Welk moment van het jaar het ook is, hij is altijd razend druk. Rapportvergadering vijfde klassen. Artistieke Interlyceale. Docentenvergadering. Ouderavondspreekuur. Borrel voor oud-leerlingen van het dagelijks bestuur. Rome-voorbereidingsweek. Introductie nieuwe docenten. Presentatieavond van het grote eeuwfeest van de school in februari 2017. Traditionele installatie van de brugklassers die onder belgeklingel de aula vol halsreikende ouders en grootouders binnen komen marcheren en een plechtige handdruk van de rector krijgen. Vertrek Rome-reis. Vertrek uitwisselingsreizen naar Napels, IJsland, New York, Sint-Petersburg, Sevilla, Berlijn. Opstellen van een ‘terreurprotocol’ voor scholen na een loos alarm begin dit jaar en een gesprek met de burgemeester.

Overal is hij bij, zit hij voor, houdt het verhaal, trapt af, zwaait uit, sluit af, verwelkomt ouders boven aan de trap, zingt jubilarissen toe, memoreert, geeft zelf nog altijd een paar uur per week les, praat met sollicitanten, bezoekt oud-collega’s thuis of in het verzorgingstehuis, houdt alle verjaardagen bij en feliciteert iedereen persoonlijk tot aan de dood.

Begin oktober wipt hij vaak even langs in Rome, waar 175 leerlingen overdag langs oudheidkundige hoogtepunten worden geleid en ’s avonds bij terugkeer in het hotel scherp in de gaten worden gehouden door de ploeg van achttien leraren, die ook niet schromen om een blaastest af te nemen. Dat heeft hij een jaartje of tien geleden ingevoerd nadat een paar comazuipers direct vanaf de Italiaanse eerste hulp op de vlucht terug naar Amsterdam moesten worden gezet. Er is nog nooit een leerling zoekgeraakt in al die jaren.

Een dag in de agenda van de langst zittende rector van Nederland duurt een etmaal. Met zo’n vooruitgeschoven Youp van ’t Hek-onderlip van komt-allemaal-goed-en-waar-hebben-we-het-over: ‘Dat is toch léuk!’ Drs. Roel Schoonveld is 66. Hij is 31 jaar rector van het Amsterdams Lyceum, waar hij in 1971 op zijn 21ste begon als leraar scheikunde. In totaal loopt hij nu 45 jaar door de gangen van De School, het onirische oermodel voor wie erop heeft gezeten, zoals ik. Hij woont al dertig jaar in de aangebouwde rectorswoning – de enige nog in Nederland – die samen met het strenge bakstenen lyceumgebouw boven de poorten op de monumentenlijst staat als voorbeeld van de Amsterdamse School. Dit is zijn laatste jaar als rector.

In de jaren waarin ik op ‘Het Amsterdams’ zat, was de rector een knappe, filmsterachtig grijzende man, die je hooguit een paar keer per jaar zag. Geknipt voor het wervingspraatje in de aula voor ouders en leerlingen in spe, toen nog ontspannen aan het einde van de zesde klas lagere school. Je kon je meteen inschrijven, niets geen geloot en gestress met uitslagen van de citotoets, tegenvallende lagere-schooladviezen en hyperventilerende ouders. Het Amsterdams Lyceum was toen nog een combinatie van mavo, havo, atheneum en gymnasium, dus er was plek voor iedereen. De rector sprak je twee keer toe, op de wervingsavond en bij de uitreiking van je diploma. In de tussenliggende jaren zag je hem niet of nauwelijks. Hij schreed wel eens door de gangen. Een echte meneer in het grijs, op kilometers afstand van het dagelijks gebeuren.

Roel Schoonveld komt van de vloer. Het is iets wat hij er altijd nadrukkelijk bij zegt: ‘In 1985, toen de post van rector vrijkwam, werd ik door mijn collega’s gepusht om te solliciteren.’ Het waren de jaren waarin overal in de in de Amsterdamse moerasbodem wegzakkende school stutbalken stonden. Ook op financieel gebied stond het er slecht voor. De trots van de school, Wolkenland, het buitenhuis in Montferland dat in 1931 werd ontdekt door de oprichter van de school, de legendarische rector Gunning, moest worden verkocht. Gunning organiseerde in september 1941 in de aula een als protest bedoeld openbaar afscheid van zijn 71 joodse leerlingen en werd om die reden naar concentratiekamp Amersfoort gestuurd.

