Dit verhaal begint met de twintigjarige Hamidou alias «Pompidou» die opgroeide in dat deel van Amsterdam-West dat door tramlijn 12 wordt doorsneden. Zonder Hamidou zouden honderden toeristen, zakenlui en dagjesmensen op de Schiphollijn niet jarenlang stelselmatig en soms op gewelddadige wijze van hun bezittingen zijn beroofd. Zonder Hamidou zou station Lelylaan niet in een door kleerkasten bewaakt fort zijn veranderd. Zonder Hamidou zou de wanhopige PvdA-stadsdeelvoorzitter Henk Goettsch («Station Lelylaan is hét bewijs van een falende overheid») zich niet tot het fortuynisme hebben bekeerd. Zonder Hamidou had de toch al onderbezette Spoorwegpolitie de kostbare undercoverbrigade van Ron Huijting niet op de Schiphollijn hoeven in te zetten. Zonder Hamidou was de Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam-West een flink aantal stigma’s bespaard gebleven.

Hamidou heeft ook iets voor elkaar gekregen. Dat voor het eerst in de geschiedenis alle bij een station betrokken organisaties rond de tafel zijn gaan zitten. Met als resultaat dat 26 juni aanstaande een persconferentie wordt belegd. Waarop al die organisaties trots hun maatregelen onthullen; onder meer een stationsverbod voor iedereen die zich er niet als reiziger gedraagt. Voor het gemak en uit angst voor negatieve publiciteit wordt daarbij verzwegen dat het niet louter door die plotseling samenwerkende organisaties is dat Lelylaan is genezen. Dat is vooral de verdienste van To Serve and Protect, het onconventioneel te werk gaande beveiligingsbedrijf van de Surinamer Marvin Irion. In het bijzonder van twee van zijn employees: de freefightende halfjoodse Loek en de kickboxende Marokkaan Abdel. Voor hen hadden Hamidou en zijn boevenbende wel ontzag.

In 1986 kwam de elf meter boven het maaiveld uitstekende Schiphollijn gereed, de snelle treinverbinding tussen Amsterdam Centraal en de luchthaven. Met ertussen drie stations: Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam De Vlugtlaan en Amsterdam Lelylaan. Ir. Rob Steenhuis, de huidige bouwmeester van de NS, nam het ontwerp van de laatste twee stations voor zijn rekening. Voor de eeuwigheid waren zijn concepten niet bestemd: station De Vlugtlaan werd opgedoekt, Lelylaan — vriend en vijand zijn het erover eens — is in architectonisch en planologisch opzicht een miskleun gebleken.

Hoe onoverzichtelijk de situatie rond het station is, blijkt wel uit het hoge aantal verkeersongevallen dat er zich voordoet. Vorig jaar nog werd een fietser op de onbeveiligde overgang van de trambaan, die het station aan de onderzijde kruist, doodgereden door tram 17. Regelmatig zien automobilisten de vreemde kronkel in de weg over het hoofd en knallen tegen een van de betonnen pilaren waarachter de vrienden van Hamidou tot voor kort met pruttelende scootertjes stonden te wachten op hun collega’s die, dankbaar gebruikmakend van een van de zeven «stijgpunten», met de poet naar beneden stormden. In het boek Stationarchitectuur in Nederland, 1938-1998 wordt het Lelylaan-concept van Steenhuis geroemd. Er wordt gerept van een «vernuftige constructie» en een «felrood buizenframe» dat «als architectonisch hoofdmotief van verre zichtbaar is». Twee weken geleden was van verre zichtbaar hoe bestelbusjes van Heras voor het station parkeerden. Werkmannen in overalls trokken hoge en puntige ijzeren hekken op — model Pegasus — om zes van de zeven stijgpunten voorgoed af te sluiten.

