SANA, NOORD-JEMEN Sjeik Dahab in de Noordjemenitische plaats Qaifa had nog een .50 luchtafweermitrailleur van de vorige oorlog. Hij had het ding in paraatheid gebracht, want hij wilde zijn aandeel leveren aan de huidige strijd. Verschillende vliegtuigen vlogen over zijn territorium en de sjeik haalde er twee neer. Een van de piloten overleefde het en toen bleek dat de sjeik zich had vergist. Het waren geen Zuidelijke, maar Noordelijke vliegtuigen geweest.
Het is maar een van de verhalen uit een wonderlijke oorlog: de broederstrijd tussen Noord- en Zuidjemenieten. Aan de ene kant wordt gevochten met echte militaire hardware, zij het merendeels van verouderde sovjetmakelij, en worden er echte tank- en artillerieslagen geleverd. Aan de andere kant is vaak sprake van een ongekende klunzigheid en ongeorganiseerdheid.
De luchtaanvallen van de Zuidelijken op Sana bijvoorbeeld, waren een aanfluiting voor beide kanten. De eerste keer dat Zuidelijke vliegtuigen werden gesignaleerd, donderdagochtend 5 mei, duurde het enkele minuten voordat de Noordelijke luchtafweer in actie kwam. Terwijl de Noordelijken de oorlog toch de avond daarvoor waren begonnen met een luchtaanval op Aden en een reactie dus kon worden verwacht. De manier waarop de luchtafweer vervolgens optrad, was een lachertje. Mitrailleurs, raketten en artillerie schoten kris-kras door elkaar en zorgden voor een gigantisch vuurwerk boven Sana, zonder enige relatie met de plaats waar de binnendringers zich bevonden, die intussen al hun bommen al hadden laten vallen.
De afweer bleef ook nadien zo optreden, maar de manier waarop de Zuidelijken bombardeerden was zeker niet minder klunzig. Die kwam er onveranderlijk op neer dat twee of drie vliegtuigen op grote hoogte overvlogen en in hun draai boven Sana haastig wat bommen afwierpen. Er werden geen duikvluchten of vluchten op lage hoogte uitgevoerd. Geraakt werd er dan ook nauwelijks iets.
Nog een opvallend aspect van de oorlog is de onwaarschijnlijk wrede manier waarop hij wordt gevoerd. Bij de slag in Amran op 17 april, een week voor de echte oorlog uitbrak, werd een Zuidelijke brigade volledig door een Noordelijke brigade uitgemoord, die daarbij werd geholpen door de op een heuvel opgestelde artillerie. De Zuidelijken die hun brandende tanks ontvluchtten, werden aan de rand van het slagveld opgewacht door Noordelijke stammen en alsnog afgemaakt. Een zelfde lot viel op 5 mei de Zuidelijke Bassahib-brigade in Dhamar ten deel. Ook daar werd de brigade nadat de Noordelijke artillerietanks hun werk hadden gedaan, door plaatselijke stammen over de kling gejaagd. De lijken bleven dagenlang liggen.
Over wreedheid gesproken: ook de afrekening met mogelijke vijfde colonnes in Sana bij het uitbreken van de oorlog mocht er zijn. Het partijhoofdkwartier van de (Zuidelijke) Jemenitische Socialistische Partij (YSP) werd door tanks met granaten doorzeefd. Zuiderlingen werden die vijfde mei met geweld uit hun kantoren of huizen gesleurd en, zoals van diverse kanten werd gesuggereerd, genadeloos afgemaakt.
Die ongekende wreedheid lijkt extra vreemd voor een oorlog die tussen broeders woedt. Mensen van Noord en Zuid zijn uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden en als ze hun mond opendoen, vallen er slechts kleine verschillen in de uitspraak van het Arabisch waar te nemen. Ook valt de wreedheid op het eerste gezicht niet te rijmen met de over het algemeen vriendelijke en gastvrije aard van de Jemenieten. Maar helaas heeft Jemen al meer van dit soort oorlogen gekend.
Het traditionele, zeer door tribale verhoudingen gedomineerde Noorden aan de ene kant en aan de andere kant de voormalige Britse kroonkolonie Aden die na de onafhankelijkheid in 1967 een marxistische staat werd, hadden het al eerder met elkaar aan de stok. In 1972 en 1979 woedden er grensoorlogen die onbeslist eindigden en die beide keren uitliepen op afspraken om naar eenwording te streven.
Pas in 1989 kwam die eenwording ook daadwerkelijk van de grond en nog vrij onverwacht ook, namelijk op een moment dat een nieuwe botsing dreigde over wie het recht had de oliebronnen in de grensprovincie Shabwa te exploiteren. De Noordelijke president Ali Abdallah Saleh stelde maatregelen voor die tot doel hadden om de militaire spanning te verminderen. Onmiddellijk daarop deed hij een voorstel om de oude plannen voor een fusie weer op te vatten. Ditmaal werd het warm onthaald door het Zuiden, dat verzwakt was door een uitermate bloedige interne strijd in de Zuidelijke eenheidspartij, de YSP, en bovendien economisch aan de grond zat omdat het door de teloorgang van de Sovjetunie zijn voornaamste sponsor was kwijtgeraakt.