Roel Schoonveld werd naar voren geschoven vanuit de basis, zoals het heet. Het Amsterdams Lyceum kachelde hard achteruit richting de kritische grens van 570 leerlingen, de toenmalige opheffingsnorm. Het was erop of eronder. Schoonveld was 35 en dit was zijn moment.

De op het eerste gezicht weinig opvallende leraar scheikunde bleek goed te kunnen rekenen. Binnen een jaar waren de financiën gesaneerd. In plaats van Wolkenland werd de conrectorswoning van de school aan particulieren verkocht. Dat was natuurlijk jammer, maar je moet keuzes maken, en Wolkenland was vitaler voor de school dan een conrectorswoning. Zichzelf zette hij als nieuwe bewoner van de rectorswoning op een serieuze huur, in plaats van de habbekrats die zijn voorganger had bedongen bij het bestuur.

De meest omstreden beslissing uit zijn dertigjarige loopbaan als rector was het stoppen met de mavo- en havo-afdelingen. Het afschaffen van de mavo ging nog geruisloos, omdat het excuus van het vmbo kon worden aangevoerd; de leerstof van het vmbo zou niet meer aansluiten op de andere middelbare-schoolstof. In 2005 verliet de laatste mavo-leerling het Amsterdams Lyceum. Er kwam geen protest. Maar het afschaffen van de havo heeft wel veel pijn gedaan. In 2011 verliet de laatste havo-leerling het Amsterdams Lyceum. Weer een school in de fijne, groene buurten van Amsterdam-Zuid die zijn deuren sloot voor een belangrijk deel van de mensheid. Vanaf nu alleen nog vwo, ‘categoraal vwo’ zoals Schoonveld graag van de tong laat rollen, oftewel: alleen gymnasium en atheneum. ‘En haast geen brommertjes of scootertjes meer voor de deur’, zegt hij met een pesterig lachje.

Het is waar: vanuit de rectorswoning kijkt hij uit op een Valeriusplein met alleen hippe transport- en oude damesfietsen in de rekken. De chique buurtbewoners waarderen het zeer. Dankzij zijn selectie is de oorlog met de buurt verleden tijd. Getuigen van die oorlog zijn de hekken die het belendende Valeriusterras afsluiten voor publieke doorgang. Onze favoriete hangout, in mijn tijd.

‘Het Amsterdams was oorspronkelijk ook een exclusieve vwo-school, hè’, vervolgt hij onverstoorbaar opgewekt. ‘Het “Gunning”, zoals het Amsterdams Lyceum in de tijden van Gunning werd genoemd, had alleen gymnasium en hbs. En dat is ook wat het woord “lyceum” betekent: gymnasium en atheneum. Dus ik heb eigenlijk de traditie weer in ere hersteld. Het was een heel interessant proces.’

‘Je kon wel eens moe worden van al die originelen die zo verwoed moesten laten zien dat ze niet hun best deden’

Soepel nam hij de hindernissen van de schoolleiding, de docentenvergadering, het bestuur, de medezeggenschapsraad, de ledenvergadering en de gemeente Amsterdam. Allemaal waren ze aanvankelijk tegen, allemaal kreeg hij ze om. Uiteindelijk werd hij gebeld door de wethouder van Onderwijs, of hij even langs mocht komen. Dat was Ahmed Aboutaleb. ‘Hij kwam binnen met: “Meneer Schoonveld, u hebt volstrekt gelijk.” Dat vond ik zo’n eye-opener!’ Een triomfantelijke lach. ‘Eye-openers’, was me al eerder opgevallen, zijn voor rector Roel Schoonveld de momenten waarop hij gelijk krijgt.