Terug naar Hamidou. Doorliep hij de basisschool nog succesvol, op het Marcanti College aan de Jan van Galenstraat waar hij aan het vbo was begonnen, ging het mis. Abdel, de parttime To Serve and Protect-werknemer die hem later op Lelylaan opnieuw zou tegenkomen, zat in die tijd ook op het Marcanti, waar hij de havo, uiteindelijk met goed gevolg, aan het afleggen was. Abdel (21), die momenteel een hbo-opleiding volgt, herinnert zich dat Hamidou wat klein van stuk was en om die reden doelwit was van pesterijen. «Hij moest dat compenseren en begon stoer te doen. Spijbelen, blowen, opvallen. En jatten — telefoons, autoradio’s, elektronica; alles wat te helen was — om nieuwe Timberlands en een Hilfigger-jas te kunnen kopen. Je zag hem vaak met een slijptol over straat slenteren, op zoek naar scootertjes. Hij wekte irritatie van grotere gasten die hem regelmatig in elkaar timmerden. Je herkent Pompidou aan zijn littekens en een afgebroken voortand.» Hamidou vond blowen niet stoer meer en begon zwaardere drugs te gebruiken, wat uitmondde in zijn cocaïneverslaving. Z’n strafblad kreeg de omvang van een dossier, nog voordat hij op het idee kwam z’n werkterrein naar Lelylaan te verleggen om daar een voor Nederland nieuwe, zeer brutale methode van bagagediefstal te introduceren. «Er is ons verteld over tulpen, windmolens en klompen, niet over agressieve treinrovers», zei een gepensioneerde Amerikaan, een van de talloze slachtoffers die we de afgelopen maanden troffen op de lijn. «We zijn net aan komen vliegen», zei z’n vrouw. «Van boven zag het er zo vredig uit.»

Op het stadsdeelkantoor bij PvdA’er Henk Goettsch, «burgemeester» van stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld. Direct toen Hamidou en z’n groep begonnen te opereren op Lelylaan — in 1998 werden de eerste hit and run-delicten op de Schiphollijn gerapporteerd — trachtte Goettsch de verloedering op en rond het station een halt toe te roepen. Goettsch: «Ik heb meteen geprobeerd betrokken instanties als GVB, NS, regiopolitie en Spoorwegpolitie te laten samenwerken. Als dat was gelukt, had het station niet de kwalijke reputatie van nu. Station Lelylaan is hét bewijs van een falende overheid. Iedereen klooide maar wat aan.» Tot vorig jaar was er volgens Goettsch geen echte wil het probleem gezamenlijk aan te pakken. «GVB en NS schoven het op elkaar af. De regiopolitie zei: de leraren moeten die jongens beter in de gaten houden. Vooral het GVB is een verbureaucratiseerde organisatie. Maar ook de NS zijn ernstig verkokerd. Ons plan was om meer treinen en metro’s te laten rijden zodat je een snellere af- en aanvoer hebt en dus een beter overzicht. GVB noch NS wisten hoeveel stellen extra ze eventueel ter beschikking hadden.» De bureaucratie openbaarde zich in de kleinste details. «De centrale hal van station Lelylaan is vanwege de naastgelegen metrolijn voor de ene helft van het GVB, voor de andere helft van de NS. Het GVB hield er een dagelijks schoonmaakregime op na, de NS een wekelijks. De ene helft van de hal was smerig, de andere schoon. Alleen al om dat aan te passen heeft me weken gekost. Stuur die rekeningen dan maar hierheen, heb ik tegen de NS gezegd. Ze wisten ook niet of de pilaren die ik schoon wilde laten spuiten van hen waren of van de gemeente.» De laatste hindernis nam Goettsch onlangs. «De brandweer had bezwaren tegen het afsluiten van de zes uitgangen op het station. De brandveiligheid was in het geding. We hebben toen een manier bedacht waarbij de hekken zich in geval van brand automatisch openen.»

Goettsch trad in 1998 aan en werd, vanwege de rel op het Allebéplein in de zomer van dat jaar, direct met de Marokkaanse jeugdproblematiek geconfronteerd. «Hier in Slotervaart/Overtoomse Veld heb je een groep van zo’n vijftig jongeren die chronisch niet willen deugen. In heel Amsterdam-West is de groep 150 man groot. Wij weten precies wie dat zijn. Voor negentig procent bestaat die groep uit Marokkanen, wat logisch is omdat het stadsdeel in bepaalde gebieden voor tachtig procent uit Marokkanen bestaat. Laat ik heel duidelijk zijn over die Marokkanen. Dat zijn hufters, klootzakken. Die moeten keihard worden gearresteerd en naar heropvoedingsgestichten worden gestuurd. Als dat niet helpt sturen we ze terug naar Marokko. Laat ze maar in de Sahara zand gaan sjouwen. Wat dat betreft ben ik helemaal into Fortuyn.»

