
Het relaas van de lotgevallen van Myrthe Hilkens in de politiek is ook het verhaal van de menseneter die ‘Den Haag’ kan zijn. Na een loopbaan in de journalistiek stelde zij zich op aandringen van Jeroen Dijsselbloem kandidaat, om in het voorjaar van 2011 toe te treden tot de pvda-fractie. Ze vond het een eervol idee om nu te kunnen bijdragen aan mogelijke oplossingen voor de problemen waarover ze als journalist had geschreven.
Eind augustus 2013 legde Hilkens haar Kamerlidmaatschap neer. Meer dan eens had ze als politica haar eigen morele overtuigingen geweld moeten aandoen en ‘ja’ gezegd waar ze ‘nee’ meende, om wille van de gewenste beeldvorming in de media of vanwege het coalitiebelang. Nu was zij, zegt zij, door haar eigen bodem gezakt en stapte ze uit de Kamer.
Lang heeft Hilkens over een vraaggesprek getwijfeld, uit vrees dat ze de indruk wekt als een morele heldin te willen poseren. Evenmin wil ze anderen haar vertrek uit de politiek verwijten. Ze laat zich uiteindelijk tot het gesprek overhalen. Doorslaggevend is het argument dat zij haar verhaal moet vertellen omdat het attendeert op crisisverschijnselen in de democratie en de Haagse journalistiek.
Het grote dilemma in de politiek is altijd hoe te voorkomen dat de macht die partijen nastreven om idealen te verwezenlijken tot een doel in zichzelf verwordt. Het gevaar is dat de idealen achter het streven naar machtsbehoud verdwijnen. In de fracties gaat dat streven bovendien gepaard met een verstikkende discipline, ten koste van de vrijheid tot oordelen van volksvertegenwoordigers. Eenheid boven alles! Daar komt bij dat journalisten, vooral bij de tv, de eenheidsdrang en het streven naar macht om de macht als de normaliteit beschouwen en elke afwijking daarvan als nieuws dat als ruzie of conflict moet worden gepresenteerd.
‘Als journalist wilde ik me aan geen politieke stroming binden’, vertelt Myrthe Hilkens, ‘maar de pvda was voor mij een vanzelfsprekende keuze. Ik begrijp bijna niet dat niet iedereen sociaal-democraat is, zo logisch vind ik de beginselen van vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Iedereen verdient een fatsoenlijk bestaan, las ik al bij Aletta Jacobs, met de zekerheid van een collectief dat hem daarbij helpt. Maar dat betekent niet dat ik het besluit om me kandidaat te stellen voor de Kamer lichtvaardig nam. Ergens in mij rommelde al dat loyaliteitsconflict dat hoort bij politiek bedrijven. Ook bekroop me regelmatig het gevoel dat het een moeilijke combinatie met mijn persoonlijkheid zou kunnen zijn: ik ben geen geboren diplomaat.
Ik besloot het wel te doen, mede omdat Job Cohen mij aansprak met de boodschap die in zijn “thee drinken” is besloten. Het Nederland zoals ik dat zo ongeveer vanaf 1990 had leren kennen, de jaren waarin mijn maatschappelijke en politieke bewustzijn groeide, ontspoorde snel naar extreme polarisatie, verharding, met erg veel nadruk op vrijheid en steeds minder op gelijkheid en broederschap. Cohen hield de belofte in daaraan tegenwicht te bieden.’
Hij heeft die belofte niet kunnen waarmaken.
‘De sfeer in de fractie onder Job Cohen was ronduit onaangenaam, Job lag ongelooflijk onder vuur. Toen twijfelde ik eerlijk gezegd al of ik op het Binnenhof op mijn plaats was. Ik dacht: wat is dit een complexe wereld! Je moet als politicus een soort haremhuwelijk aangaan, met de journalistiek, de kiezers, de achterban, de partijtop. Onder Diederik Samsom kwam daar de coalitie nog als partner bij. Zeker sindsdien vond ik het lastig om telkens al die loyaliteiten te wegen en te kiezen welke de doorslag moest geven. Daar komt nog eens bij dat een politicus ook de loyaliteit aan zichzelf heeft. Het gevoel inhoudelijk iets te kunnen doen waarin ik geloof verzachtte alle onaangename zaken die bij de Haagse politiek horen. Daar hield ik lange tijd aan vast.’
