
Schrijver Marcel Möring had een tijdje geleden een collega op bezoek die hem vroeg: ‘Goh, ben jij nog bij De Bezige Bij?’ Ze refereerde aan het contract dat de uitgeverij in februari sloot met de Libanees-Belgische activist Dyab Abou Jahjah. In de pers was een foto van hem verschenen met de pen in de aanslag boven het contract, geflankeerd door directeur-uitgever Henk Pröpper van De Bezige Bij en Katrijn van Hauwermeiren van de Vlaamse tak.
Dit heuglijk gevierde moment viel niet bij iedereen in goede aarde: uitgerekend deze uitgeverij, geworteld in het verzet tegen de nazi’s, gaat in zee met iemand die openlijk antizionistisch is en – minder grijpbaar – antisemitisch. In Het Parool ventileerde Theodor Holman onmiddellijk zijn ongenoegen. ‘Zijn ze gek geworden? Geert Lubberhuizen, oprichter van De Bezige Bij, zat in het verzet, samen met leden van de Paroolgroep. Ze hielpen Joodse kinderen de oorlog door. Drukten de Moffenspiegel.’ En nu iemand binnenhalen die roept dat Israël vernietigd moet worden, onbegrijpelijk. ‘De bijenkoningin eet haar kinderen op.’
Enkele schrijvers van De Bezige Bij zijn woedend, sommige dreigen op te stappen. Leon de Winter en Jessica Durlacher worstelen met een dilemma, want weggaan bij een uitgeverij waar ze zich al zo lang thuis voelen en vriendschappen hebben opgebouwd betekent dat zij de verliezende partij zijn. Het contract voor Abou Jahjah voelt als een dreun in hun gezicht. ‘Iemand die het woord zionisten gebruikt voor joden en zichzelf een fanatiek antizionist noemt, tja, hoe noem je zo iemand?’ aldus Durlacher. ‘Kennelijk is het sociaal aanvaardbaar geworden om je zo uit te laten in intellectuele kringen. Dat voelt erg onveilig, moet ik zeggen.’
Over het algemeen is hij niet zo heet gebakerd, vertelt Möring, en bemoeit hij zich eigenlijk nooit met de uitgeverij. ‘Ik ben zelf maar eens informatie over hem gaan verzamelen, en daar schrok ik behoorlijk van. Het meest stoort mij zijn antisemitisme. Een voorbeeld: hij kwalificeerde Bart De Wever als “zionistenpijper” toen hij als burgmeester van Antwerpen de joodse bevolking extra wilde beschermen na de aanslagen in Parijs. Waar ik ook echt boos over werd, was de manier waarop hij in zijn column in De Standaard reageerde op “Keulen”. Dat was allemaal zwartmakerij over moslims en had niets te maken met mishandeling van vrouwen.’
Hij belde de uitgeverij om te zeggen dat er in kringen van schrijvers beroering was over het contract. Hij schreef Pröpper een brief. Möring: ‘Abou Jahjah staat voor literaire noch voor inhoudelijke kwaliteit. Het is allemaal pseudo-marxistische lulkoek die ik nog ken uit de jaren zeventig. Deze man is onwelriekend, onsamenhangend, een paling in een emmer vol snot. Hij brengt het oude verhaal in een nieuwe verpakking. Waarom geef je zo iemand een contract?’ Pröpper antwoordde dat hij erover zou nadenken.
Het is niet de eerste keer dat de uitgeverij voor een principiële keuze wordt gesteld. In de zomer van 2013 verscheen Handleiding antisemitisme voor beginners als bijlage van het literaire tijdschrift Das Mag. Het kwam van de schrijver Jamal Ouariachi (1978) die opgroeide in een ‘oer-Hollands Multi-culti gezin’, aldus zijn website, met de bedoeling het fenomeen te ironiseren. Moet kunnen, meende de redactie, het is ter provocatie en vermaak. Een half jaartje later veroorzaakte ‘de handleiding’ alsnog een rel.