Bovendien bezoedelt dat groepje de ooit overheersende socialistische principes van de westelijke tuinsteden. Goettsch: «Slotervaart was een buurt van goede bedoelingen, een paradijs voor arbeiders en middenklasse. Er was weinig werkloosheid, de onderlinge banden waren sterk en het verenigingsleven bloeide. Er zijn hier bewust geen cafés, de mannen mochten eens verslingerd raken aan de drank. Iedereen stond ’s ochtends vroeg op en ging naar z’n werk. Deze buurt was gemaakt om te wonen en te recreëren, aan ontspanning trof je er hooguit een gymnastiek lokaal.» Voor socialisten zijn het thans ongunstige tijden, weet Goettsch. «Die groep van vijftig maakt onze wijk kapot. Aan dat soort jongens valt niets meer te verheffen. Mijn idealen heb ik allang van me afgeschud. Ik kan alleen nog repressief optreden. Camera’s ophangen, vergunningen intrekken en meer politie de straat opsturen. Dat het station er nu zo uitziet is een schande.» Toch was er, als het aan hem lag, eerder repressief opgetreden. Zijn voorstel om camera’s op te hangen op het station — januari 1999 — werd met hoongelach ontvangen. Wel slaagde hij erin wijkagent Kees van der Roer op het station te laten patrouilleren. Ook kreeg hij voor elkaar dat er wat extra motoragenten gingen rondrijden om de scootertjes met buit te kunnen achtervolgen.

Het zou tot ver in het jaar 2001 duren voordat de door Goettsch voorgestelde maatregelen serieus in overweging werden genomen. Tot die tijd hadden Hamidou en zijn groep vrij spel. Het district Amsterdam van de Spoorwegpolitie had te kampen met een permanente onderbezetting en zag zich gedwongen zijn taken tot het Centraal Station te beperken. De onderbezetting was een gevolg van de afstoting van deze dienst door de NS. De Spoorwegpolitie werd ondergebracht bij het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) met het gevolg dat alle spoorwegdienders in een klap in de agentenstand werden verheven en massaal uitstroomden naar andere politiediensten. Wie in die dagen op Lelylaan kwam, zag de bende van Hamidou elke ochtend verder aanzwellen. Op hoogtijdagen waren ze met z’n vijftigen actief. Conducteurs bleven uit angst voor represailles bij de machinist zitten. Sommige machinisten die de ongedurige rovers op het perron klaar zagen staan, besloten tot verbijstering van de reguliere passagier gewoon door te rijden.

Van een afstandje maakte de Lelylaan-groep een chaotische indruk. Ze verzamelden zich in en rond het glazen wachthok op het perron om er joints te roken en om in de prullenbak te pissen. Ze dolden met elkaar, sprongen soms de rails op om vlak voor een aansnellende Thalys het perron weer op te klauteren. Maar zodra de dubbeldeks trein uit de richting Schiphol arriveerde, trad een verbluffende organisatie in het werk. Met koppels van drie of vier stelden ze zich bij de deuren op. Eentje struinde boven door het gangpad, eentje onder. Een derde inspecteerde de bagage in de hal, een vierde wachtte in de deuropening. Als het gewenste bagagestuk was uitgekozen, sprak een van hen de eigenaar ervan op fluistertoon aan: «Central Station?» Intussen snerpte de bel van vertrek, griste een van de jongens de tas weg, sprongen ze naar buiten en drukten in het voorbijgaan op de «sluiten»-knop. Er vertrekken vanaf Lelylaan per uur vijf treinen in de richting Schiphol en vier in de richting van het Centraal Station. Geen trein die niet door de losgeslagen horde op buit werd geïnspecteerd.

Uit cijfers van de Spoorwegpolitie blijkt dat in de jaren tot juni 2001 het gemiddelde aantal aangiften per maand op de Schiphollijn, waartoe ook het traject in de richting Duivendrecht wordt gerekend, rond de 150 schommelde, hoewel er op het laatst uitschieters van voorbij de tweehonderd werden gemeten. Het reële aantal berovingen is een veelvoud daarvan geweest omdat de meeste beroofden geen aangifte doen. Ze zijn in haast op weg naar het vliegtuig of passen ervoor te wachten in de lange rij voor de aangiftebalie van de Spoorwegpolitie op spoor 2a van het Centraal Station.

Net als Henk Goettsch ergerde Ron Huijting, projectleider van het VVC-team, de undercoverbrigade van de Spoorwegpolitie, zich groen en geel. De rooforgie zoals die zich op Lelylaan voltrok was een blamage voor zijn dienst. In weerwil van de onderbezetting bij zijn werkgever sprokkelde Huijting extra mensen bij elkaar en zorgde hij dat zijn team vanaf juni 2001 op de Schiphollijn aan de slag kon. In de periode juni tot december rekende het VVC-team 68 mensen in, in de periode januari tot heden nog eens 24. Daaronder bevonden zich zo nu en dan enkele leden van Hamidous harde kern, maar vooral ook veel gelegenheidsboefjes die na die onaangename confrontatie hun werkzaamheden op het spoor staakten. «In het begin was het vissen in een volle vijver», zei een van de met pepperspray, handboeien en een vuurwapen uitgeruste VVC-teamleden met wie we een middag op pad mochten.

