Londen – ‘Hij kan lezen!’ De Conservatief Ed Vaizey kon zijn minachting niet voor zich houden toen partijgenoot Mark Francois tijdens een Brexit-debat van papier voorlas. In plat Londens bovendien. Beide Conservatieven zijn geboren in Noord-Londen, veel verder strekken de gelijkenissen niet. Vaizey: zoon van een baron die naar de kostschool St Paul’s ging en toetrad tot de vriendenkring van David Cameron. Francois: zoon van een D-day-veteraan die naar een staatsschool ging en in de jaren tachtig een klap van de thatcheriaanse molen kreeg.
Vaizey en andere eurogezinde regenten hebben het moeilijk. De francofiele advocaat Dominic Grieve wordt langzaam uit de partij gewerkt, wat ook geldt voor de half-Nederlandse Antoinette Sandbach, landeigenaar en telg van de Van Lanschots. Hervormer Nicholas Edward Coleridge Boles heeft de partij al verlaten, na onder meer te zijn bespot door Jacob Rees-Mogg. Met een verwijzing naar diens oude kostschool had de ‘Moggster’ in een Brexit-discussie opgemerkt dat Boles een typisch ‘Wykehamist punt’ maakte: ‘uiterst intelligent, maar fundamenteel fout’.
Tegenover de patriciërs staan de revolutionairen onder leiding van de ‘Old Etonian’ Rees-Mogg. Ze krijgen steun van de sociaal conservatieve, maar economisch vrijgevochten ‘working-class Tories’, de infanterie van het thatcherisme. Francois is daar het gezicht van, de man die opgroeide in Basildon, de nieuwbouwstad in Essex die de leden van Depeche Mode wanhopig waren ontvlucht. Zijn afkeer van ‘links’ dateert uit 1973 toen de televisie dankzij een staking op zwart ging tijdens een kwalificatiewedstrijd van het Engelse voetbalteam.
Francois studeerde af in oorlogsgeschiedenis, is reservist en baarde opzien met zijn opmerking dat zijn vader niet boog voor ‘Duitse pesterijen en zijn zoon dat ook niet van plan is’. Gaandeweg het psychodrama dat Brexit heet, is Francois steeds meer in beeld gekomen, als de Baldrick naast Blackadder Rees-Mogg. En hij wordt met de dag bozer. Op de radio riep Francois ‘Up yours’ in de richting van de eurogezinde minister van Financiën, een partijgenoot. De ware vijand van deze euroscepticus is niet Europa, het vasteland van zijn Italiaanse moeder die als au pair naar Londen kwam, maar de Engelse middenklasse. Preciezer: de rijke helft van Islington, het Labour-gezinde stadsdeel waar de wieg van Francois stond. ‘Ik word altijd gehaat door de champagnesocialisten’, schreef hij eens, ‘die de arbeiders zeggen lief te hebben, maar er niet over piekeren ze uit te nodigen voor een etentje.’