JERUZALEM – Eindelijk is Ehud Olmert officieel minister-president van Israël geworden. Niet langer is hij alleen maar de vice-minister-president. Honderd dagen nadat Ariel Sharon in coma was gezonken, werden hem, zoals de wet eist, functie en titel ontnomen. Olmert is nu premier van het overgangskabinet en zal binnen een paar weken, als de nieuwe regeringscoalitie een feit is, de leider worden van de nieuwe regering.
Dit alles gebeurt zonder dat er in Israël enig inhoudelijk debat over Olmert plaatsvindt. Deze man, die zijn hele volwassen leven een publieke figuur is geweest, is voor de meeste Israëlische staatsburgers nog altijd een grote onbekende. Voor het grote publiek is het voldoende dat hij de «erfgenaam van Sharon» is.
Toch is een groter verschil tussen twee mensen dan tussen Sharon en Olmert nauwelijks denkbaar. Het is het verschil tussen een leeuw en een vos, tussen de koning der dieren en de sluwste (als we de fabels mogen geloven). Sharon is een buitengewone persoonlijkheid, een avonturier, een legeraanvoerder, een man van de oorlog, de vader van grandioze, maar meestal slecht gefundeerde, plannen, een creatieve, sterke, gevaarlijke en charismatische leider. Olmert is een politicus is een politicus is een politicus.
De perfecte beschrijving van een politicus werd meer dan tweeduizend jaar geleden opgetekend over iemand die (volgens de legende) nog weer duizend jaar eerder had geleefd: Abimelech, de koning van Sichem (het huidige Nabloes). Zoals beschreven in het Boek Richteren was Abimelech de zoon van een groot leider. Na de dood van zijn vader vermoordde hij zijn zeventig broeders «op éénen steen» (volgens de Statenvertaling) en werd hij benoemd tot dictator. Jotham, de jongste van de broers, was als enige aan het bloedbad ontkomen. Hij ging heen, stond op de top van de berg Gerizim, die over de stad uitkijkt, verhief zijn stem en verhaalde in prachtig Hebreeuws een onsterfelijke fabel, die begint met de woorden: «De boomen gingen eens henen om eenen koning over zich te zalven…» Ze wendden zich tot hun medebomen, de ene na de andere, en boden die de kroon aan. Toen ze bij de olijfboom kwamen, weigerde deze het aanbod met grote minachting: «Zoude ik mijne vettigheid verlaten, die God en de menschen in mij prijzen, en zoude ik henengaan om te zweven over de boomen?» Ook de trotse vijgenboom weigerde: «Zoude ik mijne zoetigheid en mijne goede vrucht verlaten, en zoude ik henengaan om te zweven over de boomen?»
Elke boom op zijn beurt zei dat hij liever nuttige dingen wilde doen dan de politiek ingaan. Alleen de doornstruik, of zoals de Bijbel hem noemt «de doornenbosch», die geen fruit draagt, geen geur verspreidt en geen schaduw geeft, was bereid de regering te aanvaarden, onder één voorwaarde: «Indien gij mij in der waarheid tot eenen koning over u zalft, zoo komt, vertrouwt u onder mijne schaduw, maar indien niet, zoo ga vuur uit den doornenbosch en vertere de cederen des Libanons.»
De bijbelse verhalenverteller bedoelde dat de normale politicus een nutteloze kerel is en dat iedereen met enig creatief talent zich verre moet houden van de politiek. In Israël en in de hele wereld is dat tegenwoordig een wijdverspreide mening. Hieruit volgt een eenvoudige vraag: als dat zo is, wie is er dan wel bereid het te doen? De politiek is nu eenmaal noodzakelijk. Er moet iemand zijn die met brede instemming taken vervult, wetten uitvaardigt en de maatschappij bestuurt. Als de olijfbomen en de vijgenbomen zich niet verwaardigen die baan op zich te nemen, wordt het overgelaten aan de doornstruik. Derhalve, aan iemand wiens belangrijkste karaktertrek is: de honger naar macht.

Zoals we uit zijn levensbeschrijving weten, heeft het Olmert in zijn jeugd aan heel veel ontbroken. Een groep oude Revisionisten (leden van de meest rechtse zionistische beweging, de voorloper van de rechts-nationalistische Cheroet Partij) bouwde een woonwijk aan de rand van Benjamina, ten zuiden van Haifa, waar ze met minachting werden behandeld door degenen die daar al langer woonden. Misschien dat dit in de jonge Ehud de drang heeft opgewekt publieke erkenning te verwerven en ook nog rijk te worden.
