort tot «MAD». En zo werden de kleintjes in het gareel gehouden door de dreiging van «massieve vergelding» door hun machtiger tegenstanders.

Tot nog toe werkte die afschrikking. Saddam Hoessein werd door een politiek van containment (met op de achtergrond de dreiging van Amerikaanse nucleaire vergelding) afgehouden van het ontwikkelen van kernwapens of het overhandigen van kernwapentechnologie en splijtstoffen aan terroristische bewegingen. Noord-Korea ontwikkelde wel een kernwapen, maar maakte het tot inzet van onderhandelingen teneinde zijn buren en strategische tegenstanders diplomatieke concessies af te dwingen. Het doel van de excentrieke, op marxisme en confucianisme stoelende Noord-Koreaanse ideologie is per slot van rekening machtsontplooiing op aarde, niet een verzekerde zetel in het Paradijs. Pyongyang haalde het niet in zijn hoofd om strategische banden te onderhouden met terreurbewegingen die Noord-Korea konden meesleuren in een oorlog.

In het geval van Ahmedinejad lijkt de afschrikking niet te werken. Hij speelt zo hoog spel dat de Franse president Chirac onlangs verklaarde dat de Franse militaire blauwdrukken worden aangepast zodat Franse atoomwapens voortaan ook kunnen worden ingezet tegen schurkenstaten en aan hen gelieerde terreur bewegingen die de wereld chanteren met kernwa pens. Het was een duidelijke verwijzing naar Iran, dat de laatste jaren alle toenaderings pogingen en onderhandelingsvoorstellen van de zijde van de EU inzake de beëindiging van zijn (tot voor kort geheim gehouden) kernwapenprogramma heeft afgeslagen en tegelijk in woord en daad steun verleende aan terreurbewegingen die de vernietiging van Israël beogen.

Het is mogelijk dat de Iraanse president slechts brinkmanship bedrijft, dat wil zeggen de schijn van onbezonnenheid wekt om strategische tegenstanders te intimideren, maar gezien zijn biografie is het twijfelachtig of hij daarvoor de intellectuele capaciteiten heeft. Kan de wereld zich het risico veroorloven dat hij meent wat hij zegt? En als dat zo is, mogen we er dan op rekenen dat hij zijns ondanks in het gareel wordt gehouden door gematigde adviseurs en door de bureaucratische traagheid van staat en leger die hun machtsposities niet in gevaar willen laten brengen door militair avonturisme? Zelf heeft Ahmedinejad in de loop van zijn volwassen leven nauwelijks iets anders gezien dan de onderwereld van sjiïtische strijdgroepen en knokploegen, martelkamers en terreuracties waardoor het Iraanse regime zich nu al decennia lang internationaal isoleert.

Mahmoed Ahmedinejad werd geboren in een arbeidersgezin met zeven kinderen in het rustieke stadje Garmshar, maar hij groeide op in de ruige achterbuurten van zuid-Teheran, waar het netwerk van sjiïtische activisten het enige sociale vangnet vormde te midden van schrijnende armoede. Door al jong deel te nemen aan hun agitatie verwierf hij enig lokaal aanzien en vergaarde de financiële middelen om in 1975 polytechniek te kunnen gaan studeren. In de revolutionaire atmosfeer van 1979 richtte Ahmedinejad samen met religieuze medestudenten de Islamitische Studentenvereniging aan de Elmo-Sanaat Universiteit op. Na de machtsovername van ayatollah Khomeini werd hij benoemd tot studentenvertegenwoordiger bij het Bureau voor Versterking van de Eenheid binnen Universiteiten (OSU), dat in november 1979 de bezetting van de Amerikaanse ambassade in Teheran uitvoerde.

Vanaf dat moment was Ahmedinejad steeds te vinden in de voorste linies van de islamitische revolutie. Als OSU-functionaris gaf hij leiding aan de zuivering van de universiteiten in het kader van de Islamitische Culturele Revolutie. De instellingen zelf werden voor de duur van drie jaar gesloten terwijl de gedachtenpolitie van het nieuwe regime onwelgevallige hoogleraren en studenten arresteerde, martelde en vermoordde.

In datzelfde jaar trad Ahmedinejad ook toe tot de Iraanse Revolutionaire Gardisten, die tot taak hadden de revolutie zowel naar binnen als naar buiten te verdedigen tegen sabotage en infiltratie door ongelovigen en agenten van de Grote Satan Amerika.