Het is het gelijk van de wetten van de markt, het objectieve gelijk van de aantallen en de percentages, gespeend van ideologie. Dat is waar de schoen wringt. Het is misschien waar, maar je hoort het niet zo te zeggen, als hoofd van een school. Schoonveld zegt het wel zo. ‘Amsterdam is een stad van hoogopgeleiden. Het landelijk gemiddelde van zestig procent vmbo en veertig procent hoger opgeleid ligt in de republiek Amsterdam andersom, en het verschil groeit nog steeds. Dat is een ontwikkeling die Aboutaleb ook zag. Er zijn na ons besluit om de havo af te stoten nog twee nieuwe gymnasia bij gekomen, het Vierde Gymnasium en het Cygnus. Amsterdam heeft nu dus in totaal vijf zelfstandige gymnasia en twee lycea met een exclusieve vwo-afdeling, wij en het Hyperion in Noord. Ouders zijn huiverig om hun kinderen in te schrijven op een vwo-school die ook havo biedt, vanwege het “afglijdingsgevaar”. Dat is onzin, maar het betekent dus dat je als school keuzes moet maken als je de zuivere vwo-adviezen wilt binnenhalen. Je ziet het aan de andere traditionele lycea in Amsterdam-Zuid, het Hervormd, Spinoza, Nicolaas, Berlage en Gerrit van der Veen. Door hun havo- en soms ook mavo-afdeling in stand te houden, zijn ze niet de eerste keuze van de zuivere vwo-adviezen.’

De blijmoedige blik die dit verhaal begeleidt doet denken aan de rector in de Koefnoen-sketch ‘Gymnasium’. Joris en Monique willen hun zesjarige dochter nu vast inschrijven op het gymnasium, omdat het ‘een witte school is, een blank bastion, met vriendjes die elkaar straks de belangrijke baantjes gaan toeschuiven’. Rector Owen Schumacher is een kopie van Roel Schoonveld en zegt: ‘Ja, wat eerlijk en direct. De meeste ouders doen in ieder geval nog pro forma of ze Grieks en Latijn belangrijk vinden.’ De kinderen Schumacher zijn leerlingen op Het Amsterdams. Schoonveld neutraal: ‘O ja? Ik heb het filmpje nooit gezien. Het is me wel eens vaker gezegd.’

Inhoudelijk zal hij geen krimp geven, al verschijnt er wel een spotlichtje in zijn ogen bij de vraag of de hysterische behoefte aan categorale gymnasia en vwo’s in Amsterdam niet een ordinaire clubstrijd is. Horen bij de juiste kant van de streep in die veilige oude bakstenen schoolburchten in het groen van Amsterdam-Zuid, lekker in een reservaat onder elkaar, dat is het toch gewoon? Bij de inauguratie van de brugklassers in twee shifts vanwege de grote vraag komt de blanke top der duinen de aula in marcheren. Natuurlijk zit er wel een enkeling tussen van andere komaf, zoals de Marokkaanse jongen die als een volleerd spreekstalmeester geweldig leiding geeft aan de Artistieke Interlyceale, maar het zijn er niet veel. De weg naar het oudste lyceum van Nederland is blijkbaar nog altijd moeilijk te vinden vanuit ‘Zuidoost’ (Bijlmer) of ‘Nieuw-West’ (Geuzenveld, Slotermeer, Slotervaart en Osdorp). Schoonveld is trouwens zelf afkomstig uit Geuzenveld, toen nog Tuinstad geheten, in het naoorlogse Nederland van de wederopbouw. Hij heeft de lange weg van Geuzenveld naar het Barlaeus Gymnasium zelf gevonden en ziet niet in waarom anderen dat niet zou lukken.

Hij zegt afgemeten: ‘Vwo-leerlingen hebben ook recht op een goede opleiding. Als je je concentreert op één schooltype kun je veel meer bieden. En het hangt ook af van wat je ligt. Hoger opgeleide ouders met hoger opgeleide kinderen zijn veel mondiger dan ouders en kinderen die je omhoog moet trekken. Dat vraagt een heel andere benadering. Mij ligt dat toevallig, want ik ben iemand die probeert op inhoud te overtuigen en dingen via discussie te bereiken. Maar voor iemand die het makkelijker vindt om via regels dingen te bereiken is dat andere publiek veel makkelijker.’

