
In de grote conflicten die er dit jaar in de wereld zijn uitgebroken lijken er alleen maar verliezers te zijn. Tussen Rusland en de Navo-landen begint zich een zinloze wapenwedloop af te tekenen, Europa snijdt zich met zijn sancties tegen Rusland in eigen vlees, Rusland raakt afzetmarkten en vrienden kwijt, en Amerika heeft zich, vergezeld door een stel westerse en Arabische bondgenoten, opnieuw in een dubieus oorlogsavontuur in het Midden-Oosten gestort. Toch is er een winnaar. Het is de klassieke derde hond die ras met het been heen loopt: China. In de vorige Koude Oorlog leek China een outsider. De grote tegenspelers waren immers de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, terwijl het China van Mao zich praktisch had opgesloten achter het bamboegordijn, dat alleen even werd opgetrokken voor inkomende fellow travelers en uitgaande revolutiemakers. Toch was het begin van het einde van die Koude Oorlog aan China te danken. Het begon met de verloedering van de relaties tussen de twee communistische reuzen. Een hevige botsing tussen de Chinese ‘revolutionairen’ en de Sovjet-Russische ‘revisionisten’ vertaalde Mao in het oprakelen van aanspraken op stukken van Siberië. Dit leidde in 1969 tot een bloedig grensconflict, dat bijna was geëscaleerd tot een atoomoorlog. Daarna besloot Mao Moskou als bondgenoot in te ruilen voor Washington. De reis van Nixon en Kissinger naar Peking in 1972 markeerde het einde van de bittere vijandschap tussen China en Amerika en het begin van het internationale isolement van de Sovjet-Unie.
Van China’s economische liberalisering na Mao profiteerden niet de Russen maar de Amerikanen. Toen Gorbatsjov in 1989 Peking bezocht om de relaties te normaliseren was het te laat. Twee jaar later stortte de Sovjet-Unie in. De Chinese communistische partij heeft die implosie minutieus geanalyseerd. Volgens haar was een van de oorzaken dat Moskou de sovjetbuitengewesten niet meer onder controle had. Dit verklaart mede waarom de Chinese autoriteiten keihard optreden tegen protestbewegingen in Xinjiang en Tibet en geen concessies willen doen aan de democratiseringsbeweging in Hongkong.
Onder Poetin begon het tussen Moskou en Peking weer te boteren. De eerste buitenlandse reis van de nieuwe Chinese president Xi Jinping was, veelbetekenend, naar Rusland. Ook bracht hij een demonstratief bezoek aan de Olympische Winterspelen in Sotsji, die door Obama en andere westerse leiders werden geboycot. Xi en Poetin hebben elkaar al negen keer ontmoet, waarschijnlijk een diplomatiek record. ‘Ik voel dat onze persoonlijkheden heel verwant zijn’, heeft Xi zich over zijn leeftijdgenoot (61) Vladimir laten ontvallen. Dat klopt. Xi en Poetin hebben veel gemeen: een autoritaire inborst, een bewezen vermogen om ongeveer alle macht naar zich toe te trekken, een bevolking die houdt van een sterke man, een antiwesters nationalisme, een nostalgie naar het roemruchte nationale verleden. Xi’s ‘Chinese Droom’ gaat over het herstel van China’s oude glorie als machtigste en beschaafdste land van de wereld. En Poetin heeft heimwee naar de dagen dat de Sovjet-Unie een wereldmacht was met een grote invloedssfeer, een rijk dat bestuurd werd door een krachtig regime dat geen oppositie duldde.
De zielsverwantschap tussen Xi en Poetin en het ‘strategische partnership’ tussen hun landen staan rivaliteit, conflicten en frustraties niet in de weg. Eeuwenlang heeft Rusland neergekeken op een land waarvoor het nu als grondstoffenleverancier een dienstbare rol speelt – een relatie die niet veel verschilt van die van China met tal van ontwikkelingslanden. Rusland is bang door China te worden overvleugeld. De grootste angst is dat het vrijwel lege Russische Verre Oosten eerst economisch en daarna misschien zelfs territoriaal wordt ingepikt door het volle China. Rusland is ook boos dat China met zijn grote wapenaankopen in Oekraïne op een goedkope manier in het bezit is gekomen van militaire technologieën van sovjetorigine.
De Russen zijn er evenmin van gecharmeerd dat de landen van Midden-Azië, die niet zo lang geleden nog deel uitmaakten van het sovjetrijk, steeds meer op Chinese vazalstaten beginnen te lijken. Hun olie en gas gaan naar China, terwijl de moderne Zijderoute, Xi’s lievelingsproject over een intensivering van de handel tussen Oost en West, zal lopen door Centraal-Azië. Dit tot verdriet van de Russen, die een soortgelijk project koesteren. China vindt het onprettig dat Rusland wapens levert aan India en Vietnam, landen waarmee de Volksrepubliek grensconflicten heeft lopen. En ook op zakelijk gebied zijn er soms heftige aanvaringen.
