Daar is hij, zittend op zijn houten veranda met uitzicht op een trimbaan in het voorstedelijke DeRidder in Louisiana, terwijl hij uitkijkt naar mijn auto. Hij staat op uit zijn stoel, zwaait met een arm en houdt zichzelf met zijn andere arm en zijn rollator overeind. Lee Sherman, een man van één meter negentig met een grote borstkas, een grijs kapsel en blauwe ogen, glimlacht ter begroeting. Sherman, die twee jaar lang in het voetbalteam heeft gespeeld van de Dallas Texans (later vernoemd als de Kansas City Chiefs), gehuldigd is in de Who’s Who van de Amerikaanse motorsport, als Nascar-racer ruim driehonderd kilometer per uur heeft gereden met een neksteun en een brandwerend pak aan, en de trotse eigenaar is van een waterskiboot die ooit in bezit was van Wonder Woman, schudt mijn hand en verontschuldigt zich. ‘Het spijt me dat ik dit ding bij me heb’ – hij wijst naar zijn rollator – ‘en je niet zoals het hoort kan rondleiden door mijn huis.’

Hij voelt zich niet meer zijn oude zelf, zegt hij, maar aanvaardt goedgehumeurd zijn zwakke benen. Gezien het gevaarlijke werk dat hij heeft gedaan bij het petrochemische bedrijf Pittsburgh Plate Glass (ppg) is hij blij dat hij nog leeft. ‘Al mijn collega’s van toen zijn dood; de meesten zijn jong gestorven’, vertelt hij me.

Als jonge man heeft Sherman een opleiding genoten als koperslager bij de Amerikaanse marinescheepswerf in Seattle, waar zijn vader werkzaam was als elektricien. Toen hij in 1965 voor werk naar het zuiden reisde, werd hij door ppg in dienst genomen als onderhoudsloodgieter en kreeg hij al snel een reputatie als mechanisch genie. Hij was onverschrokken en behoedzaam, een goede combinatie voor zijn gevaarlijke taak van het lassen en repareren van pijpleidingen voor het transport van dodelijke chemicaliën als 1,2-dichloorethaan, kwikzilver, lood, chroom, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en dioxines.

Op een gegeven moment was Sherman ternauwernood aan de dood ontsnapt, vertelt hij terwijl hij een grote slok koffie neemt. Op een dag dat hij aan het werk was werd koude chloor per ongeluk blootgesteld aan extreme hitte, waardoor de vloeistof in een handomdraai werd omgezet in gas. Er waren toen zestien werknemers in de fabriek aanwezig. Omdat hij wist dat het bedrijf te weinig beschermende kleding had, gaf Shermans baas hem opdracht te vertrekken. ‘Dertig minuten nadat ik weg ben gegaan’, zegt hij, ‘vloog de fabriek in de lucht. Vijf van de vijftien mannen die ik achterliet vonden de dood.’

De volgende middag vroeg Shermans baas hem te helpen zoeken naar de lichamen van de dode werknemers. Er werden er twee gevonden, maar drie niet. Het zuur had het lichaam van één van de drie slachtoffers dermate aangetast dat zijn overblijfselen in stukken in het riool terechtkwamen dat afwaterde in een nabijgelegen bayou. ‘Als niemand hem had gevonden’, zegt Sherman, zijn hoofd draaiend om uit het raam van zijn eetkamer te kunnen kijken, ‘zou dat lichaam uiteindelijk in de Bayou d’Inde terecht zijn gekomen.’

In de jaren zestig was de veiligheid bij ppg minimaal. ‘Tijdens veiligheidsbijeenkomsten’, zegt Sherman, ‘gaf de opzichter ons alleen maar wat papieren om in te vullen. Hoewel we met chemicaliën werkten, droegen we geen beschermende gezichtsmaskers. Je leerde hoe je je neus dicht moest houden en door je mond moest ademen.’

‘Het bedrijf waarschuwde ons niet vaak voor de gevaren’, zegt hij, met een zachtere stem. ‘Mijn medewerknemers deden dat. Ze zeiden: “Je kunt daar niet in staan. Ga daar weg.” Ik zou vandaag niet meer leven als mijn medewerknemers er niet waren geweest.’

Door de pijpleidingen waaraan Sherman werkte liep zuurstof, waterstof en chloor, en als er een leiding stuk ging, zegt hij, ‘was ik degene die hem moest repareren’.

Deed je dat met je blote handen? vraag ik.

‘O, ja, ja.’

Uiteindelijk deelde de voorman badges uit aan de werknemers om iedere blootstelling aan gevaarlijke chemicaliën te registreren, zegt Sherman, ‘maar de voorman nam het niet serieus. Het had twee tot drie maanden moeten duren voordat het ding registreerde dat je de limiet had bereikt, maar mijn badge deed dat al in drie dagen tijd. De voorman dacht dat ik hem in een pijpleiding had verstopt!’