Zie hem bijvoorbeeld worstelen met al die mondige, hoger opgeleide ouders die er de godganse tijd zo graag bij betrókken willen worden, tot je er gek van wordt. Hij leidt het resultaat van de ‘Ouderraad-enquête’ als volgt in bij zijn docenten: ‘Even een vervelend onderwerp: de Ouderraad-enquête. Na veel gezever zijn er twee punten uit gekomen. Punt één: als leerlingen een toets slecht hebben gemaakt, moeten ze kunnen begrijpen waarom. Dus een toets dient altijd met de leerling besproken te worden, eigenlijk júist als hij slecht gemaakt is. Punt twee: ouders willen graag eens meemaken hoe lesgeven vandaag eigenlijk gaat. Per slot hebben de meesten van hen dertig jaar geleden hun laatste les…’

Er ontstaat geroezemoes in de aula, waar de bijna honderd docenten in kringen rond de centrale tafel van de rector met de secretaresse zijn gegroepeerd. ‘Ja, Ruud?’ De jonge docent biologie die zijn hand had opgestoken – want tijdens vergaderingen van rector Schoonveld is het netjes je hand opsteken en wachten op je beurt, net als in de klas: ‘Oké, ik doe het wel, maar dan wil ik óók uitgenodigd worden om eens een keertje mee te eten bij het gezin thuis. Gewoon, om eens te zien hoe dat er nou allemaal aan toe gaat.’

Een lachsalvo. Men wordt baldadig. ‘Ik vind het eng, semi-transparant gedoe’, besluit lerares geschiedenis Annemarie Heijkoop, die meestal het slotakkoord van de opinie in de basis vertolkt. Zij is ook de begeleidster van de nieuwe docenten, die pas na een jaar proefdraaien eventueel in vaste dienst komen. ‘Bovendien: we werken ons hier drie slagen in het rond, het boldert maar door van ouderavondspreekuur naar docentenvergadering naar Interlyceale en van Rome-week naar jubileum tot lustrum, vaak ook in privé-tijd en in de avonduren. Allemaal heel leuk en van harte, maar het is gewoon ook wel eens mooi geweest, Roel. Ouders horen niet in de klas, punt.’

Het is niet dat hij niet wordt gewaardeerd, want dat wordt hij zeker. Maar hij is soms gewoon een beetje too much, voor druk bezette leraren aan wie toch al de hele tijd wordt getrokken en die nog een ander leven buiten de school hebben. ‘Roel zit gewoon in de bakstenen van de school’, zegt een docente.

‘Ze gaan hem nog missen hoor’, zegt TomTom-miljonair Alexander Ribbink (52), met wie ik 35 jaar geleden in de redactie van de schoolkrant zat en die nu voorzitter is van het schoolbestuur. ‘Hij heeft alle aanvallen van buitenaf gepareerd. En er is wat op scholen af gekomen de afgelopen dertig jaar. Onder Roel is dat allemaal goed en pijnloos verlopen. De school blaakt van gezondheid. Het Amsterdams is een enorm gewilde school in de top-vijf van Amsterdam en de aanvragen stijgen nog ieder jaar. Dat is knap, want zo stond het er hier zeker niet voor toen wij ons eindexamen deden.’

‘De Bint van Amsterdam-Zuid.’ Roel Schoonveld kan erom lachen. Hij zal ook zeker niets doen of laten om het imago te verzachten. Bij de introductie van de nieuwe docenten eind augustus zegt hij: ‘Wees vooral in het begin even streng. In de eerste, tweede, derde week spant het erom. Dan test de klas of jij de baas wordt of zij. Iemand die begint te kwekken met de buurman of -vrouw terwijl je net aan een uitleg wilt beginnen grijp je. Maakt niet uit of het nou net dat ene meisje of jongetje is dat verder heel braaf zat op te letten. Wees in het begin strenger dan je later ooit wilt worden, want gezellig wordt het later toch wel. Vaak ietsje té, ook.’

‘De leraar als “coach”, die leerlingen inspireert om zelf te bedenken hoe iets moet. Dat soort onzin’

En: ‘Ik meen dat dit een school met een bijzonder karakter is. We worden “traditioneel” genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat we klassikaal werken, wat betekent dat iedereen bezig is aan het hetzelfde op hetzelfde moment. De leraar is bij ons de baas, maar hij is het op een ontspannen, vrolijke manier. Eisen stellen kun je prima doen terwijl je vrolijk blijft. Dat is heel belangrijk hier: vrolijk blijven. O ja, nog even dit: telefoontjes en andere elektronische communicatiemiddelen mogen niet hoorbaar, voelbaar of zichtbaar zijn tijdens de lesuren. Wie deze regel schendt levert hem de eerste keer een dag in. De tweede keer een week, en dat wordt echt gevoeld als een amputatie. Bij de derde keer volgt een gesprek met de ouders. Maar zo ver komt het meestal niet.’