Zelf heb ik hem voor het eerst ontmoet in de jaren zestig, toen ik lid was van de Knesset, het Israëlische parlement. De jonge Olmert was toen de leerling en knecht (letterlijk) van een ander parlementslid: Shmuel Tamir. Je kon heel wat leren van Tamir. Hij was een getalenteerde egomaniak, die geloofde dat de voorzienigheid hem had voorbestemd om minister-president te worden. Hij had een gave om mensen aan te trekken, ze tot zijn toegewijde slaven te maken, ze zo veel mogelijk te gebruiken en dan als uitgeperste citroenen weg te werpen. Tamir had een grote persoonlijke charme en was geniaal in public relations. Er was altijd een groep journalisten die bereid waren hem van dienst te zijn. Ze werden later bijna allemaal zijn vijanden. Zijn politieke leven was een idiote zigzagbeweging tussen verschillende partijen, afsplitsingen en fusies, duifachtige en havikachtige standpunten, tot hij minister van Justitie werd en nooit meer verder is gekomen. Intussen wist hij ook nog rijk te worden.
Dit was het voorbeeld dat Olmert voor ogen had, toen hij zijn carrière begon. Zijn politieke weg lijkt op een rivier die naar rechts en links kronkelt, en nooit stil kan houden in zijn zoektocht de zee te bereiken, dat wil zeggen: de hoogste staatsmacht. Het heeft tientallen jaren geduurd, maar nu is hij daarin geslaagd.
Tamir was lid geweest van de Irgoen, de rechtse gewapende joodse verzetsbeweging vóór de stichting van de staat Israël. Hij begon zijn politieke carrière in de Cheroet Partij, ging uit die partij, werd er weer lid van, probeerde partijleider Menachem Begin af te zetten, hetgeen mislukte, en werd gedwongen de partij te verlaten. Dus richtte Tamir een kleine partij op, het Vrije Centrum.
Olmert was van jongs af aan een revisionist. Hij geloofde dat Tamir, die veel jonger was dan Begin, politiek veelbelovend was en steunde diens ongelukkig verlopen rebellie. Het gevolg was dat hij een jonge bestuurder van een kleine partij werd. Deze jongeman werd door Tamir bevorderd. Te laat begreep Tamir dat zijn leerling meer talenten had dan verwacht: Olmert deed met Tamir wat Tamir met Begin had gedaan. Hij veroorzaakte een scheuring tussen Tamir en diens partner, de oude rechtse politicus Eliezer Shostak, hij verliet de partij van Tamir en richtte samen met Shostak een nieuwe partij op. Vervolgens zette hij Shostak af en nam zelf de leiding van de splintergroep op zich. Er werd in Israël nogal over deze affaire gegrinnikt, toen Olmert er (letterlijk) vandoor ging met het stempel van de partij om de overname compleet te maken.

In 1973 slaagde Ariel Sharon erin de Israëlische rechterzijde te verenigen in een nieuw politiek blok, de Likoed («Eenmaking»). Aan de Cheroet en de liberale partijen die al één gezamenlijke fractie in de Knesset vormden, wist hij twee piepkleine groepen toe te voegen: het Vrije Centrum van Tamir en de Staatslijst, een overblijfsel van de volgelingen van Ben Goerion. Toen ik Sharon in die tijd vroeg wat voor nut die twee kleine partijen, die nauwelijks stemmen opleverden, voor hem hadden, zei hij mij: «Het is belangrijk de indruk te wekken dat heel rechts zich verenigt. Dus ik kon niemand erbuiten laten.»
Bij de verkiezingen die plaatsvonden op de laatste dag van 1973 trad de Likoed, met Menachem Begin aan het hoofd, op als een verenigd blok. Sharon was nummer 6 op de lijst, Olmert stond op nummer 36. Vanaf dat moment werkte Olmert onvermoeibaar, met ontelbare manoeuvres, om langzaam dichter bij de leiding te komen. Hij steeg naar nummer 26 (in 1981), 24 (in 1984), 22 (in 1988), 13 (in 1991) en 10 (in 1995). Toen besloot hij dat hij als Likoed-kandidaat voor het burgemeesterschap van Jeruzalem sneller aan de top zou kunnen komen. Hij slaagde erin de oude Teddy Kollek te verslaan.
Als burgemeester werkte Olmert op twee fronten tegelijk: hij onderdrukte de Arabische bevolking van Jeruzalem en hij deed alles om het de orthodoxe joden naar de zin te maken. De geannexeerde Arabische wijken in Oost-Jeruzalem werden systematisch verwaarloosd. Hij wist premier Benjamin Netanyahu zo ver te krijgen een tunnel te openen in de nabijheid van de moslimgraven, hetgeen rellen veroorzaakte met tientallen doden tot gevolg. Hij moedigde rechtse Amerikaanse joodse miljonairs aan om nederzettingen te bouwen midden in Arabische wijken en hij wist ervoor te zorgen dat de mooie Aboe-Ghneim-heuvel veranderde in de versterkte joodse nederzetting Har-Homa. Ten slotte zette hij zich in voor de bouw van de Scheidingsmuur, die dwars door de Arabische wijken loopt.