Er gebeurden ook ongelukken. Op een dag stond Sherman in een ruimte, over een grote pijpleiding gebogen om een filter te controleren, toen een werknemer in een andere ruimte per ongeluk een hendel overhaalde, waardoor er hete, naar amandel ruikende, vloeibare gechloreerde koolwaterstoffen door de leiding gingen lopen, die hem overspoelden. ‘Het was heet en ik was door en door nat’, zegt Sherman. ‘Ik sprong onder de veiligheidsdouche en stopte het ademhalingstoestel in mijn mond, zodat ik niet onderuit ging. Maar de chemicaliën brandden behoorlijk. Het is het ergst onder je armen, tussen de benen en in je bilspleet.’ Ondanks de douche, zegt hij, ‘vraten de chemicaliën mijn schoenen, mijn broek en mijn shirt weg. Mijn onderbroek was verdwenen. Er bleef alleen wat elastiek van mijn sokken en mijn onderbroek over. Mijn kleren waren helemaal verbrand.’

Als gevolg van de dingen die hem zijn overkomen, en die hij als pijpleidinglasser in een petrochemische fabriek heeft gezien en heeft moeten doen, is Sherman tegenwoordig een hartstochtelijk milieuactivist. Calcasieu Parish, waar hij vijftien jaar bij ppg heeft gewerkt, behoort tot de twee procent van de Amerikaanse provincies met de hoogste giftige emissies per hoofd van de bevolking. Volgens de American Cancer Society is Louisiana de staat waar kanker onder mannen – op één andere staat na – het vaakst voorkomt; het aantal sterfgevallen door kanker is er – op vier andere staten na – het hoogste van het hele land.

Maar Sherman heeft zich onlangs als vrijwilliger gemeld om verkiezingsborden te plaatsen voor John Fleming, een Congreslid met Tea Party-affiliaties die vóór het beknotten van het Environmental Protection Agency (epa) is, vóór het verzwakken van de Clean Air Act en het boren naar olie buiten de territoriale wateren van de VS, zich verzet tegen de beperking van broeikasgassen, en minder toezicht op Wall Street steunt. Sherman is een regelmatige gast op bijeenkomsten van de Tea Party in DeRidder, waar hij zijn rood-wit-blauwe T-shirt van de partij aan heeft, met een afbeelding van een adelaar die zijn klauwen scherpt. Waarom wil Sherman de milieuactivist zo graag verkiezingsborden plaatsen voor een politicus die oproept tot bezuinigingen op het epa?

Als ik deze vraag zou kunnen beantwoorden, had ik misschien de sleutel in handen voor de ontsluiting van wat ik de grote paradox ben gaan noemen. Ik was mijn vijfjarige reis naar het hart van Amerikaans rechts begonnen terwijl ik, als een soort rugzak, die grote paradox met me meedroeg. In 2004 lag er een paradox ten grondslag aan de kloof tussen links en rechts. Sindsdien is die kloof alleen maar groter geworden.

‘Terwijl ik de zware stoffen in het kanaal dumpte, zag ik een vogel de dampen in vliegen en direct in het water vallen’

In het hele land zijn conservatieve ‘rode’ staten armer, en tellen ze meer tienermoeders, meer scheidingen, een slechtere gezondheid, meer obesitas, meer trauma-gerelateerde sterfgevallen, meer baby’s met een laag geboortegewicht en minder schoolgaande kinderen. Gemiddeld sterven mensen in ‘rode’ staten vijf jaar eerder dan mensen in progressieve ‘blauwe’ staten. Het verschil in levensverwachting tussen Louisiana (75,7 jaar) en Connecticut (80,8) is hetzelfde als dat tussen Nicaragua en de Verenigde Staten. ‘Rode’ staten hebben ook te lijden op een andere belangrijke, maar weinig bekende manier, die spreekt tot het biologische eigenbelang op het gebied van gezondheid en leven: de industriële vervuiling.

Rechts roept nu op tot bezuinigingen op hele onderdelen van de federale overheid – de ministeries van Onderwijs, Energie, Handel en Binnenlandse Zaken, bijvoorbeeld. In januari 2015 hebben 58 Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden gestemd voor de afschaffing van de Internal Revenue Service, die verantwoordelijk is voor de belastinginning. Sommige Republikeinse kandidaten voor het Congres roepen op tot de afschaffing van alle staatsscholen. In maart 2015 stemde de door de Republikeinen gedomineerde Senaat met 51 tegen 49 stemmen vóór een amendement op een begrotingsresolutie om alle niet-militaire federale stukken land die geen nationale monumenten en nationale parken zijn te verkopen of weg te geven. Hiertoe behoren ook bossen en wildreservaten. Gesteund door 95 Republikeinse Congresleden heeft senator David Vitter van Louisiana, een van de meest vervuilde staten van de VS, opgeroepen tot afschaffing van het epa.

