In de marge van de VN-conferentie voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg ontmoette de Nederlandse premier Jan Peter Balkenende zijn Noorse ambtsgenoot Kjell Magne Bondevik. De twee christen-democraten bespraken de Scandinavische ervaringen met een commissie die de normen en waarden nieuw leven zou inblazen. Of dat niet ook iets voor Nederland zou zijn? had ChristenUnie-fractieleider Kars Veling tijdens het debat over de regeringsverklaring half juli gevraagd. Op het Christelijk Sociaal Congres in Doorn, vlak voor vertrek naar de VN-top, zei premier Balkenende er wel wat voor te voelen. En hoewel het debat bij de Noren onmiskenbaar uit de hand is gelopen, kwam Balkenende goedgemutst terug van zijn gesprek met Bondevik en verklaarde andermaal in Nederland een commissie naar Noors model te willen instellen. Er moet een brede discussie komen, van overheidswege gemodereerd, over de Nederlandse moraal.
Niet alleen de overheid, ook de burger lijkt ontevreden over die moraal. Onderzoeksinstituut Nipo maakte deze week de uitslag van een opinieonderzoek bekend waaruit duidelijk wordt dat Nederlanders in alle lagen van de bevolking het verval van normen en waarden, overigens sámen met criminaliteit en de problemen in de gezondheidszorg, de voornaamste maatschappelijke kwestie vinden. Eerder al gaf bijna driekwart van de ondervraagden aan het voorstel van minister Heinsbroek om een mediacampagne te voeren voor het herstel van normen en waarden «tamelijk tot zeer zinvol» te vinden.
In de eerste troonrede die koningin Beatrix dinsdag namens premier Balkenende uitsprak, gaf het nieuwe kabinet alvast een voorzetje. Een uitgebreide paragraaf werd gewijd aan de losgeslagen moraal van de Nederlandse burger. «Burgers zijn de dragers van de maatschappij», sprak de vorstin het volk streng toe. «De samenleving kan alleen functioneren als burgers zich willen afvragen wat zij voor elkáár kunnen doen, voordat zij de blik op de overheid richten.»
Voor SP-leider Jan Marijnissen is het duidelijk: de burger krijgt van de overheid de schuld. Op zijn beurt beschuldigt de burger Den Haag. Uit het Sociaal en Cultureel Rapport 2002 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bleek dat burgers in sterk toenemende mate ontevreden zijn over de overheid. Marijnissen: «De overheid zou als het om normen en waarden gaat het goede voorbeeld geven! Dit kabinet lijkt weinig geleerd te hebben van wat er in mei allemaal is gebeurd. Je kunt me een rechtgeaard marxist noemen, maar ik denk dat er pas echt iets verandert wanneer een kabinet het goede voorbeeld geeft. Als de overheid ophoudt een asociale politiek te voeren, dan veranderen de burgers misschien ook. De burger moet weer vertrouwen in de staat krijgen en dat zal niet lukken door hem de schuld te geven van het verval van normen en waarden.»
Hoewel premier Balkenende in zijn toelichting op de troonrede, maandag in perscentrum Nieuwspoort, opeens weer twijfels leek te hebben over het al dan niet instellen van een commissie is het nog altijd «een van de mogelijkheden» om de vanuit het ministerie van Algemene Zaken vorm te geven discussie op een hoger plan te trekken.
Of de premier dat nu leuk vindt of niet, De Groene Amsterdammer stelde alvast zijn eigen commissie samen. En SP-leider Jan Marijnissen is een van de uitverkorenen. Vorig jaar nog was Marijnissen mede-initiatiefnemer van het manifest Stop de uitverkoop van de beschaving, dat poogde de discussie over normen en waarden uit de traditionele conservatieve sfeer te trekken. De lijst ondertekenaars is in het licht van de ontwikkelingen van dit jaar niettemin een bonte stoet van tegengestelde belangen en partijpolitieke opvattingen geworden. Naast LPF-volgelingen als Telegraaf-columnist Bob Smalhout en de verbitterde Haarlemse schrijver Louis Ferron staat bijvoorbeeld ook de geëngageerde advocate Britta Böhler, onder meer bekend van de verdediging van Volkert van der G., op de lijst van mensen die het manifest ondertekenden.