Een van die zelfstandige ondernemertjes die in de hoogtijdagen rond de groep van Hamidou zwermden, was Roberto; een kleine Antilliaanse jongen, dertien jaar oud, slobbertrui, gympies, om zijn nekje een gouden ketting. Voordat het VVC-team z’n taken opvatte, ging hij elke ochtend in plaats van naar school met de metro vanuit Zuidoost naar Lelylaan om te «werken». We hoorden hem over zijn mobiele telefoon een gesprek voeren met een vriendje: «Waar blijf je, we moeten aan de slag. Zit je weer te eten? Ik sta al een uur op Lelylaan. Hoe laat kom je?» Hij vertelde trots op een dag weleens duizend gulden te hebben binnen gehaald. «Zakenmannen die bellen letten niet goed op. Je kunt ook van buiten tegen het raam tikken en iemand anders de koffer laten pakken. Het makkelijkst is met meerderen in het halletje en vragen naar Central Station.» Roberto werkte liever alleen of met één vriend omdat de groep van Lelylaan een leider heeft bij wie je alles moet inleveren en die dan later pas betaalt. De geroofde spullen worden per brommer of auto afgevoerd, maar soms ook wordt het opgeslagen in een van de fietsboxen aan de zuidzijde van station Lelylaan of in de loodsen op het Centraal Station. Roberto was niet van plan ermee te stoppen. «Het is zo makkelijk. En het is verslavend. Als je een maand zo goed verdient, wil je dat altijd.» Hij benadrukte dat hij paspoorten en persoonlijke eigendommen altijd ergens neergooide zodat het teruggevonden kon worden. Japanners en Chinezen vond hij het makkelijkst.

Slechts af en toe kwam Roberto nog hier op Lelylaan. «Ze denken dat jullie stillen zijn», zei hij. In het begin hadden we de groep van Hamidou vanaf een bankje ongestoord kunnen observeren. Als de groep compleet was, waren ze met een man of vijftien. Je had «Mouse», die meer solistisch en wat intelligenter opereert en z’n roofgeld op een spaarrekening zet. Met hem knoopten we weleens een gesprekje aan. Gevraagd naar z’n bezigheden zei hij: «Met bagageroven heb ik niks te maken, ik ben gewoon een reiziger.» Er bevonden zich binnen de groep onder meer ook twee tweelingen, de B.’s en de M.’s, die alleen vanwege een gering lengteverschil van elkaar te onderscheiden zijn. Deze waren minder mededeelzaam. «Ik wil niet met u praten meneer.» «Waarom niet?» «Waarom zijn de bananen krom.» Afgezien van de twee tweelingen had je ook nog twee neefjes, Abdel en Ahmed A., die eveneens een sterke gelijkenis vertonen. Met hen was evenmin contact te leggen. Op een dag stonden we oog in oog met Hamidou, hun leider. Hij was met z’n twintig jaar iets ouder dan de rest, die in tegenstelling tot hem vaak nog op school zit, en leek als enige echt knettergek en onverbeterlijk, een «categorie 4-jongere» zoals ze bij de politie zeggen: hopeloos recidivistisch, fucked for life. Hamidou zei dat hij een goede dag had gedraaid. Hij grijnsde, zijn gele en deels afgebroken voortand viel bloot. Z’n stekeltjeshaar was opgeschoren, de andere jongens in de groep hadden deze coiffure van hem overgenomen. Hij zegde een gesprek toe en overhandigde een telefoonnummer. Dat niet bleek te bestaan. De volgende keer dat we hem zagen keek hij dwars door ons heen. De andere jongens gingen agressief doen. «Rot op, dit is ons station.»

Hoewel het VVC-team de groep van Hamidou een slag toebracht, was het effect van het team na enige maanden uitgewerkt. Ze begonnen de dertien leden van het VVC-team van gezicht te herkennen. Zodra een teamlid opdoemde werd naar de mobiel gegrepen en kwam het werk stil te liggen. Omdat de roofkansen kleiner werden, moest het delict sneller en vooral effectief worden gepleegd. Werd een tegenspartelende toerist in de overdadige tijden van vroeger weleens met rust gelaten, nu hoefden verzetplegers op geen greintje mededogen te rekenen. Op een dag in oktober ging het mis. Een toevallig op Lelylaan aanwezige AT5-verslaggever legde het voorval vast. ’s Avonds was op tv te zien hoe A., een van de oudere leden van de groep, een Amerikaanse toerist die volhardde in de omklemming van zijn camera, uit een reeds optrekkende trein sleurde, waarbij de toerist een val tussen de malende wielen ternauwernood wist te voorkomen. De journaals namen de AT5-beelden over en een dag of wat later mocht de pas aangetreden NS-president Karel Noordzij bij Barend & Van Dorp uitleg komen geven.