De afkeer van de Tea Party van de overheid kan duiden op een bredere trend. Tijdens de depressie van de jaren dertig wendden de Amerikanen zich tot de federale overheid voor hulp bij het economisch herstel. Maar in reactie op de grote recessie van 2008 keerde de meerderheid zich juist van de overheid af. Nu de politieke kloof zich verdiept en de meningen zich verharden, is de inzet steeds groter geworden. Noch gewone burgers noch leiders laten zich er vaak toe verleiden ‘met het andere kamp’ te praten, waardoor het verrassend delicate proces van het regeren zelf wordt geschaad.

De Verenigde Staten zijn uiteraard eerder verdeeld geweest. Tijdens de burgeroorlog leidde een verschil in opvattingen tot zo’n 750.000 doden. Tijdens de stormachtige jaren zestig waren er ook botsingen over de oorlog in Vietnam, de burgerrechten en de vrouwenrechten. Maar uiteindelijk is een gezonde democratie afhankelijk van het collectieve vermogen om compromissen te sluiten. En om daar te komen, moeten we zien uit te vinden wat er aan de hand is – vooral op rechts, dat snel van gedaante verwisselt en steeds sterker wordt.

Het werk van Lee Sherman bij Pittsburgh Plate Glass was een bron van persoonlijke trots, maar hij voelde zich duidelijk niet bijzonder loyaal aan het bedrijf. Toch deed hij wat hem gezegd werd. En op een dag, eind jaren zestig, na zijn zuurbad, kreeg hij een andere omineuze taak toebedeeld. Hij moest dit werk tweemaal per dag doen, doorgaans na het invallen van de duisternis, en altijd in het geheim. Het ging om een tweeënhalve meter lange ‘tar buggy’ die op vier wielen reed. Op deze buggy stond een enorme stalen tank met ‘heavy bottoms’ – het zeer kleverige teerachtige residu van gechloreerde koolwaterstoffen, dat naar de bodem was gezonken van een stalen vat met de omvang van een keuken. De tank werd omgeven door een laag asbest, om de warmte vast te houden die werd gegenereerd door een hittebron onder de buggy. Koperen spoelen waren om de basis van de buggy gewikkeld. Hoe heter de teer, des te minder waarschijnlijk het was dat hij hard zou worden voordat hij werd gedumpt.

Overuren makend in de avond, als het donker was, met zijn ademhalingstoestel op, moest Sherman de buggy langs een pad trekken dat in de ene richting naar het Calcasieu Ship Channel voerde, en in de andere richting naar de Bayou d’Inde. Sherman keek dan om zich heen ‘om er zeker van te zijn dat niemand me zag’ en controleerde of de wind van hem af waaide, om te voorkomen dat de walm in zijn gezicht blies. Daarna trok hij de buggy het moeras in. Dan ‘boog ik voorover om de kraan open te doen’. Onder druk van de samengeperste lucht spoten de giftige stoffen ‘een meter of tien’ het moeras in. Sherman wachtte vervolgens totdat al het illegale giftige afval uit de buggy was gelopen. ‘Niemand heeft me ooit gezien’, zegt hij.

Sherman blijft even staan bij een gebeurtenis die zich op een dag voordeed, toen hij alleen op de oever stond, met zijn geheim. ‘Terwijl ik de zware stoffen in het kanaal aan het dumpen was, zag ik een vogel de dampen in vliegen en onmiddellijk in het water vallen. Het was alsof hij was neergeschoten. Ik legde twee scheppen in de modder neer, zodat ik het moeras in kon lopen zonder er al te ver in te zakken. Ik pakte de vogel op. Zijn vleugels en lichaam bewogen niet meer. Het beest zag er dood uit, maar zijn hart klopte nog. Ik ben opgegroeid op een boerderij, en ik weet iets over vogels. Ik liep met de vogel over de schoppen terug naar de oever. Ik hield zijn kop in mijn rechterhand, en zijn vleugels en lichaam in mijn linkerhand. Ik blies in zijn bek en masseerde het beest. Toen begon het weer te ademen. Het opende zijn ogen. Maar de rest van zijn lichaam bewoog nog steeds niet. Ik legde het dier op de motorkap van mijn truck, die warm was. Vervolgens ging ik mijn buggy ophalen. Maar toen ik terugkwam, was de vogel verdwenen. Hij was weggevlogen. Dus dat was goed.’

Die middag komt Sherman voortdurend terug op het verhaal van de vogel, en blijft hij het maar afwisselen met het verhaal over de buggy. ‘Ik weet dat het verkeerd was wat ik deed’, zegt hij. ‘Gifstoffen zijn dodelijk. En ik heb er spijt van dat ik het heb gedaan. Mijn moeder had niet gewild dat ik dat deed. Ik heb hier nooit eerder iemand over verteld, maar ik wist hoe ik niet tegen de lamp moest lopen.’ Het was alsof Sherman een misdaad namens het bedrijf had begaan, maar de schuld als de zijne was gaan beschouwen.