De Bezige Bij was eind 2013 een relatie aangegaan met Das Mag om samen een boek met tien veelbelovende schrijvers onder de titel De Tien uit te geven. De eerder bij Das Mag verschenen handleiding vormde geen belemmering. Totdat iemand Jessica Durlacher erop wees. Durlacher was not amused om zichzelf en Leon de Winter als getekende voodoopoppetjes aan te treffen tussen prikkeldraad, Hitlersnorretjes, het Horst Wessellied en allerlei ‘tips’ hoe je een antisemiet kunt worden.
Suzanne Holtzer, hoofd fictie bij De Bezige Bij én voorzitter van Stichting Das Magazin, besefte dat de publicatie inderdaad niet strookte met het geweten en het gevoel voor ethiek van De Bezige Bij. Een slechte grap was nog tot daaraan toe, meende zij, maar het geschrift uitbrengen zonder kritisch kader kon niet. ‘Om redenen van het geweten’ ging de stekker uit de samenwerking. De uitgeverij gaf aan zich in deze stap ‘niet te laten gijzelen door deze of gene mening’. Het was de uitgeverij zelf ‘die niet geassocieerd wilde worden’ met ‘een geschrift dat naar ons inzicht zonder context niet anders dan als antisemitisch gelezen kan worden’.
Dit lag nog vers in het geheugen toen het contract met Abou Jahjah werd gesloten. Het is inmiddels uitgemond in een principekwestie. Over zijn signatuur staan de meningen recht tegenover elkaar (zie kader), en dat legt een diepere problematiek bloot. In hoeverre wil een uitgeverij via auteurs of de inhoud van non-fictieboeken een profiel neerzetten, zoals in de politieke jaren zestig en zeventig? Of geeft ze ‘alles’ uit waar ze een markt in ziet? In het verlengde daarvan: welke stem draagt constructief bij aan het debat over de multiculturele samenleving? Voor- en tegenstanders beroepen zich in hun argumenten op de vrijheid van meningsuiting en de open democratie.
Of een uitgever het eens moet zijn met de politieke visie van een auteur is tamelijk diffuus. De van oudsher linkse uitgeverij Van Gennep bracht in 2001 bijvoorbeeld Droomkabinet: Hoe Nederland geregeerd moet worden van Pim Fortuyn uit. pvv’er Martin Bosma kreeg in 2010 bij Prometheus de gelegenheid De schijn-élite van de valse munters te publiceren, een ongenuanceerd relaas over ‘het multiculturele experiment’ en dat links opnieuw wegbereider is van een totalitaire ideologie. Bij beide uitgeverijen bleef het wel bij een eenmalig avontuur.
‘Een boek uitgeven van iemand als Bosma, dat kan’, zegt Daniël van der Meer, uitgever van Das Mag. ‘Je geeft iemand een kans om van mening te veranderen. Als je de vrijheid van meningsuiting respecteert moet je die ook in praktijk brengen.’ Een politieke kleur hebben als uitgever via je fonds, dat vindt hij onwenselijk en zelfs beangstigend. ‘Onze selectie is gebaseerd op stilistische kwaliteit of het belang van de inhoud – het liefst heeft een auteur beide. Als je iemand een contract geeft, dan is die vervolgens geheel vrij. Dat betekent uiteraard niet dat wij élk politiek geluid hoeven uit te geven’, zegt Van der Meer.
Das Mag zag in ieder geval de woede over de handleiding absoluut niet aankomen. Van der Meer: ‘Het is een opzichtige bewerking van het partijprogramma van de pvv. Met het voodoopoppetje gaf Ouariachi aan dat Durlacher en De Winter dan bij een nationale talkshow te gast zijn, wat goed is voor “de zaak”. Bij onze abonnees was de satire volkomen duidelijk, er waren welgeteld nul klachten of opzeggingen, in recensies werd het stuk geprezen. Suzanne Holtzer van ons stichtingsbestuur had het gelezen. Wel merkten wij dat ze ermee in haar maag zat.’ Toen de publieke discussie hoog opliep, eiste De Bezige Bij dat Das Mag zich publiekelijk zou distantiëren van de handleiding. De hoofdredactie weigerde, waarna De Bezige Bij besloot deelname aan De Tien te staken. Holtzer verliet het stichtingsbestuur.
