
Het Burley Griffin-meer in de Australische hoofdstad Canberra kleurt de laatste weken bruingroen. De waterplanten komen door het uitzonderlijk lage waterpeil tot aan het oppervlak van het kenmerkende meer. De iconische fontein staat droog, irrigatiekanalen zijn afgesloten: Australië kampt met aanhoudende hitte en droogte. Zwartgeblakerde stammen vullen de omringende natuurparken als stille getuigen van de grootste bosbranden die het land ooit heeft gezien. Ze waren nog maar net onder controle toen zand- en hagelstormen en overstromingen zich aandienden. Zorgen over klimaatverandering groeien onder de bevolking, maar de regering geeft niet thuis.
‘Als het op klimaatverandering aankomt, is de Australische regering toondoof.’ Professor Robert – Bob – Costanza heeft in zijn kantoor, op de tweede verdieping van de bestuurskundefaculteit van de Australian National University, uitzicht op het Burley Griffin-meer. Op de vensterbank van zijn kantoor staan foto’s van zijn kinderen naast die van academische bijeenkomsten. Op zijn telefoon zoekt Costanza – blauw overhemd, grijzende haardos, nieuwsgierige blik – naar een andere foto. ‘Kijk, zo zag het er hier uit.’ Op het scherm zijn de heuvels en het meer van Canberra nog maar vaag te zien, bedekt met een dikke oranje deken van rook. Die giftige rook, afkomstig van de bosbranden, verzamelde zich in de vallei van Canberra en bleef daar tussen de bergen hangen. De hoofdstad had op de eerste dag van dit jaar de meest vervuilde lucht ter wereld. ‘Met afstand. Zo erg is het voor zover ik weet nog nooit geweest.’
Costanza is een ongebruikelijke econoom. Al zijn hele carrière zoekt hij naar manieren om de economie de plaats te geven die ze volgens hem verdient. De economie heeft zich losgemaakt uit de orde der dingen, zegt Costanza, en negeert het feit dat ze eigenlijk onderdeel is van de maatschappij, die weer onderdeel is van de natuur. Hij is grondlegger van een nieuwe filosofie: de ecologische economie. Economie en ecologie komen van dezelfde Griekse naamstam voor huis, ‘oikos’: ecologie laat zich vertalen als ‘de studie van het huis’, economie als ‘het beheer van het huis’. Costanza meent dat die twee samengaan, in plaats van dat ze tegenover elkaar staan.
Costanza’s bekendste poging om het belang van het verband tussen ecologie en economie aan te tonen baarde wereldwijd opzien. De inspiratie daarvoor kwam van Kenneth Boulding. Die Amerikaanse econoom maande de wereld in 1966 om de aarde te gaan zien als een ruimteschip. In zijn invloedrijke essay The Economics of the Coming Spaceship Earth stelt hij dat we als mensheid zo lang leefden met het idee van méér achter de horizon, de geruststellende aanwezigheid van onontgonnen gebieden vol mogelijkheden, dat we maar niet gewend raken aan het feit dat we inmiddels de hele planeet kennen – en haar grenzen. Met name economen hebben moeite met dit idee: consumptie moet blijven groeien, de ecosystemen die door dat proces vervuild of uitgeput raken hebben geen economische waarde.
Daarom moeten we toe naar een ‘ruimtevaarderseconomie’: de aarde als afgesloten ruimteschip met beperkte voorraden, een circulaire ecologie waarin de mens een plek moet vinden. Boulding merkte daarbij op dat het mogelijk zou moeten zijn om de bijdrage van natuurlijke hulpbronnen aan de economie te berekenen. Voor zover hij wist had nog nooit iemand dat gedaan, ‘although it would be an interesting and extremely important exercise’. Dat was Costanza met hem eens. In 1997 berekende hij met een groep andere wetenschappers de waarde van ecosysteemdiensten, diensten die de natuur de mens verleent door het beschikbaar stellen van natuurlijke hulpbronnen, het opslaan van afval, enzovoort. De uitkomst van het onderzoek ging de hele wereld over: de waarde van alle ecosysteemdiensten samen zou 33 biljoen dollar zijn, tegenover 18 biljoen bruto binnenlands product wereldwijd. En dat was nog een voorzichtige schatting.
Het punt was gemaakt: het negeren van de bijdrage van de natuur aan de economie is een fundamentele denkfout. Ruim twintig jaar later is bewustzijn over de verstoorde relatie tussen mens en natuur alomtegenwoordig, maar hoezeer we ook overspoeld worden met bewijs: het leidt niet tot actie.