Met de orthodoxe joden van Jeruzalem wist Olmert een bondgenootschap te sluiten, waardoor hij aan de macht kon blijven. Uiteindelijk leverde hij de stad aan hen over. De niet-godsdienstige joodse bevolking van Jeruzalem ontvluchtte in drommen de stad.
Het hielp hem echter allemaal niet veel vooruit. Toen hij besloot weer Knesset-lid te worden, werd Olmert door het eigenzinnige, drieduizend leden tellende Centrale Comité van de Likoed teruggestuiterd naar nummer 32 op de kieslijst. Dat was bijna terug naar het punt waar hij was begonnen. Maar Sharon, die de leider van de partij was geworden, achtte het de moeite waard de loyaliteit van deze gefrustreerde en ambitieuze politicus te verwerven. Toen hij zijn regering vormde, wilde Sharon aan Olmert het machtige ministerie van Financiën geven. Dat bleek onmogelijk, omdat Netanyahu, nummer 2 op de lijst, niet opzij kon worden geduwd. Het probleem werd als volgt opgelost: Olmert kreeg een tweederangs ministerie, dat van Industrie en Handel, gekoppeld aan een troostprijs: de prestigieuze, maar lege titel «plaatsvervangend minister-president». Het enige voorrecht van de houder van deze titel was dat hij de kabinetsvergaderingen mocht voorzitten als de premier in het buitenland was. Maar Sharon reisde niet veel.
Toen gebeurden er twee dingen: Sharon veroorzaakte, daartoe aangespoord door Olmert, een splitsing in de Likoed en raakte daarna in een coma. Zijn plaatsvervanger werd logischerwijs zijn tijdelijke erfgenaam, en de tijdelijke erfgenaam werd zijn permanente opvolger. Na veertig jaar rondkronkelen had de rivier eindelijk de zee bereikt.

Hoe zal Olmert zich als minister-president van Israël ontwikkelen? Zal de vos in een leeuw veranderen, zal de niets-meer-dan-alleen-maar-een-politicus een staatsman worden? Zijn eerste stappen voorspellen niet veel goeds. Hoewel hij geen ernstige fouten heeft gemaakt, waren de verkiezingsresultaten niet geweldig: in plaats van de 45 zetels die Sharon volgens verkiezingsonderzoeken had kunnen halen, won Olmert er 29. Desondanks is hij de rol gaan spelen van arrogante leider, in het bijzonder ten opzichte van de Arbeidspartij, zijn onmisbare coalitiepartner. Hij probeert de racistische partij van Avigdor Lieberman in zijn regeringscoalitie op te nemen, hij behandelt de Palestijnse president Abbas met openlijke minachting, hij boycot de gekozen Palestijnse leiding («de Hamas-regering») en hij heeft minister van Defensie Shaul Mofaz toestemming gegeven vrij te schieten op de Palestijnen en ze uit te hongeren.
Om een demonstratie te geven van zijn onafhankelijkheid heeft hij het oude scheidingsplan van Sharon een nieuwe naam gegeven: «Convergentie». Hij spreekt er in vage termen over, zonder landkaarten en tijdtabellen. Het zou kunnen dienen tot het annexeren van grote gebieden («maar zonder de Arabieren») of het kan neerkomen op een luchtspiegeling die nooit werkelijkheid zal worden. Het is duidelijk dat zijn wens een brede en comfortabele coalitie te sluiten belangrijker voor Olmert is dan de uitvoering van een plan waar je een klein, daadkrachtig en doelgericht kabinet voor nodig hebt.
Het is te vroeg om te voorzien waartoe het kan leiden. De geschiedenis heeft meer kleine politici gekend die uit de schaduw van grote leiders zijn gestapt en de wereld verbaasd hebben doen staan. Harry Truman was zo iemand. Hij volgde Franklin Delano Roosevelt op en wist vervolgens als president van Amerika zijn stempel op de wereld te drukken. Een ander voorbeeld was Anwar Sadat, de opvolger van de charismatische Gamal Abd-al-Nasser in Egypte. Maar er zijn ook veel tegenvoorbeelden.
Men zegt wel eens dat een politicus iemand is die denkt aan de volgende verkiezingen, maar dat een staatsman denkt aan de volgende generatie.
_
Vertaling Max Arian