De nadruk bij het initiatief van Marijnissen cum suis lag op de voor hen onfatsoenlijke privatisering. «Achtereenvolgende kabinetten hebben de publieke zaak stiefmoederlijk behandeld en zijn derhalve de hoofdschuldigen voor de alom zichtbare verschraling, de wachtlijsten, de ontevredenheid van het personeel, de gegroeide impopulariteit van het werken in de publieke sector en het daarmee samenhangende schrijnende tekort aan personeel», meldde het manifest.
Gaat dit nu allemaal veranderen? Ziet het kabinet-Balkenende waar het fout gaat en kan de commissie tot revitalisering van de normen en waarden het tij keren? Het Groene-commissielid Marijnissen schudt zijn hoofd. De fatsoensnormen worden met voeten getreden, zegt hij, in de eerste plaats door de overheid. «Menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit zijn voor mij drie kernbegrippen. Kun je nog spreken van menselijke waardigheid als je als kabinet besluit twee gevangenen in één cel te zetten, cameras ophangt en zelfs voor het toedienen van dwangvoeding niet terugdeinst? En van gelijkwaardigheid? De inkomensverschillen worden er de komende jaren alleen maar groter op. De solidariteit wordt ten slotte weinig geholpen met een kabinet dat doorgaat met snoeien in de sociale zekerheid», aldus Marijnissen. «Zolang de georganiseerde solidariteit afneemt, zal de spontane solidariteit niet groeien.»
Daar komt bij: wat zijn onze normen en waarden eigenlijk? En zijn die anders dan in de ons omringende landen? Is het een fatsoenskwestie? Oog hebben voor elkaar? De buurvrouw vriendelijk groeten als zij haar huis uit komt? Of gaat het om grotere themas? Duidelijker overheidsgezag? Een gedeelde culturele identiteit?
«Ach, iedereen is toch tegen barbarij», verzucht Marijnissen. «De enige uitzonderlijke waarde die wij in Nederland hebben voortgebracht is misschien ons gedoogbeleid. Dit is een verdienste van onze politiek, waardoor we bijvoorbeeld het laagste aantal drugsdoden van Europa hebben.» Zijn de jaren vijftig het ideaal? Marijnissen: «Ik zal de laatste zijn die lacherig doet over de spruitjeslucht van de jaren vijftig. Maar terugblikkend op die tijd gaat het toch vooral om het vertrouwen dat de burger nog had in de overheid. Terecht, want de overheid deed toen wat ze zei te doen en nam nog gewoon verantwoordelijkheid. Dat is in deze tijden van sorry-democratie helemaal verdwenen. De mensen zijn hierdoor cynischer geworden.»
Oké, in de politiek hebben we leren gedogen. Typisch Nederlands. Maar een norm? Of een van onze waarden? Nee, veeleer het soort Nederlands pragmatisme waarvoor de commissie van Jan Peter Balkenende de neus zal ophalen. Zoals ook onze befaamde tolerantie, genoemd door veel van de door De Groene benaderde «commissieleden», niet direct aan de orde zal komen. Al was het maar omdat die de laatste jaren is doorgeslagen in onverschilligheid, laat socioloog en schrijver Herman Vuijsje weten. De onverschilligheid waartoe de klassieke tolerantie is verworden, kan worden beschouwd als een soort «doorgeslagen individualisme», zegt hij. Vuijsje: «Vergeleken met andere landen zijn wij sterk individualistisch en maar weinig geneigd tot gehoorzaamheid aan de dingen die we hebben afgesproken met elkaar. Dat komt voor een deel doordat de oude sociale structuren zo snel zijn verdwenen, maar ook doordat we hebben verzuimd om in de plaats van die oude sociale controlemechanismen een flinke, stevige overheid te stellen.