Dat uitgevers midden in de samenleving staan is evident. Het zegt dus iets over deze tijd dat een uitgevershuis met zijn fonds, anders dan voorheen, geen uitgesproken maatschappelijk profiel meer uitdraagt. Er zijn wel morele grenzen. De Bezige Bij had uiteindelijk een zwaar gemoed bij de handleiding, maar ruim twee jaar later kennelijk geen moeite met Abou Jahjah.
Directeur Pröpper verklaart zich nader per mail. ‘In Vlaanderen is hij gerespecteerd als stem in het debat en wordt hij als zodanig gesteund door intellectuelen als Stefan Hertmans, Tom Lanoye en David Van Reybrouck. Vanzelfsprekend zal De Bezige Bij nooit iets uitgeven dat ook maar zweemt naar antisemitisme, en niet zozeer alleen vanwege onze geschiedenis. Het door Abou Jahjah voorgenomen boek zal gaan over Europa en zal net als elk ander boek op alle fronten kritisch worden beoordeeld.’
Hertmans licht zijn steunbetuiging per mail graag toe. Abou Jahjah plaatst hij tegen zijn persoonlijke achtergrond. ‘Hij heeft geleefd onder de bommen van Israël en familieleden verloren; hij heeft het democratisch recht dit aan te kaarten en zijn kant van het verhaal te vertellen.’ In het Belgische discours werd hij volgens Hertmans aanvankelijk op twee manieren gepercipieerd. Enerzijds werd hij beschouwd als ‘een gevaarlijke fundamentalist die de mond moest worden gesnoerd’, anderzijds als ‘een bewijs van een op gang gekomen integratie en emancipatie: iemand die goed van de tongriem gesneden was, die nieuwe Belgen toonde hoe men een publiek debat kan voeren. Ook al waren zijn standpunten voor heel wat mensen een paar bruggen te ver (ook voor mij soms).’
Doordat Jahjah steeds genuanceerder werd, is hij volgens Hertmans een volwaardige stem in het Belgische debat geworden. ‘Hij hoort in principe tot diegenen die juist van onmisbaar belang zijn bij het ontwikkelen van die gematigde, geïntegreerde islam in Europa.’ Het enige tegenargument dat overblijft, is dan ook: ‘Zijn culturele identiteit. Hem op basis daarvan de mond willen snoeren nog voor hij een boek heeft gepubliceerd, komt neer op politieke en culturele discriminatie.’ Daarom doet De Bezige Bij er goed aan hem te publiceren, vindt Hertmans. ‘Zij heeft een traditie hoog te houden wat betreft het vrijwaren van het vrije woord. De geschiedenis heeft geleerd dat je door uitsluiting slechts de demonen wakker roept waarvoor je bevreesd was. En net die demonen moet Abou Jajah ons helpen bezweren.’
David Van Reybrouck reageert ook per mail. De geruchten over het tumult bij De Bezige Bij hadden hem zelfs in Sulawesi bereikt. In gesprekken met bevriende Nederlandse auteurs valt het hem op hoe slecht geïnformeerd velen van hen zijn. ‘Voor de meesten is Abou Jahjah niets minder dan de belichaming van de baarlijke duivel zelve. Die merkwaardige beeldvorming is in Vlaanderen inmiddels al jaren achterhaald.’ Ook al is hij het vaak met zijn ideeën oneens en denkt hij dat ‘zijn heftige, provocatieve stijl van argumenteren vaak meer schade aanricht dan noodzakelijk’.
Net als Hertmans wijst hij op een rol voor Abou Jahjah in het tegengaan van radicalisering. ‘Had men in België tien jaar geleden verstandiger omgesprongen met het fenomeen Dyab Abou Jahjah, dan was Molenbeek geen jihadistisch broeinest geworden. Hij wist de frustraties van jonge allochtonen te kanaliseren, te benoemen en politiek zichtbaar te maken.’ Van Reybrouck hanteert de volgende logica: Abou Jahjah fungeerde als brug tussen boze jongeren en het establishment van nationale media en moest laveren tussen opruiende taal en redelijke argumentatie. Het resultaat van die tweespalt zou de politieke demonisering van zijn persoon zijn. En die demonisering heeft het ressentiment binnen de gemeenschap die hij vertegenwoordigde aangewakkerd en de deuren opengezet voor vormen van religieuze radicalisering waar hij zelf voor huiverde.