In 1948 vielen voor het eerst in de geschiedenis doden door luchtvervuiling, in staalfabrieksstadje Donora in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Door uitzonderlijke weersomstandigheden vormden de uitstootdampen van de fabriek een dikke, bijtende smog in de vallei van Donora. Het bleef dagen pikdonker. Vijftig mensen kwamen om het leven, een groot deel van de lokale bevolking bleef achter met luchtwegproblemen. Costanza’s moeder woonde destijds met haar man in Donora en was zes maanden zwanger. Ze liep een longontsteking en borstvliesontsteking op en kreeg een miskraam. Twee jaar later, in 1950, werd Robert Costanza geboren. Een paar jaar daarna werd de staalfabriek gesloten en moest de familie uit Donora vertrekken omdat vader op zoek moest naar nieuw werk.
Het incident leidde mede tot wetgeving over luchtkwaliteit en oprichting van de Environmental Protection Agency. Tegelijk met het Antropoceen, het tijdperk waarin de mens het klimaat en de staat van de aarde aanzienlijk beïnvloedt, begon zo het gevecht tegen vervuiling. De dominantie van de fabriek in de vallei en de ernstige gevolgen daarvan maakten indruk op de jonge Costanza: ‘Ik herinner me goed dat we de nabijgelegen stad Pittsburgh inreden: gebouwen, bomen en rivieren, alles was zwart van de kool.’
Costanza ging lucht- en ruimtevaarttechniek en architectuur studeren, vervolgde zijn academische weg in de systeemecologie en promoveerde aan de universiteit van Florida, onder Howard Odum. Odum, een belangrijke systeemdenker, leerde Costanza naar het grotere geheel te kijken. Tijdens zijn promotieonderzoek maakte Costanza ook kennis met de economie. ‘Grappig genoeg volgde ik die vakken over economie in de programmaruimte die bedoeld was voor een vreemde taal.’
Een mooie analogie voor de verschillen tussen wetenschappelijke disciplines: de ecoloog leert de taal van de economen.
‘Ja, en in essentie is dat ook deel van het probleem: elke discipline spreekt een andere taal. Veel wetenschappelijke disciplines werken aan dezelfde vraagstukken, maar praten niet met elkaar. Wij proberen een brug te slaan door een gemeenschappelijke taal te ontwikkelen, zodat wetenschappers van elkaar kunnen leren.’
Waarom is het zo belangrijk dezelfde taal te spreken?
‘We moeten de argument culture overwinnen: niet alles draait om tegenstellingen en je gelijk halen. We moeten met elkaar in gesprek kunnen over de complexe problemen waar de mensheid momenteel voor staat. Die vereisen geen dichotome discussie waarin het óf ja óf nee is, maar een genuanceerder gesprek waarin we zoeken naar een gemeenschappelijk doel. Stap één is erkennen dat de manier waarop we nu over deze onderwerpen praten niet werkt.’
Costanza haalt een foto van de vensterbank. ‘Dit was de tweede bijeenkomst van de International Society for Ecological Economy.’ In 1988 richtte hij het gezelschap samen met econoom Herman Daly op. Op de foto staan onder anderen ook Kenneth Boulding, Jackie McGlade (later voorzitter van het Europees Milieuagentschap) en Garrett Hardin, schrijver van The Tragedy of the Commons. ‘Allemaal economen die vonden dat we het over een andere boeg moesten gooien.’
Dat besef begint inmiddels ook in de reguliere economie door te dringen. Het in 2019 verschenen oeso-rapport Beyond Growth: Towards a New Economic Approach erkent dat de economie zich niet in een vacuüm afspeelt en stelt dat we op zoek moeten naar nieuwe, bredere denkbeelden. Precies dat stellige vasthouden aan één neoliberale theorie is waartegen Costanza al decennia ageert. ‘Ecologische economie wil disciplines en theorieën combineren. Zoals de statisticus George Box zei: alle theorieën zijn onjuist, maar sommige zijn wel nuttig.’ Costanza pleit voor wat hij ‘intelligent pluralisme’ noemt. ‘Het is zoals de parabel van de blinde mannen en de olifant. De mannen voelen allen een stukje van de olifant en komen daardoor allemaal uit op een andere beschrijving van wat een olifant is. In het geval van de economie en de ecologie is het onderwerp van onderzoek veel te complex om te benaderen met één beperkte set gereedschappen.’
Zo leert economische ecologie van de psychologie. Volgens Costanza zijn we verslaafd aan onze huidige levensstijl vol massaconsumptie en grenzeloosheid. Individuele verslavingstherapie heeft aangetoond dat het geen zin heeft een verslaafde te confronteren met de desastreuze gevolgen van zijn eigen gedrag. Toch is dat precies wat we doen met klimaatverandering. In plaats daarvan, zegt Costanza, moeten we technieken gebruiken die wél effectief zijn gebleken op individuele schaal. Hij noemt motiverende gespreksvoering, waarbij een therapeut in gesprek gaat met de verslaafde over hoe hij zou willen dat de toekomst eruitziet. ‘Dan volgt de vraag: “Als je dat wil bereiken, hoe zou je je gedrag dan moeten veranderen?” Dat is heel effectief, want het geeft iemand een doel. Die methode zouden we voor de hele maatschappij moeten inzetten.’