De overheid moet ervoor zorgen dat de wet wordt nageleefd. Op dit moment gebeurt dat natuurlijk niet. We hebben een enorme stijging gehad van de criminaliteit en we hebben een historisch laag oplossingspercentage van misdrijven. En dan heb je nog het openbaar bestuur, ook daar moet de overheid zorgen dat in het bedrijfsleven mensen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun fouten. Wat nu naar buiten komt bij de parlementaire enquête naar de bouwfraude is dat mensen in staat zijn om weg te kruipen voor hun verantwoordelijkheden, door gewoon te zeggen: wij kunnen het ons niet herinneren, we weten het niet, of het is niet duidelijk wie binnen ons bedrijf verantwoordelijk is. Daar ligt ook een taak voor de overheid: duidelijk maken dat als er dingen misgaan die het algemeen belang treffen, er individuen aansprakelijk kunnen worden gesteld.»
Wibren van der Burg, hoogleraar metajuridica in Tilburg: «Ik denk dat je je kunt afvragen of we bij de handhaving van sommige normen in Nederland verkeersnormen, het optreden tegen racistische spreekkoren in voetbalstadions niet te terughoudend zijn geweest. Als je kijkt naar het parkeerbeleid, dan is dat een van de dingen waar de normhandhaving over het algemeen heel stringent is geweest. Het gekke is dat als ten aanzien van bijvoorbeeld snelheidsovertredingen streng wordt gehandeld, men zegt: dit zijn de verkeerde normen om te handhaven.»
Voormalig GroenLinks-kamerlid Mohammed Rabbae, tegenwoordig wethouder in Leiden, meent dat de tolerantie in Nederland «aanzienlijk is geërodeerd» sinds 11/9 en de moord op Fortuyn. «Toch blijf ik van mening dat basiswaarden als tolerantie en democratisch besef ergens in de Nederlander besloten zitten. Afhankelijk van de conjunctuur, de werkloosheid en het politieke klimaat wordt het hier en daar een beet je door elkaar geschud. Maar dat stukje tolerantie is van oorsprong in de Nederlander aanwezig.»
Wat die tolerantie in het normen-en-waar dendebat vermag, blijft discutabel. Het zou kunnen leiden tot naastenliefde, vermoedt J.P. Guépin: «De basis van het christendom is in ons land gelegd door de vrijzinnige Erasmus: niet het dogma of het ritueel is de kern van het geloof maar de Bergrede, waarvan de kern de naastenliefde is. Het geloof van de vrijzinnig christelijke erasmus ianen is eenvoudig. Benadrukt wordt niet zozeer de liefde voor vrienden en verwanten, maar de liefde voor de buurman. Dat zou een grote tolerantie moeten inhouden. In het buitenland is veel geschreven over de Nederlandse radical enligh tened tolerance die vanuit de zeventiende eeuw is genesteld in onze cultuur. Het komt neer op positief verklaren dat iedereen recht heeft op een eigen mening, ook al ben ik het er totaal niet mee eens. De kwestie is waar de grens wordt getrokken. Die is niet absoluut: in de jaren zeventig moest alles kunnen, en nu bestaat de drang naar een grensvernauwing zoals in de jaren vijftig.»
Van der Burg: «Uit onderzoek blijkt dat er eigenlijk geen verval van normen en waarden is, maar wel een verschuiving naar individualisering. Dat kun je negatief beoordelen, maar er zitten ook positieve kanten aan. Ik ben in elk geval geneigd om individualisering als iets positiefs te zien. Dat wij normen en waarden niet meer ontlenen aan kerk en staat, maar ze zelf mee ontwikkelen is een bevordering van de individuele vrijheid. Dat mensen zich sterker richten op het geluk van individuen en de waardigheid van individuen als kernbegrip, dat is een tweede punt. Ook dat vind ik positief. Vrouwen hoeven zich niet meer weg te cijferen en het geluk van het gezin voor het eigen geluk te stellen.»