Ineens kon er heel veel. Politie en GVB verscherpten de controle op het station en de rover werd, nadat justitie met succes de AT5-beelden had opgeëist, van zijn bed gelicht en tot zestien maanden cel veroordeeld, een forse straf vergeleken met de maximaal drie maanden die diverse jongens van de groep na een heterdaad kregen. De harmonieuze samenwerking van betrokken instanties, waar Henk Goettsch al vanaf 1998 op hamerde, kwam er dan toch. Deze stuurgroep, waarin NS, GVB, KLPD, Openbaar Ministerie, het stadsdeel en regiopolitie Amsterdam/bureau Meer en Vaart zijn vertegenwoordigd, kwam regelmatig samen en bedacht tal van plannen om de overgebleven harde kern — de arrestatie van A. had de rest van de groep alleen maar ijveriger gemaakt — aan te pakken. De eerste en vooralsnog enige maatregel was de bevestiging van een tiental camera’s op het station. ’s Nachts kwam de groep met een grote tang naar het station en knipte de draden door. Terwijl monteurs de volgende dag op het perron de schade herstelden, werden beneden de voor het station geparkeerde busjes kapot geslagen. Al snel kwam Hamidou erachter dat de camera’s, als ze al iets registreerden, nergens mee in verbinding stonden. Ze hadden er een paar naar het plafond gebogen en niemand die ze recht was komen zetten. Op het Centraal Station, boven het kantoor van de Spoorwegpolitie op spoor 2a, bekijken medewerkers van het door de NS ingehuurde particuliere beveiligingsbedrijf Securicor, het vroegere Random Beveiliging, allerlei beeldschermen. Daarop komen live-beelden binnen van de grotere stations in den lande, gemaakt door in- en uitzoomende, op afstand te bedienen camera’s. «Nee, Lelylaan werkt nog steeds niet», zei een van de Securicor-mensen toen wij er een kijkje kwamen nemen.

De repressie die van de autoriteiten begon uit te gaan, had zo z’n effect op de groep. Afgezien van de slachtoffers waren het vooral de beveiligers van het voornoemde Securicor — dat behalve beelden bekijkt ook patrouilleert op een aantal NS-stations, waaronder Lelylaan en Sloterdijk — die het moesten ontgelden. Zoals iedere werknemer van een particulier beveiligingsbedrijf, beschikken de vaak jonge jongens van Securicor — hun opleidingsinstituut bevindt zich aan de Schipluidenlaan op een steenworp afstand van station Lelylaan — slechts over burgerbevoegdheden: bij constatering van een misdrijf mag je iemand staande houden, maar daar houdt het ook mee op.

Op een avond, eind april, had P., die anoniem wil blijven omdat hij van Securicor niet mag praten, met een collega dienst toen hij in de trein naar Schiphol Hamidou en z’n groep tegenkwam. «Ze liepen eerst alleen een beetje door de trein», vertelde P., «kijken naar de bagage, meer niet. Bij Lelylaan stapten ze uit, op twee na. Die twee probeerden een tas van een toerist mee te sleuren. Toevallig kwam mijn collega net door een tussendeur aanzetten waardoor hij er getuige van was. ‹Je bent aangehouden›, riep hij. De hele groep, waarvan een deel zich in de benedengelegen stationswinkel Wizzl bevond, schoot te hulp. Mijn collega kreeg een kopstoot en flink wat klappen tegen zijn kin. Een te hulp schietende reiziger kreeg een flesje Bacardi naar het hoofd geslingerd. Zijn mobiele telefoon werd gestolen.» Direct na het incident had druk overleg plaats tussen de NS en Securicor, dat z’n werknemers van de Schiphollijn dreigde af te halen. Enkele dagen na het incident werd Hamidou aangehouden. Hij bleek de kopstoot en de klappen te hebben uitgedeeld. Na enkele dagen zag P. hem alweer vrij rondlopen. De NS waren er al langer van overtuigd dat noch Securicor, noch de periodieke inzet van extra Spoorwegpolitie-beambten, marechaussee of conducteurs, noch het inmiddels ontmaskerde VVC-team, accurate middelen in de strijd waren.