Het instrument daarvoor bestaat al: scenarioplanning, ironisch genoeg een techniek ontwikkeld door Shell in 1965. Wanneer we een collectief beeld hebben van de toekomst die we wél willen is het makkelijker om in die richting te bewegen, is de simpele redenering. Zo’n positief toekomstscenario gidst ons in de keuzes die we moeten maken om het te realiseren. Costanza deed met een groep wetenschappers onderzoek onder de Australische bevolking, waarbij hij vier toekomstscenario’s voorlegde, van een samenleving waarin de vrije markt domineert tot maatschappelijk welzijn met hoge participatie en gemeenschappelijke besluitvorming.
‘Het overgrote merendeel kiest voor maatschappelijk welzijn’, zegt hij. ‘Maar tegelijkertijd gaat de verwachting dat we als mensheid op het huidige pad zullen doorgaan ons daar niet brengen. Door de wrijving die die constatering veroorzaakt start je de discussie. Dat is waar democratie over zou moeten gaan: vaststellen welke richting we met z’n allen op willen. De details kunnen we overlaten aan technocratie en technologie, maar we moeten samen een bestemming kiezen.’

In 2014 stelde Robert Costanza met Ida Kubiszewski een boek samen vol gedachte-experimenten over hoe zo’n duurzame toekomst eruit zou kunnen zien: Creating a Sustainable and Desirable Future. Voor de inleidende visie bekeek een groep experts de ontwikkelingen in verschillende domeinen en voorspelde hoe die grofweg zouden doorzetten in de toekomst. De beschreven toekomstvisie was het meest plausibele scenario, zegt Costanza: er is een einde gekomen aan massaconsumptie waardoor er minder geproduceerd én gekocht hoeft te worden, de productie is lokaal, een werkweek van vijftien uur is normaal en in de sterke democratie participeert de hele maatschappij. De vrije markt heeft plaatsgemaakt voor de zelfvoorzienende gemeenschap.
Costanza trekt in het boek de parallel met een opgroeiende puber. ‘De wereld is van adolescentie naar volwassenheid overgegaan: waar zij als adolescent onzeker, onverantwoordelijk en gefixeerd op fysieke groei was, is de volwassen wereld gericht op kwalitatieve ontwikkeling.’ En: ‘Ieder schoolkind in 2050 kan je vertellen dat het onmogelijk is om iets uit niets te maken, net zoals het onmogelijk is iets in niets om te zetten.’ Oftewel: na decennia is de mens genezen van de illusie van de grenzeloze aardbol.
De scenario’s lezen als een utopische roman, de lezer zoekt naar het addertje onder het gras en blijft verward achter wanneer dat er niet blijkt te zijn. We zijn zo gewend aan een toekomst vol massa-extinctie en natuurrampen dat de wereld die Costanza schetst onmogelijk te realiseren lijkt. En dat is precies zijn punt: al die doembeelden leiden tot inertie.
De scenario’s lijken te mooi om waar te zijn. We zijn niet gewend aan positieve toekomstvoorspellingen als het over klimaatveranderinggaat.
‘Nee, en dat toont de relevantie ervan. Het is belangrijk dat we een balans tussen angst en hoop in stand houden. Ja, er is een probleem, we gaan waarschijnlijk eerst een crisis meemaken voor er iets verandert. Maar als we alleen kijken naar die negatieve kant gebeurt er niets. Er zijn ook al heel veel oplossingen beschikbaar.’
Moeten we dit scenario dus lezen als een toekomstvisie of een concrete voorspelling?
‘Allebei. Het kan gebeuren – we hebben een behoorlijke zekerheidsmarge genomen in het voorspellen van ontwikkelingen. Misschien komt niet alles uit, maar deze kant op bewegen is beter dan niets doen. We moeten ons over het verlammende pessimisme heen zetten.’
Is zo’n gedeelde toekomstvisie ook een compensatie voor alles wat mensen nu moeten opgeven?
‘Ook, maar de beloning is uiteindelijk een tevredener leven. Dat is ook het probleem met het bruto binnenlands product: het laat te veel factoren buiten beschouwing, het was nooit bedoeld als maatstaf voor welzijn. Onderzoek in de psychologie en welzijnsstudies tonen aan dat inkomen en consumptie niet het enige is wat mensen motiveert, dat mensen niet onverzadigbaar zijn, zoals de conventionele economie nog steeds aanneemt. Mensen geven ook om andere zaken, zoals een eerlijke samenleving, maatschappelijke betrokkenheid en interacties met elkaar en de natuur. Dat je gelukkiger kunt zijn met een lager inkomen en een betere balans tussen dit alles is een idee dat veel breder verspreid zou moeten worden. Dat betekent overigens niet dat mensen aan de onderkant van de inkomensschaal niet beter betaald moeten krijgen. Een van de pijlers van de ecologische economie is een eerlijkere verdeling van middelen.’