‘Ik heb gezien hoe Abou Jahjah rapper Appa vol instemming toejuicht op een grote pro-Palestina-bijeenkomst op het Museumplein, nadat die net “Dood aan Israël” en “Weg met Esther Stinkvoet” heeft gebruld’, zegt Jessica Durlacher. ‘Heet dat bruggenbouwen?’
Zijn felle, heftige en soms ook ergerlijke stem uitgeven past volgens Van Reybrouck juist binnen de historische idealen van een moedig, koppig huis als De Bezige Bij om het debat over migratie en integratie niet uit de weg te gaan.
Deze Belgische schrijvers hanteren dezelfde argumenten: de democratie is gediend met het aan het woord laten van alle perspectieven en Abou Jahjah werkt zelfs als een medicijn tegen radicalisering onder dolende moslimjongeren. Of dat causale verband er is, kan natuurlijk niet worden bewezen. Het omgekeerde zou ook waar kunnen zijn. Daar wijzen zijn critici dan ook op: zijn antizionisme vermengt zich met antisemitisme – en dat spook waart weer rond in Europa.
De controverse maakt nog iets duidelijk: onder vooral linkse intellectuelen is ‘de joodse zaak’ niet meer populair, het mededogen voor gediscrimineerde minderheden heeft zich verlegd naar moslims. De nieuwe solidariteit is terug te voeren op het voortdurende conflict in Israël en het brute geweld tegen de Palestijnen. De wet van het getal doet de rest: er zijn miljoenen moslimmigranten in Europa die luid van zich laten horen, terwijl de joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog is geminimaliseerd en verregaand geassimileerd.
De ironie is dat beide groepen zich bedreigd voelen, maar dat er een proportioneel verschil is. Overal in Europa durven joden niet met een keppeltje over straat; hun synagoges, scholen en instellingen moeten beveiligd worden. Moslims daarentegen kunnen hun geloof in de openbare ruimte zichtbaar (hoofddoeken, djellaba) uitdragen en gaan niet door detectorpoorten de moskee in. Dit is een realiteit die in ‘het debat’ weinig naar voren komt. En wie opkomt voor Israël en/of joden in Europa loopt de kans in de hoek geduwd te worden van reactionair of iemand die de agenda van rechts-populisme voedt. Joden zelf voelen zich ongemakkelijk als ze hun onbehagen aankaarten: ze zitten te zeuren of spelen weer eens de ‘holocaustkaart’.
Frankrijk laat die polarisatie als geen ander land scherp zien. Prominente filosofen als Alain Finkielkraut, Pascal Bruckner en Bernard-Henri Lévy, die zich kritisch uitlaten over de multiculturele samenleving en wijzen op de toenemende jodenhaat, krijgen het verwijt nationalistisch en extreem-rechts te zijn. Net als in Frankrijk is in Nederland de gevoeligheid voor moslimfobie groter geworden dan voor antisemitisme. Hoe dat komt? Angst. Afgeserveerd als: zit niet te zeuren.
Had Das Mag bijvoorbeeld een handleiding gepubliceerd voor een beginnend islamhater met de profeet als voodoopoppetje? Of als de bron van antisemitisme voor beginners niet het (neo)nazisme maar de islam zou zijn geweest? Daniël van der Meer zegt aarzelend: ‘In het jodendom ligt afbeelding niet zo gevoelig als binnen de islam. We zijn echt niet op zoek om mensen te schofferen.’
Moeten alle perspectieven per se onder één uitgeversdak gepubliceerd worden? Enkele Bezige Bij-auteurs voelen zich oncomfortabel in hun ‘thuis’ als een geluid dat haaks staat op hun opvattingen over de samenleving met open armen wordt ontvangen. Of met de komst van Abou Jahjah de bijenkoningin haar kinderen opeet is ongewis. Möring wil er nog niet op vooruitlopen. ‘Ik vind hem een klojo, maar zal hem beoordelen op wat hij schrijft. De uitgeverij heeft de vrijheid om uit te geven wat ze zelf wil. Ik heb de vrijheid om te stoppen. Dat boek wordt voor mij wel heel relevant.’