Het idee dat u betekenisvol kon zijn.
‘Ja, al realiseerde ik me van meet af aan dat een Kamerlid maar in beperkte mate van betekenis kan zijn. Ik kreeg het al behoorlijk benauwd bij het idee dat de grote verkiezingszege die we met Samsom boekten, hoe mooi ook, ons eigenlijk geen andere keuze liet dan met de vvd een coalitie te vormen. Ik kijk met scepsis naar wat liberalen met deze wereld willen, te meer omdat de vvd in de voorbije jaren zo is veranderd. Vooral op het immateriële vlak, de onderwerpen die gaan over moraliteit en over de verhouding tot kwetsbare mensen als vluchtelingen, is de vvd niet meer de partij van oudere liberalen als Joris Voorhoeve of Frans Weisglas. Ik heb daarom ook het aanbod woordvoerder asielbeleid te worden bewust afgewezen, hoezeer dat onderwerp me ook beroert. Ik had het voorgevoel dat dit in mijn geval vragen om moeilijkheden zou zijn, nog vóór ik de afspraken kende die met de vvd aan de formatietafel zijn gemaakt.’
U voorzag dat het te veel zou wringen met de idealen waardoor u zich tot de politiek aangetrokken voelde.
‘Ja. Ik kreeg toen een portefeuille met mensenhandel, prostitutie, kindermishandeling, kinderporno en huiselijk geweld, allemaal droevige onderwerpen die mensen depressief stemmen maar mijn motortje sneller doen draaien. In het regeerakkoord stond hierover bovendien niet zo veel, wat me een relatieve vrijheid gaf politiek te bedrijven op grond van onze beginselen. Alleen realiseerde ik mij gaandeweg steeds meer dat geen politicus zijn verantwoordelijkheid louter tot zijn eigen dossiers kan beperken. Bij sommige onderwerpen voelt de oppositie feilloos aan hoe ze het stemmen op de dinsdagmiddag voor jou tot een pijnlijke ervaring kunnen maken en vragen ze een hoofdelijke stemming aan. Ik heb mezelf soms “tegen” horen roepen terwijl ik vóór was en andersom.’
Dat kun je weten als je de politiek in gaat.
‘Zonder meer. Zulke pijnlijke momenten horen onherroepelijk bij de politieke praktijk in Nederland. Het is het soort dilemma dat inherent is aan een democratisch systeem waarin minderheden het met elkaar moeten zien te rooien. Ik hecht zeer daaraan, maar tegelijkertijd vond ik het nodig mijn eigen bodem te markeren. Ik wilde zeker niet vanaf het eerste moment het ene na het andere bezwaar bij de fractie poneren. Die terughoudendheid had ik voor mezelf mogelijk gemaakt door van tevoren die bodem te bepalen. Toen pleegde Dolmatov zelfmoord. Ik zakte door mijn bodem.’
De zelfmoord van de Rus Dolmatov in zijn cel toont wat er kan gebeuren als een staat het ‘uitroken’ van vreemdelingen tot zijn methode maakt, zei de Rotterdamse dominee Dick Couvée over de praktijk van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Het kon zelfs iemand de dood in drijven, door fout na fout in het systeem. Toch moest Hilkens vanwege de coalitie vóór het aanblijven van de verantwoordelijke staatssecretaris Fred Teeven stemmen.
‘Ik las het rapport van de inspectie Veiligheid en Justitie over de zelfmoord van Dolmatov en dacht: ik heb een fout gemaakt die ik niet meer kan herstellen. De kern van die fout zit voor mij in de manier waarop het regeerakkoord tot stand is gekomen. De meesten in de fractie zijn er pas bij betrokken toen het klaar was, nadat zes mannen zes weken aan een tafel hadden gezeten, niet om te zoeken naar een doorwrocht compromis, maar om standpunten uit te ruilen. Er had al vaak kritiek geklonken op het waterige compromissenbeleid dat onze politiek zo definieert. Uitruilen lijkt dan een aannemelijke methode omdat pvda en vvd liever allebei een beetje kleur houden dan allebei geen kleur. Er lag bovendien voor de onderhandelaars druk op omdat we vijf verkiezingen in twaalf jaar achter de kiezen hadden. Het was niet meer zo gepast pedant te spreken over Italiaanse toestanden, nu het ene na het andere kabinet was gestruikeld. Die zes mannen voelden dus de behoefte te laten zien dat er geen tijd was voor politiek gekissebis en dat ze het gewoon gingen dóen.’

