De zogenoemde slordigheid van Slauerhoff is beroemd. Ik ken uitgaven van Slauerhoff-teksten waarin het keurig wordt vermeld als er iets in een tekst van hem niet klopt. Bijvoorbeeld als hij, aan de andere kant van de wereld denkend aan Holland, het heeft over de bollenvelden tussen Amsterdam en Haarlem. Ja, dat klopt niet, daar zijn geen bollenvelden. Maar als je zoals ik een liefhebber bent van zijn werk kunnen zulke slordigheden je niet storen. Ze vallen mij vaak pas op als iemand anders erop wijst.
Maar ik begrijp het dilemma van de tekstbezorger. Moet je zijn fouten stilzwijgend verbeteren? Moet je ze overnemen maar erbij aantekenen wat er niet aan klopt? Of mag je aannemen dat iedere lezer kritisch genoeg is om de oorspronkelijke tekst op zijn eigen kwaliteiten te beoordelen en er gewoon al dan niet van te genieten?
Ik las de afgelopen dagen Slauerhoffs lange gedicht In Memoriam Patris, voor de zoveelste keer. Aanleiding: het gedicht is zojuist verschenen in een tientalige editie die werd gepresenteerd in de kerk van Huizum, waar Slauerhoffs vader begraven is. Behalve het Nederlandstalige origineel maar liefst negen vertalingen van het gedicht dat nog niet eerder was vertaald: in het Frans, Engels, Spaans, Chinees, Portugees, Fries, Duits, Russisch en Italiaans.
Indrukwekkende eerste regels:
Je bent haastig doodgegaan.
Wij hebben geen afscheid genomen.
Ik was bijna te laat gekomen,
Om nog bij het sterven te staan.
Indrukwekkend door de inhoud: bijna te laat om het sterven van je vader mee te maken. Maar ook indrukwekkend door het wat erg makkelijke rijm ‘genomen’/‘gekomen’ en door de rijmdwang die Slauerhoff heeft verleid tot de rare uitdrukking ‘bij het sterven staan’.
Dit is geen slordigheid, dit is onvolmaaktheid. En ik hou van deze onvolmaaktheid omdat hij past bij de ongemakkelijke, emotionele inhoud. Het gedicht zit vol van deze onvolmaaktheden. Een paar voorbeelden.
Alles is toen gegaan
Of ‘t vóóruit geregeld was.
Begrafenis tweede klas
Op ’t kerkhof Huizumerlaan,
Op een namiddag smoorheet.
We gingen omdat we moesten,
In dufgesloten rouwkoetsen,
Zweetend in ’t zwart gekleed.
‘Rouwkoetsen’ op ‘moesten’ laten rijmen, met dat onhandige ritme in die regels: fout, maar prachtig fout.
Ja, dwars, goddank, want dat heeft hen
En jou voor lang ziekzijn gered.
Je bleef tot het laatst in den run,
Maakte ’t af met drie dagen in bed.
‘Hen’ laten rijmen op ‘run’, wie zou het durven? Wie zou het zich kunnen veroorloven?
Dat onhandige is gelukkig ook te zien, voorzover ik dat kan, in de vertalingen. Der Nachmittag war drückend heiß./ Wir saßen, weil wir mussten,/ In muffigen dichten Trauerkutschen,/ Durch schwarze Kleidung drang der Schweiß.
‘Onhandigheid’ is het goeie woord niet, eigenlijk. In het nawoord van deze uitgave schrijft Peter de Haan: ‘Slauerhoff legde (…) pas zes jaar na het overlijden de laatste hand aan dat gedicht. Hij was niet zelden al met het volgende gedicht bezig voordat het gedicht dat hij onder handen had, was afgerond. Dat hij over een veel langere periode dan gebruikelijk aan het gedicht ter herdenking van zijn vader heeft gewerkt zegt dan ook het nodige over het belang dat hij zowel aan het onderwerp als aan de verwoording daarvan hechtte. (…) Terwijl het gedicht op het eerste oog een recht toe recht aan karakter heeft moet hij (…) elk woord op een goudschaaltje gewogen hebben.’
Het sinterklaasrijmachtige van dit gedicht kun je ook opvatten als een bewijs dat hij afkerig was van mooischrijverij, als een bewuste keus. Wat een sloom gedicht zou het zijn geworden als het metrisch helemaal in orde was geweest, en als alle rijmwoorden ‘vondsten’ zouden zijn. Juist de afwezigheid van taalspelletjes en woordgrapjes, van ironie of van spitsvondigheden maakt dit gedicht tot een verademing: eerlijker, directer en als ik het zo slap mag zeggen: kwetsbaarder kun je het niet krijgen.
Het boek Tienmaal In Memoriam Patris is een uitgave van Uitgeverij Dokkumer Diep. ISBN 978-90-75412-20-8. Het is te bestellen via dorpskerkhuizum@gmail.com