Op 22 mei 1990 kwam de Unie tot stand. De Noordjemenitische leider Ali Abdallah Saleh werd president en de Zuidelijke partijleider Ali Salem al-Beidh vice-president. Een drietal jaren functioneerde de nieuwe Republiek Jemen redelijk. Maar een jaar geleden, in april 1993, werden verkiezingen gehouden en dat hadden de twee regeringsleiders beter niet kunnen doen. De stembusslag die een democratische bezegeling van de nieuwe Unie had moeten worden, werd in feite de splijtzwam. De Algemene Volkscongrespartij (GPC) van president Saleh kwam als eerste uit de bus en als tweede de Islamitische Islah- (Hervormings-)partij van de leider van de grootste stammenfederatie van de Hasheb, sjeik Abdallah bin Hussein al-Ahmar. De YSP van vice-president al-Beidh werd naar het derde plan verwezen.
Bij de kabinetsformatie ging het fout. De Zuidelijken kregen minder regeringsposten dan voor de verkiezingen tussen Saleh en al-Beidh was afgesproken. In plaats daarvan steeg de invloed van de Islah-partij. Niet alleen kregen daarmee de Noordelijken een groot overwicht in de regering, ook was alles in gereedheid gebracht voor een clash tussen de Islah-partij en de YSP-ministers, die door hen toch nog steeds als communisten en atheisten werden gezien. Er ontbrandde een soort competitie tussen de Zuidelijken, die gelijke rechten voor vrouwen kennen, alcohol mogen drinken en hebben afgerekend met het tribale systeem, en de leiders van de Islah-partij. In de woorden van Jarallah Omar, de Zuidelijke minister van Cultuur, werd het een soort strijd om garanties voor het systeem van recht voor allen of voor het oude tribale systeem, waarbij loyaliteit door de leiders werd gekocht en misdaden als ontvoering of moord eveneens met het betalen van geld werden toegedekt.
Al-beidh weigerde zich bij de situatie neer te leggen en eiste garanties voor de positie van het Zuiden. Toen dat niet lukte, trok hij zich in augustus 1993 in zijn bolwerk Aden terug. Het land werd gaandeweg onbestuurbaar. De economie die van de Unie een impuls had moeten krijgen, raakte verder in het slop. Er kwam geen begroting uit en de staatstekorten stegen, evenals de werkloosheid en de inflatie.
Intussen wreekte zich ook het feit dat de twee delen nog niet hun ambtenarenapparaten en legers hadden geintegreerd en namen de militaire spanningen toe. De Jordaanse bemiddelingspoging liep op 20 februari uit op een akkoord, dat echter onmiddellijk werd opgeblazen door een gewapende botsing in Abiyan (drie doden). Ook een nieuwe poging op 3 april, ditmaal met Oman in de bemiddelaarsrol, leverde geen resultaat op.
Volgens de vroegere minister van Buitenlandse Zaken Abdul-Karim al-Iryani was het mislukken van deze pogingen volledig te wijten aan het Zuiden. Saleh zou gweigerd hebben de belangrijkste afspraak na te komen van het akkoord van Jordanie en niet hebben willen meewerken aan het wederzijds terugtrekken van de troepen van de grens. Met het Oman-akkoord gebeurde hetzelfde. ‘Al-Beidh vroeg zijn vijf brigades terug die in het kader van de uitwisseling van troepen gelegen waren in het Noorden. Dat was onaanvaardbaar voor ons. Daarna vroegen wij opnieuw om terugtrekking van de troepen van de grens, maar dat was onaanvaardbaar voor hen.’
Na deze debacles moet het Noorden hebben besloten dan maar tot actie over te gaan. Op 27 april werd de aanval geopend in Amran. Een Zuidelijke pantserbrigade die in deze Noordelijke plaats was gelegerd, was in de voorafgaande weken door Noordelijke stammen ingesloten en werd met vereende krachten uitgemoord. Een week later, op de avond van de vierde mei, openden de Noordelijken de aanval op een Zuidelijk garnizoen in Dhamar op de oude grens tussen Noord en Zuid. Ook deze Zuidelijke eenheid, de elitebrigade Bassahib, werd gedecimeerd. Dezelfde avond stegen Noordelijke vliegtuigen op voor het bombardement op Aden.
Een dag later begon de Noordelijke opmars naar Aden, waarvan de bedoeling duidelijk genoeg is. Het gaat erom de ‘Ansar al-Infisal’, de Strijders voor de Afscheiding, in het Zuiden tot de orde te roepen en de eenheid van het land en de grondwettelijke orde te herstellen. ‘Geen twee systemen meer in een land met een volk’, zei president Saleh in het parlement.
Met andere woorden: het gaat erom het leiderschap van de socialisten in Aden een kopje kleiner te maken en het Zuiden alsnog met geweld in te lijven bij het Noorden. Velen houden hun hart vast voor een dergelijk perspectief. Het zou een einde maken aan zelfs maar het laatste sprankje hoop dat twee in achtergrond verschillende delen van het land geleidelijk met elkaar zouden kunnen worden verenigd en een vorm van democratie zouden kunnen ontwikkelen. Het zou de definitieve overwinning betekenen van het autoritaire en tribale Noorden over het ongelukkige Zuiden.