Maar net als de vogel werd Sherman zelf een slachtoffer. Hij werd ziek van de blootstelling aan chemicaliën. Nadat hij brandwonden had opgelopen door de koolwaterstoffen ‘voelden mijn voeten als klompen aan en kon ik mijn benen niet meer buigen en niet meer opstaan, dus de bedrijfsarts stuurde me met ziekteverlof. Ik bleef de bedrijfsarts bezoeken om te zien of ik klaar was om weer aan het werk te gaan, maar hij bleef zeggen dat ik niet mocht terugkomen totdat ik mijn knie diep kon buigen.’ Sherman was acht maanden met ziekteverlof geweest toen hij op zijn werk terugkeerde. Maar niet voor lang.

In 1980, na vijftien jaar voor ppg te hebben gewerkt, werd hij opgeroepen om te verschijnen voor een zevenkoppige ontslagcommissie. ‘Ze wilden mijn ziekteverlof niet betalen’, legt hij uit. ‘Dus ze ontsloegen me wegens arbeidsverzuim. Ze zeiden dat ik niet genoeg uren had gemaakt! Ze hielden geen rekening met mijn overuren. Ze hielden geen rekening met de vrije tijd die ik had opgenomen voor mijn verplichtingen bij de reserve-eenheid van het leger. Dus daarom werd ik ontslagen – wegens arbeidsverzuim. Zij gaven me mijn ontslagbriefje. Twee veiligheidsbeambten begeleidden me naar de parkeerplaats.’ Sherman slaat met zijn handen op tafel alsof hij, tientallen jaren later, zojuist opnieuw op straat is gezet.

Zeven jaar later kwam Sherman een lid van die ontslagcommissie tegen. Er was sprake van enorme vissterfte in de Bayou d’Inde, stroomafwaarts van de plek waar Sherman het giftige afval had gedumpt en de bedwelmde vogel had gered. Een Calcasieu Advisory Task Force was bijeengekomen om te spreken over de omringende waterwegen, ze ‘verontreinigd’ te verklaren en te overwegen een voedseladvies uit te brengen waarin mensen werden gewaarschuwd hun consumptie van plaatselijke vis te beperken.

De plaatselijke waterwegen waren al lange tijd verontreinigd, vanuit vele bronnen. Maar in 1987 deed de staat eindelijk een voedseladvies uitgaan voor de Bayou d’Inde, het Calcasieu Ship Channel en het estuarium dat uitmondde in de Golf van Mexico. De waarschuwing was shockerend, de eerste van die aard, en riep op tot beperkingen ‘als gevolg van een laag niveau van chemische verontreiniging’. Niet meer dan twee maaltijden met plaatselijk gevangen vis per maand, zo stond er. Niet meer zwemmen, en geen watersport of contact met het sediment op de bodem. Het was een veel te late poging van de staat Louisiana om het publiek te waarschuwen voor de giftige stoffen in het water.

De vissers waren meteen gealarmeerd. Zouden ze hun vis nog wel kunnen verkopen? Zouden de inwoners hun visconsumptie gaan beperken? Werd er nu aan mensen gevraagd om niet langer verlekkerd naar vis te kijken met het oog op een zalige gumbo, jambalaya, of een all you can eat-schotel met gebakken vis, maar vissen te zien als de dubieuze dragers van giftige chemicaliën? De zorgvuldig gecultiveerde notie van de harmonie tussen de olie-industrie en de visserij – dit alles werd in twijfel getrokken, en niet alleen in Louisiana. Een derde van al het zeevoedsel dat in de VS werd geconsumeerd kwam uit de Golf van Mexico, en twee derde daarvan uit Louisiana zelf. Voor velen stond hun levensonderhoud op het spel.

In 1987 waren er diverse zaken aan de oppervlakte gekomen die de reactie van de vissers op het edict zouden beïnvloeden. Om te beginnen was ppg niet de enige. Andere bedrijven hadden het milieu zodanig vervuild dat Louisiana de gevaarlijkste afvalproducent van het hele land was geworden. Daarnaast had het Amerikaanse Congres het Environmental Protection Agency (epa, 1970) opgericht, en de Clean Air Act (1970) en de Clean Water Act (1972) aangenomen. Bovendien waren er in de hele staat veel kleine grassroots-milieugroeperingen opgedoken, onder leiding van huizenbouwers, leraren, boeren en anderen die geschokt waren toen ze ontdekten dat giftig afval in hun achtertuin was gedumpt, met ziektes en andere aandoeningen als gevolg. Tegen de tijd dat het voedseladvies uitkwam waren lokale activisten bezig in het geweer te komen tegen het dumpen van giftig afval rond Lake Charles en elders, als onderdeel van het ‘front-porch’-, of ‘kitchen-sink’-beleid van de jaren zeventig en tachtig.