Allemaal respectabele argumenten.
‘Zonder meer! Vanuit die logica besloten de fracties in korte tijd en in goed vertrouwen een handtekening te zetten en dat deed ik ook, hoewel niet zonder zorgen. Ik las de vreemdelingenparagraaf, ik las de afspraken over ontwikkelingssamenwerking en ik herinnerde me hoe we onder Job Cohen fulmineerden tegen de grote bezuiniging die vvd, cda en pvv op dat terrein doordrukten. En daar deden wij nu nog eens een miljard bovenop. Ik heb toen wel gezegd: we zingen de Internationale, maar als ik dit lees, bekruipt me de angst dat we er de Nationale van maken. Uiteindelijk kwam de toezegging dat we elkaar in de fractie zouden helpen als het moeilijk zou worden. Ik besloot op die toezegging te vertrouwen. Gaandeweg zouden we wel zien hoe breed de marges waren. Toen pleegde Dolmatov zelfmoord. Ik las dat rapport, ik volgde het debat met Fred Teeven. Ik vind het nog steeds niet uit te leggen dat de regeringscoalitie hem heeft laten aanblijven ondanks zijn ministeriële verantwoordelijkheid voor alles wat er mis was gegaan.’
Toch stemde ook u tegen de motie van wantrouwen.
‘Ja, hoe pijnlijk zo’n aftreden ook is. De inspectie leverde een gedegen rapport. Dolmatov was niet de medische zorg verstrekt waarop hij recht had, allerlei protocollen waren met voeten getreden, automatiseringssystemen functioneerden niet goed. Ik vraag me af wat er op een beleidsterrein nog meer mis moet gaan om iemand ministerieel verantwoordelijk te kunnen houden. Fred Teeven heeft het die avond in politieke zin slim gespeeld, door in de slotfase van het debat van de coalitie een alles-of-niets-keuze te verlangen. Je vertrouwt me, zei hij, of je vertrouwt me niet, en bij een beetje twijfel of één tegenstem in de coalitiefracties ben ik weg.
Ik voelde direct de zware verantwoordelijkheid die hij daarmee op de schouders van mijn collega’s en mij legde. Ik dacht: als ik als enige die motie van wantrouwen steun en Fred Teeven stapt om mijn simpele tegenstem op, dan is de coalitie in gevaar en liggen de zesde verkiezingen in dertien jaar op de loer. Die verantwoordelijkheid voelde ineens wel erg groot. Ik zag niet in hoe ik de wereld daarmee zou helpen en ik heb uiteindelijk tegen die motie van wantrouwen gestemd. Vanaf dat moment wist ik wel zeker dat ik niet voor de strafbaarstelling van illegaliteit zou stemmen. In de week van het debat viel steeds het woord “dehumanisering”. Ik had het idee dat ik die dehumanisering verder zou helpen, als ik voor strafbaarstelling zou stemmen.’
De manier waarop de Nederlandse overheid omgaat met asielzoekers en illegalen is het ultieme voorbeeld hoe mensen achter systemen kunnen verdwijnen, door hen tot deel van een ‘vreemdelingenketen’ te reduceren.
‘Ik schrijf nu een boek over Dolmatov. Daarvoor heb ik het rapport van de inspectie viermaal rustig gelezen en aangevinkt welke instanties in de zeven maanden dat hij in ons land was op de een of andere manier met zijn dossier, zijn asielaanvraag of zijn psychische nood bezig waren. Dat waren er 34… Dat kan niet goed gaan! Ik vermoed bij niemand kwade wil, misschien eerder iets te veel goodwill, met overregulering als gevolg. Daardoor is verantwoordelijkheid een volkomen fluïde begrip geworden. Het betekent niets meer. Ik zou me in zo’n geheel van schakels ook niet verantwoordelijk voelen. Met allerlei goede intenties hebben we een systeem en de bijbehorende taal gecreëerd waarin het steeds minder over mensen gaat. Het automatiseringsprogramma van de ind, dat in de affaire-Dolmatov een fout maakte, heet IND I go. Ik heb gebeden dat niet erg veel geld aan een bureau is betaald voor het bedenken van die blode naam. Dehumanisering is een van de gevaarlijkste tendensen die een samenleving kunnen treffen.’
