De toezichtparadox, heet het ook wel. Zolang het goed gaat laat men de teugels graag vieren, maar zodra er schandalen aan het licht komen zwelt de roep om strenger optreden onmiddellijk aan. Zo ging het bij de financiële crisis, zo ging het bij ‘dieselgate’ en zo gaat het nu opnieuw bij het gifeierenschandaal. In dit geval is het de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nvwa) die het moet ontgelden. Opmerkelijk genoeg wordt de toezichthouder zowel beticht van laksheid (de eerste tip over het gebruik van het giftige pesticide kwam eind 2016 binnen, waarom nu pas maatregelen?) als van paniekzaaierij (zo’n minuscule dosis fipronil in je omelet kan helemaal geen kwaad, nergens voor nodig die hysterie).

Om met dat laatste te beginnen: de volksgezondheid liep inderdaad geen acuut gevaar. Ook iemand die de afgelopen maanden vier besmette eieren per dag at, raakte niet vergiftigd. Maar zelfs met die geruststellende wetenschap is de ophef begrijpelijk. Met chemische stoffen als fipronil nemen we liever geen risico’s. Omdat we niet weten wat de schadelijke effecten op de langere termijn zijn, zijn de veiligheidsdrempels bewust aan de hoge kant. Als producten die drempel overschrijden, horen ze niet thuis in de schappen. Daar moet de burger op kunnen vertrouwen.

De eierrel gaat over de woede belazerd te worden

Als dat vertrouwen wordt geschaad, blijkt hoe kwetsbaar je bent als consument. De meeste supermarktbezoekers laten zich leiden door de prijs in plaats van ‘Beter Leven’-sterren en kopen eieren die afkomstig zijn van industriële pluimveehouders, waar meer dan honderdduizend kippen in een megastal zitten opgehokt. Kippen die nu massaal geruimd worden, omdat een malafide luizenbestrijder met bestrijdingsmiddelen heeft gesjoemeld. De recente eierrel gaat dan ook niet zozeer over de angst om ziek te worden, als wel over de woede belazerd te worden. Het is een herinnering dat we in allerlei opzichten afhankelijk zijn van grote, ondoorzichtige concerns wier commerciële drijfveren op gespannen voet kunnen staan met het algemene belang. Dat bleek bij Lehman Brothers, dat bleek bij Volkswagen en dat blijkt nu opnieuw bij Chickfriend.

Daarom hebben we toezichthouders, om te voorkomen dat winstbejag ten koste gaat van fatsoenlijke bedrijfsvoering. Natuurlijk is dat nooit een waterdichte garantie, maar in de Nederlandse vleesindustrie zijn fraude en dierenleed schering en inslag. Mishandelde varkens, salmonella-uitbraken, Q-koorts bij geiten, paardenvlees in Ikea-gehakballetjes. Meer dan eens concludeerde de Algemene Rekenkamer dat het toezicht tekortschiet. In 2013 erkende de nvwa zelf ook dat er ‘groot gebrek is aan concernbreed, uniform toezicht en handhaving’.

Niet zo gek, als je weet dat er sinds 2002 fors is bezuinigd op de organisatie. De fusie van de verschillende keuringsdiensten ging gepaard met een reorganisatie waarbij het aantal fulltime banen werd teruggebracht van 3700 naar 2200. De toezichthouder kon met minder mankrachten toe, omdat de sector zichzelf wel kon reguleren, was de gedachte. Veelzeggend is dat de voorloper van de nvwa tijdens het kabinet-Balkenende II verhuisde van het ministerie van Volksgezondheid naar Landbouw (inmiddels Economische Zaken).

De lange lijst met misstanden roept niet alleen vragen op over de voedselwaakhond, maar vooral over de bedrijfstak als geheel. Dit zijn geen incidenten, maar symptomen van structurele problemen in de bio-industrie. Nog geen twee maanden geleden lag de nvwa onder vuur vanwege haar lakse optreden bij dierenmishandeling in slachthuizen. Een paar weken later ging er in Erichem een varkensflat in vlammen op, waarbij twintigduizend varkens om het leven kwamen. Het is gemakkelijk om bij iedere affaire met de beschuldigende vinger naar de falende toezichthouder te wijzen, maar het leidt de aandacht af van de abominabele manier waarop de industriële veehouderij met dieren omgaat. Daadkrachtiger toezicht is geboden, zeker, maar misschien wordt het ook tijd om de bio-industrie aan banden te leggen. Anders blijven we gevangen in een gratuit ritueel waarbij de nvwa telkens de kop van jut is, terwijl de sector waarop ze toezicht moet houden buiten schot blijft.