Bij monde van Francien Schuursma – Pröpper is op ziekteverlof – laat de uitgeverij weten dat ‘er uitgebreid is gesproken met het bestuur van de schrijversvereniging van De Bezige Bij, waarin de keuze om het boek uit te brengen, mits het uiteraard voldoet aan al onze criteria (inhoudelijk, stilistisch, moreel), is toegelicht. Het boek (een Horzel, onze pamflettenreeks met stekende betogen) staat nu ook gewoon in onze zomeraanbieding, en zal in principe op 1 september verschijnen.’
‘Ik vind het een stom probleem’, zegt Durlacher. ‘Ik denk dat het problematischer is om in een manuscript te schrappen of het te weigeren op morele gronden dan dat je besluit gewoon niet met een bepaalde auteur in zee te gaan – want die keuze staat je als uitgeverij vrij zonder dat daar een haan naar kraait. Schrappen op grond van moraliteit is toch een vorm van censuur. En daarmee begeef je je pas echt in een wespennest.’
Bruggenbouwer of onruststoker?
Dyab Abou Jahjah (1971) werd geboren in Libanon. Hij vluchtte naar België waar hij in 1996 het staatsburgerschap kreeg. Hij studeerde politieke wetenschappen en richtte in 2000 in Antwerpen de Arabisch-Europese Liga (AEL) op, een beweging die wil opkomen voor de belangen van Arabische moslimimmigranten in Europa.
In 2002 werd hij ervan beschuldigd tijdens rellen in Borgerhout te hebben opgeroepen tot geweld. Ook werd hij ervan verdacht met de AEL een privé-militie te vormen om te controleren of de politie niet racistisch opereerde. De rechter sprak hem uiteindelijk vrij. Het voorzitterschap van de AEL hield hij in 2006 voor gezien. Hij vertrok naar zijn vaderland, waar opnieuw een gewapende strijd met Israël was uitgebroken. Hij zou zich hebben aangesloten bij Hezbollah, maar dat ontkende hij en zijn ouders verklaarden dat hij er slechts op bezoek was geweest.
Enkele jaren bleef het stil rond zijn persoon totdat hij zich in 2013 weer vestigde in Antwerpen en aankondigde een nieuwe moslimpartij te willen oprichten. Hij koos voor een voorzitterschap van Movement X, een organisatie ‘for a society of radical equality’, aldus de website. Inspiratiebron is de Amerikaanse burgerrechtenactivist Malcolm X. Jahjah schrijft voor De Standaard columns en geeft lezingen over onder meer geopolitieke spanningen en hun invloed op de Europese islam.
Jahjah’s (jeugd)ervaring in Libanon kleurt zijn politieke overtuiging: een mengeling van Arabisch nationalisme en socialisme met als rode draad afkeer van Israël. Hij is moslim maar niet gelovig en noemt zichzelf links.
Hij is omstreden vanwege extreme uitspraken. Vlak na 9/11 zei hij bijvoorbeeld dat hij een gevoel van victorie voelde, hoewel hij er wel bij zei elke vorm van geweld af te keuren. Op 3 april 2009 weigerde Engeland Abou Jahjah toe te laten op een bijeenkomst van de International Union of Parliamentarians for Palestine op uitnodiging van Labour-parlementariër Jeremy Corbyn.
Hoe hij de toekomst van het multiculturele Europa ziet schetst hij in een aantal scenario’s in het boek De stad is van ons (2014). Het ene is pikzwart. In de grote steden zijn getto’s in handen van bendes salafisten en maffiosi, er breken burgeroorlogen uit waarbij de Europese Unie Duitse troepen inzet om steden schoon te vegen, ‘in een heruitgave van het nazisme, zelfs met een etnische zuivering of zelfs een nieuwe holocaust’. Een ander scenario is mild en hoopgevend. In de steden gaan verschillende (etnische) groepen samenwerken en ontstaat een harmonieuze samenleving zonder discriminatie en uitsluiting.
Beeld: Dyab Abou Jahjah – ‘Voor de meesten is Abou Jahjah niets minder dan de belichaming van de baarlijke duivel zelve’ (Koen Broos)