Een tendens die ook in Nederland zichtbaar is, zeker sinds het rechtspopulisme zijn invloed laat gelden.
‘Job Cohen sprak me aan omdat ik snakte naar een politiek van compassie, verbinding en empathie, eigenlijk alles wat politiek niet meer in zwang is. Met de strafbaarstelling van illegalen kreeg ik het idee dienaar van een pvv-agenda te worden. Ik kon het gevoelsmatig niet moeilijker krijgen. Een van mijn motivaties om de politiek in te gaan was mijn weerzin tegen Geert Wilders. Schijnbaar moeiteloos lijkt hij erin te slagen mensen tot een stem op hem te bewegen met een verhaal dat, wat mij betreft, haaks staat op wat onze nationaliteit daadwerkelijk kenmerkt, zoals een nuchtere vorm van multiculturaliteit. Onze hele geschiedenis staat in het teken van de immigratie. De Spanjaarden, de Portugezen en de joden die naar Nederland kwamen als vluchteling of om handel te drijven, de hugenoten die voor de geloofsvervolging in Frankrijk vluchtten, de gastarbeiders. Altijd ging dat relatief goed. Dus als je al de behoefte voelt de Nederlandse identiteit te herdefiniëren, is multiculturalisme juist een van de bepalende factoren.’
En toen zag u zich genoodzaakt voor het aanblijven van Teeven te stemmen.
‘Hij zegde in het debat allerlei verbeteringen in het detentieregime van uitgeprocedeerde vreemdelingen toe, maar hoe lang ik daarop ook bleef kauwen, het eind van het liedje zou toch zijn dat we illegaliteit strafbaar zouden gaan stellen. Dus eerst criminaliseren we ten onrechte een hele groep mensen, om vervolgens hun bestaan in de cel wat te veraangenamen. Na de nacht van Dolmatov kreeg ik het in mijn hoofd dus niet meer rechtgebreid. Toen kwam de brief van Jan Pronk waarin hij schreef waarom hij uit de pvda trad, vooral vanwege de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Dat leverde me nog zo’n probleem op. Ik was het met zijn overwegingen eens en toch stond ik als het ware aan de andere kant. Ik dacht: ik kan twee, drie keer tegen de fractiediscipline in gaan, maar ook concluderen dat de politieke tijdgeest niet de mijne is, dat dit niet mijn coalitie is en dat ik zelf een fout heb gemaakt op de ochtend dat ik vóór het regeerakkoord stemde.’
Zijn Pronks opvattingen over ontwikkelingssamenwerking niet achterhaald?
‘Misschien ligt de waarheid in het midden. Ik vind het zo bitter. De bezuinigingsdrift die Europa nu zo onder druk zet is niet in de laatste plaats het gevolg van een soort hyperkapitalisme dat ons naar de afgrond heeft geduwd. Is het dan niet wrang de kosten van die crisis af te wentelen op de armste en meest kwetsbare mensen van de wereld? Wat het ook schrijnend maakt: dit is typisch zo’n gecalculeerde bezuiniging die haast geen weerstand oproept. Het draagvlak is gegarandeerd. Blijkens onderzoek denken mensen dat we negen, tien miljard, een veelvoud van het werkelijke bedrag naar de ontwikkelingslanden sturen, landen die er volgens hen ook nog eens zo’n soepzooitje van maken. Waarom zouden zij daarvoor moeten opdraaien? Aan de andere kant begrijp ik goed waar dat afbrokkelende draagvlak vandaan komt. In ons land neemt de armoede toe en groeien de inkomens- en vermogensverschillen, dus ik begrijp dat mensen boos zijn: help mij eerst aan een baan voordat je geld naar andere landen brengt.’
Is dat geen dubbele boodschap?
‘Ik geloof in een politiek die beide kanten van de medaille laat zien. We moeten de mensen die zich bedreigd voelen in onze eigen samenleving zien, horen en helpen, zoals we ook de mensen die elders kopje onder dreigen te gaan moeten helpen. Dat is de relevantie van Pronks betoog. In tijden van crisis moet je juist de wetten en doelen die onze humaniteit vormgeven conserveren. Zij definiëren onze collectieve bodem.’