CDA-denker en hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam Anton Zijderveld: «Individualisering en autonomie die op zich hard nodig waren om ons te ontworstelen aan het straffe collectivisme van de verzuilde maatschappij zijn verworden tot egoïsme en een houding van: wie in mijn weg staat geef ik een trap. De samenleving is radicaal veranderd door alles in te zetten op efficiëntie en effectiviteit. Het heette modernisering maar betekende een verschraling van de moraal. Grootschaligheid op scholen heeft zowel leerlingen als leerkrachten gereduceerd tot nummer. Dat draagt niet bij tot verantwoordelijkheid nemen en controle op bepaald gedrag.»
Twee jaar geleden, tijdens een kamerdebat over geweld op scholen, hield toenmalig parlementariër Mohammed Rabbae een hartstochtelijk pleidooi voor een herstel van normen en waarden. Het «ethisch réveil van GroenLinks» werd Rabbaes ontboezeming indertijd gekscherend genoemd. Rabbae nu: «De emancipatie van de ik is in sommige gevallen doorgeschoten. Wij durven elkaar niet meer aan te spreken, maar we willen wel dat de overheid de zaak voor ons oplost. Als bijvoorbeeld iemand in de trein of in de bus herrie maakt, durven we er niets van te zeggen, maar we vragen wel aan de gemeente of aan het rijk om meer agenten in de tram of in de bus. Het in acht nemen van een bijna absolute soevereiniteit van het individu verzwakt de on derlinge verhoudingen en maakt de samen leving in elk geval een stuk duurder. De overheid is de gene die het probleem moet oplossen, maar meer politie, rechters en welzijnswerkers kost geld.»
In het voetbalstadion, op straat en in trein en bus: in de openbare ruimte, daar gaat het fout. Dat vindt ook historica Reinildis van Ditzhuyzen, die enkele jaren geleden het aloude etiquettehandboek van Amy Groskamp-Ten Have herzag. Reinildis van Ditzhuyzen: «Respect voor het publieke domein is verloren gegaan. Ik maak het elke dag mee in de trein: grote bek, benen op de banken, voordringen. Je ziet dat iedereen veel te goed voor zichzelf opkomt.»
Een kwestie van normen of waarden wil Van Ditzhuyzen het niet noemen, het gaat gewoon om «omgangsvormen en fatsoen». En daar is niets specifiek Nederlands aan. «Mensen leven met zn allen op de wereld en willen het prettig hebben. Dus moet je op een bepaalde manier met elkaar omgaan. En daar hoort bij dat je geen vuil op straat smijt en elkaar vriendelijk groet. De vorm waarin je dat doet, verschilt natuurlijk per land. Het doel is een prettige samenleving, en hoe je dat bereikt, is inderdaad verschillend per cultuur en land, maar de inhoud is universeel en eeuwig. Ik bedoel, of je nu vijfhonderd jaar geleden leefde of nu, dat maakt helemaal niet uit. Wat misschien wel typisch Nederlands is, is dat wij niet uitblinken in overdreven omgangsvormen. Traditioneel zijn wij niet de meest beleefde mensen van Europa. Dat zijn we nooit geweest. Altijd al hebben buitenlanders zich verbaasd over het gebrek aan omgangsvormen in Nederland, dus dat is niets nieuws.»
Emeritus hoogleraar psychologie Nico Frijda: «Buitenlanders ergeren zich vaak aan Nederlanders. Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken. Dat lijkt onze norm. Nederlanders zeggen sneller de waarheid; de bemoedigende vriendelijkheid in de intermenselijke verhoudingen, zoals bijvoorbeeld in Amerika, kennen wij niet. Dat is een soort norm. Misschien komt dat door het verzet tegen de autoriteiten in Nederland.»