Maar de meeste van deze plaatselijke activisten zijn nu Republikeinen van de Tea Party-vleugel geworden, en net als Lee Sherman zelf zijn ze afkerig van een te grote federale overheid, en zelfs van het epa. Daar had je hem dan: de grote paradox.

Intussen zette het Louisiana Department of Health and Human Services (het plaatselijke ministerie van Volksgezondheid) waarschuwingsborden neer over het vissen en zwemmen, die prompt werden doorzeefd met kogels of werden gestolen. Burton Coliseum, de grootste publieke vergaderruimte in Lake Charles destijds, was gevuld ‘met ongeveer duizend boze vissers en anderen in de visindustrie’. Sherman vervolgt: ‘Toen de vergadering begon, kon je alleen nog maar staan. Ik kon het gemopper in de menigte horen. O, wat zouden zij de overheid graag te grazen nemen.’

De Amerikaanse Droom is een droom van vooruitgang en gaat niet alleen over geld en bezit

Een hele rij bedrijfsfunctionarissen, inclusief twee mensen van ppg, bedrijfsjuristen en overheidsfunctionarissen, zat achter een tafel op het podium vóór de menigte. Een overheidsfunctionaris stond op om de redenen toe te lichten voor het voedseladvies: de vis was verontreinigd. De burgers moesten worden geïnformeerd. Wat de oorzaak was? De ppg-functionarissen op het podium deden alsof ze van niets wisten.

De vergadering sleepte zich twintig tot dertig minuten voort, terwijl er vanuit de menigte een fluitconcert neerdaalde op de overheidsfunctionarissen. Toen klom, tot ieders verbazing en onuitgenodigd, Lee Sherman – die al lang geleden door ppg was ontslagen – op het toneel. Met zijn rug naar de verzamelde functionarissen keek hij naar de boze vissers, terwijl hij een groot kartonnen bord omhoog hield en langzaam van de ene kant van het podium naar de andere liep, zodat ze het allemaal konden lezen: ‘IK BEN DEGENE DIE HET IN DE BAYOU HEEFT GEDUMPT.’

De hele zaal was op slag stil. Functionarissen probeerden Sherman zo ver te krijgen dat hij het podium verliet. Maar een visser riep: ‘Wij willen zijn verhaal horen.’

‘Ik heb 36 minuten gesproken’, herinnert Sherman zich. ‘Ik zei tegen hen dat ik de bevelen van mijn baas had opgevolgd. Ik zei dat de chemicaliën me ziek hadden gemaakt. Ik vertelde ze dat ik was ontslagen wegens arbeidsverzuim. Het enige wat ik niet tegen hen zei was dat aan het hoofd van de tafel op het podium een lid van de ontslagcommissie van ppg zat, die mij de laan had uitgestuurd. Dat was het beste moment – die ppg-jongens hielden met beide handen hun achterhoofd vast.’

Nu wisten de vissers dat de vis werkelijk verontreinigd was. Al snel na de vergadering spanden ze een civiele rechtszaak aan tegen ppg, waarin een schikking werd overeengekomen die iedere visser slechts een eenmalige uitkering van twaalfduizend dollar opleverde.

Sherman had zwaar, onplezierig en gevaarlijk werk gedaan. Hij had loyaal de bedrijfsbevelen opgevolgd om het estuarium te vervuilen. Hij had het vuile werk van zijn bedrijf opgeknapt, de schuld van dat bedrijf als zijn eigen schuld gedragen, en was vervolgens verraden en aan de dijk gezet, alsof hij zelf afval was. De meest heroïsche daad uit het leven van Lee Sherman was dat hij het smerige geheim van dat bedrijf had onthuld, en dat hij duizend vissers die boos waren op de regering had verteld dat bedrijven als Pittsburgh Plate Glass schuldig waren.

Maar in de loop van zijn leven is Sherman opgeschoven van links naar rechts. Toen hij als jonge man in Washington State woonde, had hij trots verkondigd: ‘Ik runde de campagne van de eerste vrouw in de staat die zich kandidaat had gesteld voor het Congres.’ Maar toen hij in de jaren vijftig voor zijn werk van Seattle naar Dallas verhuisde, werd hij van conservatief Democraat Republikein, om zich in 2009 aan te sluiten bij de Tea Party. Dus terwijl zijn belangrijkste levenservaring verraad door toedoen van de industrie was geweest, voelde hij zich nu – zoals werd weerspiegeld door zijn politieke overtuigingen – het meest verraden door de federale overheid. Hij geloofde dat ppg en veel andere plaatselijke petrochemische bedrijven verkeerde dingen hadden gedaan, en dat het opruimen van de rotzooi een goede zaak was. Hij meende dat de sector uit zichzelf niet ‘het juiste’ zou doen. Maar hij wees de federale overheid nog steeds af.

Sherman omarmde kandidaten die alle belemmeringen voor de industrie wilden wegnemen en op het epa wilden bezuinigen. De Occupational Safety and Health Administration had het leven van werknemers als Sherman enorm verbeterd, en hij had ook waardering voor deze hervormingen, maar tegelijkertijd had hij het gevoel dat het werk nu grotendeels was gedaan.