U zei dat u een fout hebt gemaakt op de ochtend dat u vóór het regeerakkoord stemde.
‘Die ochtend kwamen de fracties van pvda en vvd vroeg bijeen. We kregen ongeveer twee uur de tijd om het hele akkoord te lezen, hoewel het voor verreweg de meeste fractieleden de eerste keer was dat ze het zagen. We hadden vervolgens een vragenronde, met meteen daarna de persconferentie. Het geheel duurde krap vier uur. Ik heb daarom later gezegd dat ik eigenlijk niet wist waaraan ik eigenaarschap beloofde, domweg omdat ik het in die korte tijd niet kon doorgronden. Dat kan mijn onkundigheid zijn. Misschien is het eenvoudiger voor iemand die al tien jaar in Den Haag rondloopt. Dat kan. Maar dat nam niet weg dat we in de ergste crisis van de afgelopen tachtig jaar met veel beleidswijzigingen en bezuinigingen kwamen, op tal van beleidsterreinen, en dat de fractie daarop niet meer dan twee uur kon kauwen.’
Waarom dan geen voorbehouden gemaakt?
‘Ik heb me afgevraagd of ik dat kon doen. Dan zou ik als het ware hebben gezegd dat de partijleider terug moest naar de onderhandelingstafel. Daarvoor had ik niet de moed en ik gunde dat Diederik ook niet. Ik gunde hem een kickstart, een stabiel kabinet en een goed functionerende coalitie.’
Bovendien stond de pers buiten te wachten.
‘In die complexe wereld van Den Haag is vooral de druk van de snelle media heel groot. Dan speelt de angst mee voor de tweet die ongetwijfeld de ronde zou doen als de pvda langer dan de vvd over het regeerakkoord zou beraadslagen: “Bij de vvd knallen de champagnekurken, pvda drinkt azijn.” Ik denk dat er in Den Haag nooit een dag is dat dit geen rol speelt. Ik las laatst die mooie quote uit de eerste inauguratiespeech van Franklin D. Roosevelt: “The only thing we have to fear is fear itself.” Angst definieert in belangrijke mate wat de politicus doet. Ik was daarvoor zelf ook niet ongevoelig. Ik merkte dat ik gaandeweg steeds voorzichtiger werd, nadat ik nogal naïef was begonnen met het idee dat ik het zou zeggen zoals het in me opkwam. Hoewel… ik ben er nog steeds van overtuigd dat de kiezer het wel zal kunnen waarderen als een politicus eerlijk zijn dilemma schetst, of gewoon zegt dat hij het ook even niet weet. Je hoeft in Den Haag toch niet steeds dat teflon masker waarvan alles afglijdt te dragen.’
Het masker van daadkracht, vastberadenheid, zekerheid en geen twijfel.
‘Precies. Ik kwam met die intentie binnen, om binnen korte tijd te constateren dat ik met twee voorlichters van tevoren een interview zat voor te kauwen: wat als hij dit vraagt en wat als hij dat vraagt? Ondanks die voorbereiding maakte ik toch een uitglijder, over de strafbaarstelling van illegaliteit. Ik had een voorgekauwd woordvoerderslijntje in het hoofd, maar geconfronteerd met de vraag naar de strafbaarstelling kon ik alleen nog maar zeggen: “Ik heb daar buikpijn van.” Ik zei toch wat ik in het coalitiebelang beter niet kon zeggen.’
welke rol speelt de politieke journalistiek hier?
‘Er lopen deskundige journalisten rond op het Binnenhof, maar ook zij werken onder grote tijdsdruk, ook zij hebben te maken met de wetten van de commercialisering. Je realiseert je als politicus dat de impact van het beeld groot is. In het fractiebestuur was ik chef mediazaken. Ik realiseerde me dat als er in één week drie debatten zijn waarin de pvda-fractie haar eigen geluid laat horen en de vvd-fractie ook, het beeld in de krantenkoppen zal zijn: ruzie, dreigende breuk, splijtzwammen. Als de fractie zich uit angst voor die koppen inhoudt, dan is de klacht in de journalistiek dat ze terugschrikt voor dualistische politiek, maar bedrijft ze dualisme, dan zoekt ze ruzie en is ze een splijtzwam. Dat is onvruchtbaar en ook schadelijk. Je houdt elkaar vast in een spel waarvan beiden weten dat het niet meer dan een spel is. In Tegen verkiezingen legt David Van Reybrouck dit verschijnsel mooi bloot, als hij de permanente verkiezingskoorts beschrijft waaraan politiek en media lijden. Ze weten beide dat nietszeggendheid het resultaat is en toch laten ze zich meeslepen, domweg omdat ze niet weten hoe zich ervan te ontdoen.’