Van Ditzhuyzen: «In de jaren zestig en zeventig werd gezegd dat al die omgangsregeltjes overdreven, ouderwets en overbodig waren. Iedereen moest zichzelf kunnen zijn, mondig en assertief. Dat was op zich prachtig, maar men heeft verzuimd de jeugd van toen bij te brengen dat je wel rekening moet houden met anderen. De balans het rekening houden met anderen en opkomen voor jezelf is totaal verstoord. Wat je nu ziet is doorgeslagen mondigheid. Niet alleen in Nederland, maar hier is het wel veel erger dan bij de ons omringende landen.»
Anton Zijderveld: «Mondigheid wordt verward met een grote mond opzetten en vrijheid met vrijblijvendheid.»
Andreas Kinneging, conservatief rechtsfilosoof en oprichter van de Burke-stichting, een instelling die onder meer pleit voor een krachtig herstel van normen en waarden, zegt: «Emancipatie, mondigheid het zijn de vaste bestand delen van de Verlichtingsretoriek. Alles is terug te voeren tot een groot autoriteitsprobleem dat al decennia speelt en alleen maar is gegroeid. Het betreft niet alleen het verdwijnen van de autoriteit van figuren en instituties, maar ook van het gezag van de westerse moreel-intellectuele traditie. De opdracht van de Verlichting, sapere aude, durf te denken, is veranderd in: je kunt mij niets vertellen, ik denk zelf wel na. Leg zulke mensen nog maar iets uit. Die luisteren niet meer, alleen naar wat ze hun eigen stem noemen.»
Bob Fosko, die halverwege de jaren negentig met zijn band De Raggende Manne succes had met de hit Poep in je hoofd («Zal ik jou eens effe lekker in je bek schijten?») en vorig jaar verraste met zijn betrokkenheid bij het manifest Stop de uitverkoop van de beschaving: «Mensen groeien uit elkaar, we hebben niks meer voor elkaar over. De gemeenschapszin en het verantwoordelijkheidsgevoel zijn bij veel mensen verdwenen. Mensen zijn alleen maar bezig met wat-heb-ik-vanavond-op-mijn-boterham en niet met wat we met zn allen op onze boterham zouden moeten hebben. Het is eigenaardig hoeveel rijke mensen erbij komen, het aantal miljonairs neemt ontzettend toe. Allemaal mensen die door fiscale juristen worden bijgestaan om zoveel mogelijk binnen te slepen. Dit soort kleptocraten vind ik afschuwelijk. Ik zeg niet dat je met hard werken geen geld mag verdienen, maar vind wel dat het een beetje in balans moet blijven. De individualisering heeft erg geleid tot materialisme en hebzucht.»
De bankier Martien van Winden, auteur van het vorig jaar verschenen Nederland: De schatkist van Europa, aanschouwt het grote graaien van nabij. «Het is hand over hand toegenomen. Alles moet in het teken staan van winst en omzet. Activiteiten die je omwille van een ander onderneemt zijn synoniem voor domheid. De grootste normvervaging, groter dan alles waar Balkenende het over heeft, betreft die van de barmhartigheid. Je kunt het eigenlijk allang geen deugd meer noemen. Er is niemand die zich erop laat voorstaan en er is niemand die er nog langer naar handelt.»
J.P. Guépin nuanceert: «Met hebzucht en eigenbelang is niets meer mis. Eerder het tegendeel: laat mensen maar flink hebzuchtig zijn, want dat zorgt voor een gezonde concurrentie. Naast die zichzelf verrijkende types bestaat de meerderheid van de mensen uit kleine spaarders. Binnen de libertijnse marktwerking bestaat het recht van de mensen om onder bepaalde omstandigheden het eigenbelang na te streven. We leven in een soort bijenkorf waarin iedereen hard werkt en goed voor zichzelf zorgt. Er is wel gemopper, maar volgens mij zijn de meesten heel gelukkig.»