In het leven van één man, Lee Sherman, heb ik beide kanten van de grote paradox weerspiegeld gezien – de noodzaak van hulp en een principiële weigering daarvan. Waarom verbindt hij zich, als slachtoffer van blootstelling aan gifstoffen en een vervuiler van openbare wateren, die zich er inmiddels trots op beroemt een milieuactivist te zijn, met de tegen datzelfde milieuactivisme gekante Tea Party? Niet omdat iemand hem hiervoor betaalde, althans niet rechtstreeks. Sherman zette die Tea Party-tuinborden uit eigen beweging neer.

Als Amerikanen in het verleden verhuisden, deden ze dat omdat ze op zoek waren naar betere banen, goedkopere woningen of zachter weer. Maar volgens het boek van Bill Bishop en Robert G. Cushing, The Big Sort, verhuizen mensen vandaag de dag vaker omdat ze bij mensen in de buurt willen wonen die hun gezichtspunten delen. Mensen zonderen zich af in emotioneel verschillend gekleurde enclaves – woede hier, hoop en vertrouwen daar. En hoe meer mensen zich beperken tot gelijkgestemd gezelschap, des te extremer hun ideeën worden. Volgens een Pew-studie uit 2014 over ruim tienduizend Amerikanen beschouwen de meest politiek betrokkenen in ieder kamp degenen in het ‘andere kamp’ niet alleen als verkeerd, maar ook als ‘zó misleid dat ze het welzijn van het land bedreigen’. In vergelijking met het verleden krijgt ieder kamp ook steeds vaker zijn nieuws aangereikt via eigen televisiekanalen – Fox News voor rechts, msnbc voor links. En zo wordt de kloof steeds breder.

Toen ik de sociale ambiance overzag van de rechts-georiënteerde mensen die ik had leren kennen – hun mening over bedrijven, de overheid, de kerk en Fox News – dacht ik na over deze paradox. Iedereen waar ik mee sprak had te kampen met heel veel vervuiling, en ondanks de stilte van bedrijven, politici en overheidsfunctionarissen was bijna iedereen zich daar helder bewust van. Voor sommigen, zoals Lee Sherman, was de blootstelling aan deze verontreiniging de allesbepalende ervaring van hun leven geworden. Voor anderen was het een zaak van voorbijgaand belang.

Terwijl velen het hadden over hun liefde voor het kapitalisme liet de dominante sector in de economie een gemengd verhaal zien. De olie-industrie was zwaar geautomatiseerd en nam zo’n vijftien procent van de arbeidsplaatsen voor haar rekening – en zelfs sommige van die banen gingen voor een lager salaris naar buitenlandse werknemers. De staat had grote bezuinigingen doorgevoerd in de plaatselijke werkgelegenheid en de sociale sector om bedrijven te lokken, maar in plaats van dat het geld ‘omlaag sijpelde’ stroomde een substantieel deel naar buiten. Tot op zekere hoogte was de gemeenschap de plek van de lokale productie geworden, zonder de plek van de lokale producenten te zijn.

Achter alles dat ik te weten was gekomen over hun kindertijd in de bayou en hun werk in de fabrieken, en over de bredere context – van industrie, staat, kerk, de reguliere media en Fox News – van de levens van degenen die ik had leren kennen lag, zo besefte ik, een dieper verhaal verscholen.

Zo’n ‘dieper verhaal’ is een verhaal dat voelt alsof het waar is. Ieder oordeel is eruit verdwenen. Alle feiten zijn eruit verdwenen. Het vertelt ons hoe dingen voelen. Zo’n verhaal stelt degenen aan beide zijden van het politieke spectrum in staat achterover te leunen en het subjectieve prisma te onderzoeken waardoor het kamp aan de overzijde de wereld ziet. Ik geloof niet dat we elkaars politieke overtuigingen, of die nu rechts of links zijn, zonder dat prisma kunnen begrijpen. Want we hebben allemaal een dieper verhaal.

In dit specifieke geval gaat het diepere verhaal over de verhoudingen tussen sociale groeperingen binnen de nationale grenzen van de Verenigde Staten. Ik heb dit diepere verhaal geconstrueerd om – in metaforische vorm – de hoop, de angst, de trots, de schaamte, de wrok en de ongerustheid te representeren in de levens van degenen met wie ik heb gepraat.

Je geld loopt weg in een zeef van progressieve sympathieën, waar je geen controle over hebt of het niet mee eens bent

Je staat geduldig in een lange rij die een heuvel op leidt, zoals bij een pelgrimage. Je bevindt je in het midden van deze rij, samen met anderen die eveneens blank zijn, ouder, christelijk en voornamelijk van het mannelijk geslacht. Sommigen zijn afgestudeerd en anderen niet.