Ahmedinejad werkte op de afdeling binnenlandse veiligheid en opereerde in de beruchte Evin-gevangenis, waar talloze tegenstanders van het regime in de loop van de jaren tachtig «verdwenen». Hij had er de reputatie van een genadeloos verhoorder en voltrok niet zelden zelf het doodvonnis waartoe zijn verhoren de aanzet hadden gegeven. Iran is waarschijnlijk het enige land ter wereld dat een voormalige professionele beul als president heeft.

In 1986 was zijn aanwezigheid aan het geleidelijk afkalvende Iraans-Iraakse front gewenst en werd Ahmedinejad overgeplaatst naar de Speciale Brigade van de Gardisten in Kerman shah. Hij was er verantwoordelijk voor speciale operaties buiten Iraans grondgebied, variërend van aanslagen in de naburige oliestaten (die Irak steunden) tot het onveilig maken van de internationale scheepvaartroutes in de Golf met behulp van met mortieren bewapende rubberbootjes. Volgens westerse inlichtingendiensten was hij in Kermanshah bovendien de oprichter van het internationale doodseskader, de Quds, dat in opdracht van Teheran dissidenten en andere tegenstanders in Europa en elders in het Midden-Oosten vermoordde. Diezelfde Quds zijn momenteel weer actief in Iran, waar ze samen met de destijds door Ahmedinejad aangevoerde Badr Brigade van gevluchte Iraakse sjiïten een serie moorden hebben uitgevoerd op tegenstanders van de sjiïtische meerderheidsregering in Bagdad.

Na de oorlog bezette hij diverse bestuurlijke posten, de laatste als gouverneur van de provincie Ardebil. De hervormingsgezinde president Khatemi liet hem in 1997 ontslaan. Ahmedinejad keerde terug naar zijn alma mater in Teheran, ogenschijnlijk om er polytechniek te doceren, maar in werkelijkheid om het nieuwe, door de jeugd toegejuichte en democratisch an gehauchte bewind van Khatemi te bestrijden. Hij leidde al gauw weer een eigen knokploeg, de Ansar Hizballah, die hem hielp in 2003 het burgemeesterschap te verwerven. Dat gold ook voor een andere organisatie die hij in die tijd opzette, de Abadgaran, een politieke beweging van jonge fundamentalisten die dankzij intimidatie, stembusfraude en steun van de Revolu tionaire Gardisten de nodige verkiezings overwinningen boekte.

Ahmedinejad dankt zijn machtspositie echter niet alleen aan manipulatie en moord. Zijn voornaamste politieke troef van de laatste jaren was het onvermogen van de Iraanse hervormers om de wensen en ambities van de aanstormende jongere generatie (de helft van de Iraniërs is onder de 21 jaar) om te zetten in banen en een eind te maken aan de verstikkende bureaucratie en corruptie in alle geledingen van de overheid. De teleurstelling en ontevredenheid van de jongeren, in combinatie met de onvrede van het veel conservatievere Iraanse platteland over de «arrogantie» van Teheran, bezorgden hem vorig jaar de overwinning.

Ahmedinejad liet zich in zijn campagne voorstaan op zijn eenvoudige komaf en ascetische leefwijze (hij rijdt dagelijks ostentatief in zijn eigen autootje naar zijn werk) en reisde het land af om banen en doortastende corruptie bestrijding, overheidssteun voor arme gezinnen en studiebeurzen voor veelbelovende jongeren in het vooruitzicht te stellen. Maar hij hamerde ook op de dreigende aanwezigheid van Amerikaanse troepen in de buurlanden Irak en Afghanistan en de noodzaak om de Grote Satan te bestrijden. Hij versloeg uiteindelijk voormalig president Hashemi Rafsanjani met 62 procent van de stemmen. Wie mocht twijfelen aan zijn theocratische overtuiging moet bedenken dat hij zijn campagne voerde onder de slogan dat recht en vrijheid onverenigbaar zijn en dat hij, Ahmedinejad, onvoorwaardelijk aan de kant van het recht stond.

Sindsdien heeft de rest van de wereld kennisgemaakt met zijn rechtlijnige revolutionaire taal. De vraag is hoe we die moeten duiden: als bluf of als inleiding tot een nieuw internationaal offensief? Het laatste wordt steeds waarschijnlijker, aangezien Iran momenteel op diverse fronten duidelijk de confrontatie met Israël en het Westen zoekt: in Irak, in Syrië en Libanon, maar ook in de wandelgangen van het Internationaal Atoomagentschap in Wenen of in het kader van de protesten tegen de Deense spotprenten. Daarbij wordt diplomatieke taal telkens afgewisseld met agressieve beginsel verklaringen die de betekenis van de diplomatieke uitingen ondergraven.