Hoe nu verder?
Diagnoses zijn er volop van de crises waar de wereld mee worstelt. Van de klimaatcrisis tot de crisis in de westerse democratie, van de technologische ontheemding tot het doorgeschoten kapitalisme met zijn groeiende kloof tussen superrijk en kansloos arm – er zijn inmiddels stapels boeken en rapporten over verschenen. Langzaam gaan we nu van diagnose naar voorstellen voor verandering. In deze interviewserie laten we prominente denkers aan het woord over de oplossingen voor de grote problemen van deze tijd.
Costanza drukt een duidelijk stempel op de academische wereld, getuige zijn 76 pagina’s tellende curriculum vitae. Maar hij is geen wetenschapper die zijn ideeën tentoonspreidt en dan berust in het vertrouwen dat ze links- of rechtsom wel hun uitwerking zullen hebben. Daarvoor is de zaak te urgent. Naast het oprichten van het populair-wetenschappelijke tijdschrift Solutions, waarin de vuistregel is dat twee derde van de artikelen over oplossingen van de wereldproblematiek gaat, is hij daarom betrokken bij initiatieven als Claim The Sky en de Wellbeing Economy Alliance, die mensen proberen te bewegen om collectief in actie te komen.
Boulding schreef al: ‘Als mensen moesten betalen voor de overlast die ze veroorzaken, zou er een stuk meer geïnvesteerd worden in het voorkomen van die overlast.’ Dat principe volgt de maatschappelijke belangenorganisatie Claim The Sky. Costanza: ‘Volgens de public trust doctrine is de atmosfeer van ons allemaal. Claim The Sky zegt: degenen die de atmosfeer beschadigen moeten er ook voor betalen. Dat geld gaat dan in een fonds en daaruit worden maatregelen betaald die de atmosfeer helpen herstellen, zoals het planten van bomen.’
Hoe kan een organisatie zoiets afdwingen?
‘De druk moet van alle kanten komen. De desinvesteringsbeweging waarbij beleggers hun geld terugtrekken uit die industrie, rechtszaken tegen de grootste vervuilers, organisaties die acties initiëren. Ga massaal protesteren voor het hoofdkantoor van Shell en neem een factuur mee voor de kosten van de veroorzaakte schade aan de atmosfeer. Stel ze voor de keus: of betaal ons, of investeer het geld zelf in herstelmaatregelen. Ook de politiek zal het subsidiëren van zo’n industrie dan uiteindelijk niet langer kunnen rechtvaardigen. Allemaal samen is dat genoeg om het tij te keren.’
Wat is de rol van het individu in het keren van dat tij? Moeten we massaal ons gedrag veranderen om impact te hebben?
‘We moeten samenkomen en een verandering in het systeem afdwingen. Individuele gedragsverandering zet geen zoden aan de dijk: als we moeten wachten tot iedereen is gestopt met vlees eten is het te laat. Het missende element bij organisaties als Exctinction Rebellion en Occupy Wall Street is een grootschalig alternatief. Ja, er is een probleem, maar wat gaan we eraan doen, wat eis je als maatschappij van je bedrijven en politiek? We moeten de macht bij de fossiele industrie wegnemen. Terwijl de desinvesteringsbeweging groeit, lopen de overheidssubsidies nog steeds in de miljarden. Waarom? We moeten als maatschappij de macht over ecologische hulpbronnen terugnemen.’
Dat is ook een van de kritiekpunten op ecologische economie: natuurlijke hulpbronnen worden gemeenschappelijk bezit, en dat is gevaarlijk.
‘Dat is een volhardend misverstand. Wat critici daarmee bedoelen is: natuurlijke hulpbronnen worden privébezit. Maar dat is het tegenovergestelde van wat ecologische economie voorstelt. Natuurlijke hulpbronnen moeten geen prijs krijgen zodat particulieren het kunnen kopen, maar in gemeenschappelijk beheer gesteld worden. En er moet gemeenschappelijk verantwoording voor worden afgelegd.’
Zo ver is het nog lang niet. De afgelopen zestig jaar is het de politiek en industrie gelukt om om de uitdijende donkere wolk heen te draaien. Het geeft een ecologisch econoom weinig reden tot optimisme, maar Robert Costanza blijft hoopvol. We kúnnen veranderen, dat gelooft hij heilig. Maar dan moeten we kiezen voor een ander scenario. ‘De dominantie van de menselijke soort op aarde is te danken aan ons vermogen ons snel aan te passen, niet door biologische, maar door culturele evolutie.’