Streng maar vrolijk. Het zou het in baksteen uitgehakte Potius deficere quam desperare (Liever falen dan wanhopen) van Gunning kunnen vervangen als leuze op de gevel. Een andere mensheid dan die ik me herinner marcheert door de gangen van het Amsterdams Lyceum, maar of dat ligt aan Schoonveld of aan de veranderde tijden en de zwaar verscherpte concurrentiestrijd? De rector wordt door iedereen met een paraat ‘Dag meneer!’ keurig gegroet. Niemand hangt meer de excentriekeling, existentieel getormenteerde of permanent beschonken hockeybal uit. ‘Ik ben wel blij dat het nu al jaren normaal is geworden om te laten zien dat je je best doet, dat je het beste uit jezelf probeert te halen’, zegt lerares geschiedenis Annemarie Heijkoop. ‘Je kon wel eens heel moe worden van al die originelen die zo verwoed moesten laten zien dat ze niet hun best deden. Dat was cool toen ik als docente begon.’

Het gold ook voor sommige docenten, zoals de eeuwig op de gang paffende leraar Nederlands. Een geweldige leraar moest hij eind jaren zestig, begin jaren zeventig zijn geweest, volgens een in memoriam in Het Parool van oud-leerling Theodor Holman: ‘Zo’n leraar aan wie ik bijna alles te danken heb. Hij opende nieuwe horizonten door in de klas Reve, Biesheuvel, Nescio voor te lezen. Hij liet je zien waarom Nijhoff en P.C. Hooft grote dichters waren, met regels waarom je kon lachen, al waren die niet altijd zo bedoeld. (…) Bij hem thuis werd ik voor het eerst dronken. Frits had vroeger altijd wel een Caballero voor je als je niks te roken had. Hij was een volstrekt vrije geest. Hij nam ons mee naar de kroegen in de Jordaan. We waren zeventien.’

Ondenkbaar nu. ‘Het was misschien een beetje overdreven, leraren en leerlingen die samen naar de kroeg gingen’, zegt Roel Schoonveld. ‘Maar nu moet je, als een leerlinge je na de les nog iets wil vragen, de deur naar de gang wagenwijd open houden. En je eigenlijk ook opstellen vlak bij de deur, met luide stem, zodat iedereen over de gang kan horen dat er niets anders aan het handje is. Dat is wel erg krampachtig. Ik weiger dat ook gewoon. Kom op zeg, een beetje vertrouwen.’

Op de gang hangt een interview uit 2006 met een briesende Marten Kircz, destijds bestuurslid van de Algemene Onderwijsbond aob. Kircz was de leraar Nederlands van het Amsterdams Lyceum die in 2012 even landelijk nieuws werd omdat hij in een radio-interview had gezegd dat de cda-minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt ‘de intellectuele bagage mist om haar ambt te vervullen’. In 2006 was hij ook al razend, blijkens de kop ‘Den Haag krijgt niet íedere leraar kapot’. In scherpe bewoordingen veroordeelt Kircz alle onderwijsvernieuwingen die op scholen zijn afgevuurd. De middenschool van Van Kemenade in 1975 was een ‘doodgeboren kindje’, waarbij ‘leerlingen in een sjoelbak gekeild werden’ en aan leraren de taak om ‘lesstof op vier verschillende niveaus aan te bieden in een klas van 32 kinderen’. Belachelijk dus, en in stilte ten grave gedragen.

Vervolgens kwam in 1993 de basisvorming van Wallage, ‘een soortgelijk krankzinnig tekentafelmodel’, aldus Kircz. ‘In 280 kerndoelen in onleesbaar proza werd vastgelegd wat wij de leerlingen moesten leren. Vrachtwagens vol pallets en toetsen werden bij de scholen afgeleverd. Uiteindelijk hebben wij docenten die toetsen gewoon gesaboteerd want er viel niet mee te werken. Ook de basisvorming is verdampt, niemand weet meer waarover het ging.’ In 1998 volgde de tweede fase met het studiehuis van minister Netelenbos, waarbij alles opnieuw op z’n kop werd gezet. Leraren moesten vanaf nu gaan ‘coachen en inspireren’, niet meer ‘gewoon’ lesgeven.