Net over de heuvelrand is de Amerikaanse Droom, het doel van iedereen die in de rij staat te wachten. Velen aan het einde van de rij zijn gekleurd – arm, jong en oud, voornamelijk zonder diploma’s. Het is eng om achterom te kijken – er komen zovelen achter jou, en in beginsel wens je ze alle goeds. Maar je wacht hier al lang, je hebt hard gewerkt, en er zit nauwelijks beweging in de rij. Je verdient het om iets sneller vooruit te komen. Je bent geduldig, maar moe. Je aandacht is naar voren gericht, vooral naar degenen op de top van de heuvel.

De Amerikaanse Droom is een droom van vooruitgang – het idee dat je beter af zult zijn dan je ouders, net zoals zij beter af waren dan hun ouders – en gaat niet alleen over geld en bezit. Je hebt lange dagen gemaakt, bent ontslagen, en bent blootgesteld aan gevaarlijke chemicaliën op je werk, maar toch krijg je slechts een gereduceerd pensioen. Je hebt karakter getoond door de vuurproef te doorstaan, en de Amerikaanse Droom van welvaart en veiligheid is een beloning voor dit alles, die laat zien wie je bent geweest en wie je nu bent – het is een teken van eer.

De zon brandt en de rij beweegt niet. Of beweegt hij zich soms achteruit? Je hebt al jarenlang geen loonsverhoging meer gekregen, en er wordt ook niet over gepraat. Feitelijk is, als je geen diploma hebt, je inkomen de afgelopen twintig jaar gedaald.

Je hebt het slechte nieuws als een man gedragen, omdat je nu eenmaal een positief gestemd iemand bent. Je bent geen klager. Je telt je zegeningen. Je zou je familie en je kerk graag meer kunnen helpen, want daar ligt je hart. Je wilt graag dat ze je dankbaar zijn, omdat je ze zoveel geeft. Maar er zit geen beweging in de rij. En na al je inspanningen, en al je offers, begin je het gevoel te krijgen dat je vastzit.

Kijk! Je ziet mensen voordringen in de rij vóór jou. Jíj houdt je aan de regels. Zíj niet. Als zij voordringen, voelt het alsof jij naar achteren wordt geduwd. Hoe kunnen ze dat doen? Wie zijn zij? Sommigen zijn zwart. Via programma’s voor positieve discriminatie, gesteund door de federale overheid, krijgen ze voorrang voor plekken aan universiteiten, leertrajecten, banen, sociale uitkeringen en andere lucratieve zaken. Vrouwen, immigranten, vluchtelingen, ambtenaren – waar zal het eindigen? Je geld loopt weg in een zeef van progressieve sympathieën, waar je geen controle over hebt of waar je het niet mee eens kunt zijn. Dit zijn kansen die je zelf vroeger ook graag gehad zou hebben – en die had je moeten krijgen toen jij jong was. Dan zouden de jongeren van nu ze ook niet mogen krijgen. Dat is gewoon niet eerlijk.

Vervolgens word je wantrouwend. Als er mensen voordringen in de rij vóór je moeten ze door iemand geholpen worden. Maar door wie? Een man controleert de rij, loopt er langs heen en weer, en zorgt ervoor dat de rij ordelijk is en dat de toegang tot de droom eerlijk is. Zijn naam is president Barack Hussein Obama. Maar – hé – je ziet hem zwaaien naar de voordringers. Hij voelt extra sympathie voor hen die hij niet voor jou voelt. Hij staat aan hun kant.

Je bent er trots op Amerikaan te zijn. En iedereen die Amerika bekritiseert – nou ja, die bekritiseert jou. Als je niet langer trots kunt zijn op de Verenigde Staten via de president moet je je op een andere manier Amerikaan kunnen voelen, door je met anderen te verbinden die zich net zoals jij voelen – als vreemdelingen in hun eigen land.

Ik ga terug naar mijn nieuwe vrienden en bekenden in Louisiana om erachter te komen of dit diepere verhaal weerklank bij hen vindt. Als ik het aan Lee Sherman vertel, zegt hij: ‘Je hebt mijn gedachten gelezen.’

Het gevoel hebbend verraden te zijn door de federale overheid en zich met volle overgave tot de vrije markt wendend, vindt rechts het moeilijk de realiteiten onder ogen te zien waarmee het wordt geconfronteerd. Grote bedrijven zijn nog veel groter geworden, meer geautomatiseerd, mondialer en machtiger. Voor hen is productiviteit steeds vaker gebaseerd op goedkope arbeid in fabrieken in het buitenland, goedkope geïmporteerde arbeid in eigen land, en automatisering, en steeds minder op Amerikaanse arbeid. Hoe machtiger zij zijn geworden, des te minder weerstand ze hebben ondervonden van de vakbonden en de overheid. Derhalve hebben zij zich vrijer gevoeld om een groter deel van de winst ten goede te laten komen aan hun topfunctionarissen en aandeelhouders, en minder aan de werknemers.