Er restte feitelijk nog één optie. «Ze hadden mij die ochtend in oktober na de Barend & Van Dorp-uitzending om half acht uit mijn bed gebeld», zegt Marvin Irion, baas en oprichter van To Serve and Protect, een beveiligingsbedrijf dat op een voor Nederland onconventionele manier de orde handhaaft. «Ik heb toen gezegd dat ik eerst de situatie ter plekke wilde bestuderen. Later werd door NS Stations opnieuw druk op mij uitgeoefend. Ze smeekten mij Lelylaan er ook bij te doen.» Irion had op dat moment voor de NS voortreffelijk werk verricht op station Almere Centrum. Hangjongeren veroorzaakten daar in de stationshal overlast. Er waren vechtpartijen geweest, een enkele beroving en ook een schietincident. «Het was Securicor, dat ook op dat station was ingehuurd, niet gelukt de orde te herstellen», zegt Irion. «Ook de Spoorwegpolitie en de regiopolitie waren er niet in geslaagd.» Irion belde zelf met de NS om zijn diensten aan te bieden. De NS gunden hem de klus. Irion: «In het begin werden we uitgelachen door de Spoorwegpolitie. Zij hebben een zero-tolerancebenadering. De jongeren werden gesommeerd zich te verwijderen, anders werden ze meteen meegenomen. Wij praten eerst met ze. Zo heb ik die hangjongeren daar zelf aangesproken: geen grappen makkers, dan blijft onze verstandhouding goed. Binnen een maand was er geen overlast meer. In totaal hebben we twee, drie keer moeten ingrijpen. Dat was omdat iemand door de hal fietste of omdat er een joint werd gerookt. Er was respect voor ons bij die jongens.»

Voor de klus in Almere had To Serve and Protect vooral ordehandhaving op evenementen gedaan, variërend van ID&T-feesten tot kickboxgala’s. Bij toekenning van de Almere-opdracht moeten de NS vooral onder de indruk zijn geweest van het soort employees — inmiddels zijn het er dertig, plus een oproepbaar bestand van honderd — dat Irion in dienst heeft. Irion: «Wij werven vooral op sportscholen, kickbox gala’s maar ook gewoon op straat. Iemand die bij ons wil werken moet sterk in zijn schoenen staan en heel goed kunnen praten.» Onder de werknemers van Irion bevinden zich, zoals bij veel bedrijven in de beveiligingsbranche, enkele jongens met antecedenten. Irion: «Bij grote bedrijven heb je er juist meer rondlopen. Als je zo iemand in dienst wilt nemen, moet de politie die antecedenten checken en dan wel of niet een vergunning verlenen. Het is een feit dat veel oud-politieagenten bij die grote bedrijven werken, het old boys network. Bij die bedrijven knijpen ze een oogje toe terwijl ze voor mij vaak streng zijn. Ik heb veertig jongens klaarstaan die inderdaad wat op hun kerfstok hebben. Maar waarom mag ik ze niet in dienst nemen? Een beetje streetwise zijn is welkom. Bovendien zullen sommigen vervallen in hun oude gewoonten als ze niet aan de bak komen.»

In 1999 heeft Irion zelf ook een veroordeling aan z’n broek gekregen. Ten onrechte, tekent hij aan. «Een van mijn mannen heeft een geweldsdelict gepleegd op een feest in Amsterdam. Ik heb er de schuld van gekregen en ben veroordeeld.» To Serve bestond toen al enkele jaren. Justitie oordeelde dat het incident verwaarloosbaar was en dat de vergunning niet hoefde te worden ingetrokken. Maar onlangs vroeg Irion verlenging van zijn vergunning aan. Justitie weigerde. Het gevolg is dat het bedrijf, hoewel er gedoogafspraken zijn met Justitie, momenteel met een ondeugdelijke vergunning opereert. Irion zou de hele zaak om kunnen zetten in een BV, een slinkse juridische truc om de vergunning te behouden, maar hij kiest ervoor, gezien de eerdere goedkeuring van Justitie, de zaak bij de rechtbank aan te vechten.