‘Ik moest die kinderen voortdurend aan het werk houden met klussen en activiteiten waar zij dan weer werkstukken over moesten schrijven. Binnen de kortste keren werd het een automatisch draaiende machine, want de kinderen hadden pijlsnel door hoe je scoren kon zonder iets te hoeven doen. De vorm had de inhoud opnieuw verslagen. Twee jaar geleden hebben wij het werkstuk literatuur weer geschrapt en zijn teruggekeerd naar het ouderwetse, met de hand geschreven essay. Ook de tweede fase is als een pudding in elkaar gezakt.’ Aldus de boze Kircz in 2006.

Roel Schoonveld, ontspannen: ‘Bij alle plannen uit Den Haag stellen wij ons altijd de vraag: gaan we eraan meedoen of niet? Is het zinnig of niet? En als het niet zinnig is, wat gebeurt er dan als je er niet aan meedoet? Nou niets, meestal. Het geldt voornamelijk voor het studiehuis, dat woord heb ik hier echt verboden. Holle kretologie, “competentiegericht onderwijs”, dat soort onzin. En de leraar als “coach”, die leerlingen inspireert om zelf te bedenken hoe iets moet. Ze waren even vergeten dat er puberteit bestaat. O ja, verrek, de puberteit! En dan vooral de jongens!’ Hij schiet in de lach.

Het leukste verhaal van het jaar vindt de rector zijn ‘puberteitverhaal’ dat hij op de ouderavond voor de eerste klassen in februari mag houden. Ieder jaar weer een groot succes. Het verhaal gaat als volgt: stel u heeft een jongen van een jaar of dertien, de puberteit is zo’n beetje net begonnen. Het is zondagochtend negen uur, een prachtige voorjaarsdag, en u denkt: we gaan een lekkere strandwandeling maken met z’n allen. Of naar een bijzondere tentoonstelling. U klopt keurig op de gesloten deur van de slaapkamer, wat al een verschil is met een jaar geleden. Diepe stilte. U stapt naar binnen en het eerste wat u ziet is niets. De gordijnen zijn natuurlijk nog dicht. In de duisternis ontwaart u dat het een hevige troep is op het kamertje en dat er een onfrisse slaaplucht hangt. U denkt: even doorpakken, schuift de gordijnen van elkaar en zet een raam op een kier.

En dan kunt u bijvoorbeeld de volgende foute openingszin hebben: ‘Zeg, het is mooi weer. Wat vind je ervan? Zullen we naar de Jeroen Bosch-tentoonstelling in Den Bosch gaan?’ Dat is fout, maar u kunt nog herstellen. De betrokkene zal waarschijnlijk vanonder de dekens iets in de ontkennende sfeer roepen. En kijk, dán komt het erop aan. Als u dan zegt: ‘Goed, dan gaan we niet’, dan is de basis voor een ongelukkige puberteit voor u en uw kind gelegd. Want toegeven aan het feit dat een puber ergens geen zin in heeft is het begin van het einde. Ze hebben namelijk nooit ergens zin in, of althans niet in wat u voorstelt. Zegt u echter: ‘Nou, dat geeft niets, want we gaan toch’, op opgewekte toon, dan gloort redding voor beiden aan de horizon. En u zet gewoon door. ‘Even lekker douchen, over een half uur staat er een heerlijk gebakken eitje voor je klaar, en dan gaan we.’ Opgewekt maar beslist. Weet van tevoren wanneer u uw zin zult doordrijven en wanneer u iets laat schieten, want dat moet ook wel eens. Maar áls u besloten hebt dat iets gaat gebeuren, dan gebeurt het ook. Wordt u gelukkiger van, maar vooral ook zij.

Ouders zijn hem er vaak jaren later nog enorm dankbaar voor.


Beeld: Roel Schoonveld van het Amsterdams Lyceum tijdens de feestelijkheden rond de diploma-uitreiking van zijn leerlingen


Beeld: Roel Schoonveld tijdens de les


Beeld: Roel Schoonveld tijdens de diploma-uitreiking van zijn leerlingen