U had voor dit vraaggesprek aarzelingen, vanwege uw angst voor het beeld van een idealist die op zijn naïviteit is gesneuveld.
‘Wie mij met terugwerkende kracht naïviteit wil verwijten: dat mag. Misschien ben ik daarop ook stukgelopen. Waar ik me wel tegen verzet, is de conclusie dat idealisme en realisme onverenigbaar zijn. Naar mijn idee moeten idealen een reëel onderdeel van een doorvoelde politiek zijn. Politiek zonder idealen, dat is louter pragmatisme. Ik bestrijd ook dat idealen niet met realiteitszin gepaard kunnen gaan. De opdracht van een politicus betreft niet alleen dat ongelooflijk ingewikkelde metier van het concipiëren van werkzame wetten, hoe belangrijk ook, maar ook de keuze voor moraliteit. Welke moraliteit dat moet zijn zal worden ingekleurd door de politieke stroming waarvoor hij kiest.’
Een keuze voor pragmatisme kan de politiek misschien wel werkbaar houden, met alle tegenstellingen die er zijn.
‘Nou, om een voorbeeld te noemen: ik kan eigenlijk geen koopkrachtplaatjes meer zien. Een koopkrachtplaatje vertelt niets. Nog los van het feit dat het fluïde berekeningen betreft die morgen weer anders zullen zijn, verdwijnt de realiteit van het dagelijkse, arbeidzame of arbeidsloze bestaan achter die plaatjes. Ze zeggen niets over de context: of je werk hebt waarin je gezien wordt en van waarde bent, of je in een verband verkeert met collega’s die misschien zelfs vrienden worden, waardering voor je uitspreken of soms kritiek op je uitoefenen. Als de politiek dat alles in naam van het pragmatisme verengt tot een koopkrachtberekening, dan wordt dat een ontzield verhaal, een schijnbeeld van de werkelijkheid. Ik bedoel ook letterlijk “ontzield”. Net zo ontzield als het woord “streng” in dat dogma dat de politiek op het vreemdelingenbeleid heeft geplakt: streng en rechtvaardig. Wat doet dat woord “streng” daar? Rechtvaardig veronderstelt ook gestrengheid, want dat betekent conform onze wet- en regelgeving. En toch willen we zó graag zeggen: streng en rechtvaardig.’
Uw betoog stemt niet vrolijk over het bestel.
‘Ik hecht enorm aan onze vorm van democratie en rechtsstaat, met als fundament de idee dat minderheden tot hun recht moeten kunnen komen. De verharding van de een tegen de ander, van de meerderheid tegen de minderheid, dat is niet iets wat plotseling gebeurt, van de ene dag op de andere. Dat is een langzaam, sluipend proces. Volgens mij zitten we daar middenin. Aan de andere kant gaat het hier niet om een soort autonoom functionerende motoriek, waarop we per se geen invloed kunnen hebben. Ook mijn vertrek uit de politiek komt niet door een probleem dat door een anonieme, onbeïnvloedbare macht is veroorzaakt, maar door een functioneren van Den Haag dat wij bij meerderheid als politiek normaal hebben gestempeld. Wat ik vrees is dat het in de Haagse realiteit simpelweg aan tijd ontbreekt om dieper te reflecteren op het eigen functioneren. Daarvoor zijn de debatten, de moties, de journalisten die een quootje willen te talrijk.
In hun laatste boeken geven David Van Reybrouck, Paul Frissen en Willem Schinkel allen zicht op de deplorabele staat van onze democratie. Maar mijn oud-collega’s in Den Haag zullen denken: “Met je welnemen, wat kan ik hiermee? Daarvoor heb ik niet de nodige lucht en ruimte.” Ik snap dat heel goed. Mijn betoog is particulier. Behalve over principes die voor mij onuitwisbaar zijn, zegt het iets over mijn eigen tekortkomingen. Ik heb grote bewondering voor de mensen die overeind blijven in dit systeem.’