Op 1 maart jongstleden begonnen de bolsters van To Serve aan hun eerste patrouille op Lelylaan. Hamidou en z’n makkers wisten niet wat ze overkwam. Bij de eerste de beste roof kregen ze een van die krachtpatsers achter zich aan. Niet alleen de tas werd terugpakt, ook de delinquent werd hardhandig in de kraag gevat. Irion: «In het begin pakten we er veel, een stuk of twaalf in totaal. Maar het duurde wel drie kwartier voor de regiopolitie van bureau Meer en Vaart assistentie verleende. Soms kwamen ze helemaal niet opdagen. Dan lig je daar met zo’n jongen op het perron.» Kon de door Henk Goettsch speciaal voor Lelylaan vrijgemaakte agent Kees van der Roer dan geen assistentie verlenen? «Die man schijnt er op gezette tijden te zijn, wij zien hem echter maar zelden. Op een keer had een van mijn jongens een probleem op het perron. Zegt hij: ik kom niet naar boven want dat is mijn terrein niet. Toen er eind februari hier een belangrijke delegatie kwam (onder meer kwamen Melkert, Oudkerk en Netelenbos langs — jvc) om al die mooie verkiezingsbeloftes te maken, stond hij er wel, in vol ornaat.» Heidi Nieboer, namens bureau Meer en Vaart belast met de Lelylaan-problematiek, erkent dat er «startproblemen» zijn geweest, maar zegt dat er «na gezamenlijk overleg» inmiddels afspraken zijn gemaakt over snellere assistentie. Volgens haar onderneemt de politie de laatste maanden juist wel veel acties op en rond het station.

Op Lelylaan paste Irion de Almeerse tactiek toe. «Ik ben met die Marokkaanse jongens gaan praten. Een paar van hen zaten in de hal. Ik stelde me voor en ik zei: jullie gaan ons veel zien de komende tijd. Als wij hier zijn, gaan jullie geen moeilijkheden maken anders zul je wat beleven. Een van de jongens zei: ga je op die laarzen achter me aanrennen? Ik ga niet achter je aanrennen, zei ik, je moet je gewoon rustig houden, kameraad. En bovendien, zullen we wedden dat ik op mijn laarzen sneller ben dan jij? Ze lachten en er was respect over en weer.» Soms leek het respect al te groot. «Ze hebben geprobeerd samsam-deals te sluiten met sommigen van mijn mannen. Eentje heb ik ontslagen omdat hij een afspraak met de rovers was aangegaan dat hij niet achter ze aan zou rennen als zij gevallen tassen gewoon op het perron zouden laten liggen.» Toen bleek dat er geen deals met To Serve gesloten konden worden, groeide de frustratie over het lucratieve territorium dat Hamidou steeds verder moest prijsgeven. Er volgden treiterijen. Met de hele groep kwamen ze het perron op om de spierbundels van To Serve te provoceren. Vooral Loek moest het ontgelden.

Loek is kaal, groot en heeft een joodse achtergrond. Zijn vorige werkgever, een rechercheursbedrijf, stuurde hem begin jaren negentig naar Israël, waar hij bij de veiligheidsdienst Shin Beth een driejarige opleiding volgde. «Het leren van Hebreeuws was zo’n beetje de enige ontspanning», vertelde hij. «Verder was het beulen en afgebeuld worden. Lieten ze je om tien uur naar bed gaan, was je net in je eerste slaap en dan maakten ze iedereen weer wakker. Hup, twee kilometer lopen. Dan weer slapen en hup om half drie er weer uit. Ik was mijn persoonlijkheid volledig kwijt.» In het begin vroeg hij zich af waar het allemaal voor nodig was, «maar aan het einde van de opleiding begrijp je ineens alles». Terug in Nederland gold Loek als een van de beste persoonsbeveiligers van Nederland. Een van de vips die hem inhuurde was Pim Fortuyn, enkele weken voor zijn dood. Dat een gerenommeerd bodyguard als hij Lelylaan erbij doet is puur idealisme, zegt hij. Toen we met hem patrouilleerden over het perron benadrukte Loek vaak de overeenkomsten tussen «de Palestijnen daar» en «de Marokkanen hier». Als hij Hamidou en zijn groep op het perron ontwaarde — ze hadden hun territorium verlegd naar Duivendrecht, Leiden en Den Haag en gebruikten Lelylaan als verzamelpunt — brulde hij ze vaak iets toe: «Jullie zijn een beetje laat vandaag, wel een beetje discipline hè.»