Maar het is heel moeilijk een bondgenoot te bekritiseren, en rechts ziet de vrije markt als zijn bondgenoot tegen de sterke alliantie van de federale overheid en de voordringers. Zelfs Sherman, die veel leed heeft ondervonden door toedoen van Pittsburg Plate Glass, had aandelen in dat bedrijf en zei vol trots tegen me, toen ik hem vroeg hoe hij zich had gevoeld toen hij ontslagen werd: ‘Ik was boos en verbaasd, maar luister, ik heb niet alles verloren: ik bezat vijfduizend dollar aan aandelen!’

In de onverklaarde klassenoorlog, uitgedrukt in de vorm van een vermoeiend en uiteindelijk boos makend wachten op de Amerikaanse Droom, ontwikkelden degenen die ik had leren kennen een diepgewortelde haat jegens de bondgenoot van de ‘vijandige’ voordringers in de rij – de federale overheid. Zij haatten andere mensen omdat ze die overheid nodig hadden. Zij wezen hun eigen behoefte aan die overheid af – zelfs als het ging om het opruimen van de vervuiling in hun achtertuin.

Als hij veldwerk doet, gaat een socioloog normaal gesproken ergens heen en vertrekt dan weer, zonder de ambiance zelf te veranderen. Tegen de tijd van mijn tiende bezoek aan deze kern van blanke, christelijke, getrouwde mannen van middelbare leeftijd en ouder uit Louisiana ontdekte ik dat vrijwel iedereen die ik sprak hetzelfde ‘diepere’ verhaal had omarmd. Maar tegen het einde van mijn onderzoek had zich een grote verandering voorgedaan.

Ik vroeg aan mijn nieuwe vrienden en bekenden hoe zij tegenover Donald Trump stonden. Terugkijkend naar mijn eerdere onderzoek zie ik dat de hele ambiance als het ware vroeg om de opkomst van Trump, alsof er overal al met benzine was gestrooid voordat er een lucifer werd ontstoken. Drie elementen kwamen samen. Sinds 1980 voelde bijna iedereen van degenen met wie ik sprak dat hun economische basis wankel was geworden, een feit waardoor ze zich schrap zetten tegen iedere gedachte aan ‘herverdeling’. Zij voelden zich ook in cultureel opzicht gemarginaliseerd: hun ideeën over abortus, het homohuwelijk, de rol van mannen en vrouwen, rassenvraagstukken, wapens en de vlag van het Amerikaanse zuiden werden in de nationale media allemaal belachelijk gemaakt. Ze waren zich een belegerde minderheid gaan voelen. En boven op deze gevoelens kwam de neiging om zich op de sociale ladder ‘naar boven toe’ te identificeren met de planter en de oliemagnaat, en zich vervreemd te voelen van degenen die lager op de ladder stonden.

Trump is een ‘emotiekandidaat’. Meer dan welke andere presidentskandidaat van de afgelopen decennia ook richt Trump zich op het ontlokken en aanprijzen van emotionele reacties bij zijn aanhangers. Hij komt niet met gedetailleerde beleidsplannen. Zijn toespraken – waarin hij het heeft over dominantie, durf, helderheid, nationale trots en persoonlijke lotsverbetering – leiden tot een emotionele transformatie. Vervolgens wijst hij op die transformatie. Niet alleen roept Trump emoties op, hij maakt er ook een object van door dit aan zijn aanhangers terug te geven als een teken van gezamenlijk succes.

Zijn aanhangers rouwen om een verloren gegane levensstijl. Velen zijn ontmoedigd geraakt, anderen gedeprimeerd. Zij verlangen ernaar zich trots te voelen, maar hebben zich de laatste jaren vooral geschaamd. Hun land lijkt niet meer het hunne. In het samenzijn met anderen die er net zo aan toe zijn als zij zelf worden ze in vervoering gebracht door de belofte van Trump dat zij zich straks geen vreemden in eigen land meer hoeven te voelen.

Arlie Hochschild (1940) is een van Amerika’s meest vooraanstaande sociologen. Ze is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Californië, Berkeley. Tot haar bekendste boeken behoren The Managed Heart: The Commercialization of Human Feeling (1983), The Second Shift: Working Families and the Revolution at Home (1989) en The Outsourced Self: Intimate Life in Market Times (2012). Dit is een voorpublicatie uit haar recent verschenen boek Strangers in Their Own Land: Anger and Mourning on the American Right (The New Press), dat genomineerd is voor de National Book Award.


Vertaling: Menno Grootveld

Beeld: (1) Louisiana, Grand Isle, 2010. Burgers komen bij elkaar voor vuurwerk op de vierde juli. BP betaalt de kosten (Stuart Franklin / Magnum / HH); (2) Louisiana, 2010. De weg naar Venice werd zwaar geraakt door de BP-ramp (Peter van Agtmael / Magnum); (3) Louisiana, fabriek bij Baton Rouge, 2001)