De verwikkelingen rond het Iraanse kernwapenprogramma zijn goeddeels bekend. Het is de Europese trojka (Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië) niet gelukt om Iran af te houden van het bouwen van eigen verrijkings instal laties en andere infrastructuur die voor weinig anders kan dienen dan de verwerving van een eigen atoombom. En het is zonneklaar dat het aantreden van Ahmedinejad het breekpunt was. Zijn herhaalde, geharnaste uitspraken dat Iran het recht heeft zich «met alle middelen» te verdedigen haalden een streep door alle verzoeningsgezinde pogingen van Iraanse diplomaten om de wereld ervan te overtuigen dat het land slechts streefde naar vreedzaam gebruik van kernenergie. In het licht van de voorgaande achttien jaar, toen Teheran het IAEA omtrent zijn nucleaire programma bedroog, waren die po gingen toch al niet zeer overtuigend.

Officieel wenst Teheran goede betrekkingen met het door de Amerikanen bezette Irak, maar op de grond zijn Iraanse strijdgroepen en infiltranten in hoog tempo bezig om het buurland tot een nieuwe strategische ruimte voor Iran om te vormen. Volgens de Iraanse opposi tionele Nationale Verzetsraad heeft Teheran tienduizenden betaalde agenten op Iraans grondgebied. Iraanse strijdgroepen en door Teheran opgeleide sjiïtische brigades zijn in heel Irak actief en zetten kracht bij aan het streven van de sjiïtische meerderheidsregering in Bagdad om van het land een theocratische republiek naar Iraans voorbeeld te maken. Nauwe persoonlijke contacten op regerings niveau en in religieuze kringen versterken het beeld van een sluipende maar onstuitbare Iraanse machtsovername in Irak.

Tegen de achtergrond van de nucleaire aanspraken en Ahmedinejads uitspraak dat Israël «van de wereldkaart moet worden geveegd» is het bijzonder verontrustend dat Teheran openlijk de banden aanhaalt met Syrië en een rits islamistische terreurbewegingen in de regio. De Iraanse president was onlangs te gast in Damascus waar hij overleg had met onder meer Hamas, Hezbollah en de Sjiïtische Jihad. Tot voor kort voeren Damascus en Teheran een tegengestelde koers met betrekking tot Irak omdat het nationalistische regime in Syrië geen theocratische buurstaat wenste. Door het complete isolement van Damascus sinds de Syrische betrokkenheid bij de moord op de Libanese premier Hariri bekend is geworden, komen de landen nader tot elkaar. De Jordaanse koning Abdullah heeft reeds openlijk zijn verontrusting uitgesproken over het ontstaan van een «sjiïtische boog» van Iran tot Libanon, met Irak en Syrië als voornaamste tussenposten.

De rel rond de Deense spotprenten ten slotte heeft een nieuwe dynamiek aan de Iraanse expansie toegevoegd. Door het mislukken van de EU-bemiddeling inzake het Iraanse atoomprogramma en de door Europa verafschuwde verkiezingsoverwinning van Hamas ontstaat er een verwijdering tussen Arabische landen en de Europese Unie, waarbij de goed geregisseerde verontwaardiging over de spotprenten plotseling dient als stok om heel Europa te slaan.

Volgens de gezaghebbende Franse Arabist Olivier Roy is de rel een voorbode van een verdere verharding van de Arabisch-westerse tegenstellingen waarbij radicale bewegingen, en in de eerste plaats de door Iran gesteunde sjiïtische bewegingen, garen spinnen.

Veel reden tot hoop op een effectieve binnenlandse oppositie tegen Ahmedinejads wilde plannen is er ook al niet. De studentenbeweging is op sterven na dood, Teheran maakt zich op voor een nieuwe ronde van politieke zuiveringen, censuur, draconische kledingvoorschriften en an dere beperkingen die wellicht zullen leiden tot een tweede brain drain van goed opgeleide en intellectueel weerbare Ira niërs naar het buitenland zoals die ook aan het begin van de jaren tachtig plaatsvond. De massademonstraties voor democratie van enkele jaren geleden zijn ondenkbaar ge worden. In plaats daarvan komen zorgvuldig geregisseerde massabetogingen rond de optredens van Ahmedinejad, zoals die van 11 februari waarop de president, onderbroken door spreekkoren die «Dood aan Denemarken» eisten, zich uitput in de onderwereldtaal die zijn handelsmerk is geworden: «De Europeanen zeggen dat er vrijheid in hun landen heerst. Ze liegen als ze zeggen dat ze vrijheid hebben. Ze zijn gijzelaars in handen van de Zionisten. En de volken van Europa en Amerika zullen een zware prijs betalen voor hun eigen gijzeling.»