Het is zaterdag 18 mei als Loek samen met Abdel dienst heeft. Tegen het eind van de ochtend arriveert een trein uit de richting Sloterdijk. Als de deuren open schuiven zien ze Abdel A. en nog een jongen uit de groep staan. De volgende seconde sprint Abdel A. met de aan een Amerikaan uit Florida toebehorende tas naar buiten. Halverwege de trap krijgt Abdel zijn naamgenoot te pakken. Deze werpt de tas terug op het perron, in de hoop dat zijn collega er nog iets mee kan. «Uiteindelijk wist ik ze alle twee beet te pakken», zegt Abdel. «Maar ik had die week met kickboxtraining een spiertje in mijn biceps verrekt waardoor ze zich wisten los te rukken.» Abdel wilde ze laten lopen. «Maar toen grepen ze opnieuw die tas. ‹Daar hebben wij voor gewerkt›, riepen ze.» Beneden maakte Abdel hun opnieuw de tas afhandig. De jongens leken af te druipen, maar nog geen minuut later raasden ze op een scooter op Abdel af. Abdel A. hield een mes in de lucht. In een volle tram 1 in de richting Osdorp gilden de passagiers het uit. Abdel: «Ik heb die jongens nooit serieus genomen. Ze hebben te veel naar Scarface gekeken. Ik heb hem uitgelachen en gezegd dat hij moet oppassen.»

Toen een surveillancewagen van bureau Meer en Vaart arriveerde, waren de rovers verdwenen. Abdel: «Er bleek niks in die tas te zitten. Wat vuile was en een lelijke mobiele telefoon.» De agenten verzochten Abdel aangifte te doen. Hij weigerde. «Het leek mij beter dit eigenhandig op te lossen.» Abdel wist uit welke hoek de messentrekker afkomstig was. «De neef van Abdel A., die ook bij de groep hoort, Ahmed, heeft een oudere broer, Farid, die ik ken. Ik heb hem opgebeld en uitgelegd wat er was gebeurd. Hij schaamde zich diep en zei de familie te zullen inlichten. Ik werd nog opgebeld door de moeder van Abdel A. die duizendmaal excuses aanbood. Z’n vader zou hem wel straffen.» Loek was teleurgesteld toen hij vernam dat z’n collega geen aangifte wilde doen. «Als je in zo’n privé-conflict verzeild kunt raken, moet je niet hier op Lelylaan gaan staan», vond hij. Abdel: «Als ik aangifte had gedaan, zou er een kleine oorlog binnen de Marokkaanse gemeenschap in West zijn uitgebroken. Dan zouden ze mij als verrader zien en tegelijkertijd zouden mijn oudere broers ervan weten. Mijn broers zijn geen lekkere jongens, vooral de oudste niet.»

Besloot Abdel geen aangifte te doen, Loek deed dat wel. Toen die maandag, twee dagen na het incident, Abdel A. doodleuk op Lelylaan in een trein zag stappen, rekende Loek hem hardhandig in en belandde hij na een uurtje in de cel van de Spoorwegpolitie op het Centraal Station. «Fuck Holland, afz. Marokko», staat er in de binnenkant van die deur gekerfd. Omdat Loek niet met het mes was bedreigd en er bovendien geen heterdaad was geconstateerd, stond Abdel A. enige dagen later weer op straat. Abdel van To Serve kwam hem onlangs op Sloterdijk tegen. «Hij werd vuurrood en keek naar de grond.» Toch zal hij doorgaan, weet Abdel. «Hij is niet hard genoeg gestraft. Dat komt omdat hij geen broers heeft. Als je vader je straft trekt-ie een beetje aan je oren en duwt hij wat. Broers trappen je echt verrot. Het is gewoon een verwend jong, ik blijf hem in de gaten houden.» Sinds deze clash, alweer drie weken geleden, is de rust op Lelylaan weer gekeerd. Hamidou heeft laten weten het station te mijden als To Serve er patrouilleert. Omdat Securicor een flink deel van het veiligheidsbudget van de NS opslokt, is er onvoldoende geld beschikbaar om To Serve de hele dag aanwezig te laten zijn. Om vijf uur druipen de mannen af. ’s Avonds zie je Hamidou en z’n jongens er rondhangen.

Vorige week belde Marvin Irion. Hij had een brief naar burgemeester Cohen gestuurd waarin hij klaagde over slechte politieondersteuning en gebrekkige samenwerking met haast alle partijen uit de stuurgroep. Alleen over Huijting van het VVC-team («hij doet echt z’n best voor ons») was hij wel te spreken. Irion: «Ze zeggen dat ik ze verraden heb door zonder overleg een brief naar Cohen te sturen. Ze vinden dat ik de stuurgroep een mes in de rug heb gestoken. Maar waarom hebben ze mij nooit gevraagd om zitting te nemen in die stuurgroep? To Serve and Protect heeft voor een groot deel gezorgd dat Lelylaan weer veilig is.»

Deze week, op pad met het VVC-team, zagen we Hamidou en de tweeling B. bezig op Amsterdam RAI en op Zuid/WTC. Het «waterbedeffect» heet dat in politiejargon. Je duwt hier en het stijgt daar.