Directeur Paul Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau: «Zelfverrijking in het bedrijfsleven moet je niet verbinden met het normen-en-waardenvraagstuk. Journalisten en politici als Kok denken dat mensen zich daaraan ergeren, maar dat blijkt helemaal niet zo te zijn. De meeste burgers hebben respect voor de Heinsbroeken en Boonstras van deze wereld. Die hebben wat bereikt, en daar mogen ze best van genieten. Als er wordt gefraudeerd, is dat af te keuren, natuurlijk, maar als managers van grote bedrijven het voor elkaar krijgen dat ze rijkelijk voor hun diensten worden betaald, dan heeft dat niets te maken met de verwaarlozing van de wellevendheid en het fatsoen op straat.»
Resumerend: als gevolg van doorgeslagen individualisme zijn de fatsoensnormen danig aan slijtage onderhevig. Was het vroeger zoveel beter?
Van Ditzhuyzen: «Wij hadden in Nederland niet zoals in andere Europese monarchieën een hofcultuur en een invloedrijke adel. Vroeger had zoiets een enorme uitstraling. De massa probeerde dit na te apen door de etiquette en omgangsvormen te cultiveren. Ons land bestond uit handelslui die gewoon veel geld verdienden en daar ook mooie huizen voor neerzetten. Onvergelijkbaar met de pracht en praal in andere landen.»
Herman Vuijsje: «Vroeger leefden we die algemene normen en waarden meer nauwgezet na. We werden daartoe ook gedwongen. Door de kerk, de familie, het dorp en door de buurvrouw achter haar vitrage. Dat is nu allemaal weg en er is niet zoveel voor in de plaats gekomen.»
Wibren van der Burg: «We zijn veel pluriformer in onze normopvatting geworden: de een vindt tutoyeren prima, de ander vindt het vreselijk. De een kiest voor een traditionele orthodox-christelijke moraal, de ander voor een heel libertaire moraal. De grote variëteit aan normatieve opvattingen in onze samenleving stelt mensen gemakkelijker in staat om hun eigen leefwijze te ontwikkelen. Dat geeft dus ook een grotere verscheidenheid en een grotere onzekerheid over hoe je met elkaar moet omgaan.»
Is er nog hoop voor volgende generaties?
Van Ditzhuyzen: «Als je omgangsvormen niet van huis uit hebt geleerd, dan haal je dat niet zomaar in. De jeugd heeft die opvoeding een aantal jaren niet meegekregen, dus die twintigers en dertigers van nu zijn nu eenmaal zo. Op school wordt het steeds moeilijker, vanwege de schaalvergroting in het onderwijs. In de anonimiteit ga je makkelijker je eigen gang. Dat geldt ook in het algemeen. Waarom gooien mensen rotzooi op straat? Omdat ze denken dat een ander het wel opruimt. Anonimiteit maakt controle lastig. Het sleutelwoord is beheersing: niet doen wat je eigenlijk zou willen, voor een hoger goed. Je hebt een leeg blikje in je hand, dat zou je het liefst op straat gooien, maar dan moet je je beheersen en wachten totdat je een prullenbak ziet. Dat leren kinderen niet meer: ze gaan meteen kopen, me teen doen, niemand wijst ze meer op grenzen.»
Of een commissie voor revitalisering van normen en waarden serieus resultaat oplevert blijft natuurlijk de vraag. Laat de overheid eerst zelf maar eens het goede voorbeeld stellen, in plaats van te streven naar een commissie die met allerlei marketingtechnieken de burgers moet gaan opvoeden, zo vinden met Jan Marijnissen enkele leden van het constituerende commissieberaad ter redactie van De Groene Amsterdammer.
Overigens weet Marijnissen wel hoe het afloopt met de uiteindelijke commissie van Balkenende. Het is namelijk altijd hetzelfde verhaal met commissies: «Er zijn steeds weer drie redenen die een kabinet doen besluiten een commissie in te stellen. Wanneer bewindslieden ten einde raad niet meer weten wat te doen, als het kabinet een vervelende boodschap liever door derden naar buiten laat komen óf wanneer er tijd gerekt moet worden. Bij het idee van het huidige kabinet om een commissie in te stellen is het hoogstwaarschijnlijk een combinatie van deze drie factoren.»