Maar over het algemeen zijn de gemeenschappelijke belangen van Moskou en Peking tegenwoordig groter dan de strijdige. Hun economieën zijn complementair. China heeft de energie van Rusland nodig, Rusland de maakproducten en het investeringskapitaal van China. En ze hebben dezelfde vijanden: behalve de politieke islam zijn dat steeds meer de Verenigde Staten en hun westerse bondgenoten. Dat schept een band. Vooral sinds de afsplitsing van de Krim is Poetin in China razend populair. Biografieën over ‘Poetin de Grote’, zo meldde The Wall Street Journal vorige week, vliegen in Peking over de toonbank. Hij wordt bewonderd als een leider die een vuist durft te maken tegen het arrogante Westen. Peking zou van Poetin ook kunnen leren hoe je het grote-mogendhedenmachtsspel moet spelen, want daarin is Rusland dankzij de ervaringen uit de sovjettijd veel bedrevener dan China.
Het is in het Westen bon ton om de schuld van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne en van de agressieve Russische houding tegenover het Westen aan het monster Poetin te geven. Graag wordt vergeten dat het monster enige reden had voor zijn monsterlijk gedrag: het oprukken van de Navo en de Europese Unie in oostelijke richting, de grote rol van het Westen in de kleurenrevoluties in de vroegere sovjetsatellietstaten Georgië en Oekraïne, de westerse hand in de nauwelijks verkapte staatsgreep in Oekraïne. Voor Poetin zijn dit onacceptabele pogingen geweest om Ruslands terugkeer tot de status van wereldmogendheid te fnuiken. Wie dit onzinnig vindt moet eens bedenken hoe het Westen zou hebben gereageerd als Rusland in West-Europa op dezelfde manier met regime change bezig was geweest als het Westen in Oost-Europa. Washington zou al lang tot actie zijn overgegaan.
Het uitwissen van ondergane vernederingen is ook het leitmotiv van Xi’s ‘Chinese Droom’. Hij gaat daarvoor echter een stuk verder terug dan Poetin. De Chinese krenkingen stammen uit de ‘eeuw der vernedering’, de era die begon met de Eerste Opiumoorlog (1839-1842) en eindigde met de stichting van de Volksrepubliek in 1949. De herinnering aan die periode, waarin China door de westerse mogendheden en Japan de ene vernedering na de andere werd toegebracht, is sinds het bloedbad van Tiananmen in 1989 van hogerhand enorm aangescherpt. Het gaat erom revanche te nemen voor de vernederingen van toen en al dan niet reële vernederingspogingen van nu te ontmaskeren, bijvoorbeeld de steun van westerse ‘anti-Chinese krachten’ aan de democratiseringsbeweging in Hongkong. Dit is een hoofdprincipe van de Chinese buitenlandse politiek geworden, even belangrijk als de oude axioma’s over antiseparatisme en niet-inmenging in andermans binnenlandse aangelegenheden. Deze laatste stelregels zijn vooral bedoeld om geen precedent te scheppen voor separatistische bewegingen in China zelf of voor buitenlandse inmenging in China’s eigen binnenlandse aangelegenheden in gebieden als Tibet, Xinjiang, Taiwan of Hongkong. Het niet-inmengingsbeginsel is echter aan behoorlijke slijtage onderhevig nu China als mondiale mogendheid wereldwijde belangen heeft gekregen en wereldwijde verplichtingen.
‘Val niet op en neem nooit de leiding’; overeenkomstig dit door de economische hervormer Deng Xiaoping gemunte motto heeft China zich op het wereldtoneel jarenlang bijzonder koest gehouden. Alle energie en middelen moesten immers worden gebruikt voor de economische ontwikkeling. China kon zich geen grote spanningen met het buitenland veroorloven, want het had het buitenland, de Verenigde Staten voorop, hard nodig. Als investeerders in China, afnemers van Chinese producten, leveranciers van grondstoffen en technologie en later ook als bestemming van Chinese investeringen en deviezenbeleggingen moesten de rijke landen in ere worden gehouden. En terwijl China nog altijd blijft groeien en over een paar jaar de grootste economie van de wereld zal zijn, blijft het volhouden dat het een ontwikkelingsland is dat zelfs niet in de schaduw van de rijke landen kan staan. Tegelijk steekt het als grootmacht zijn licht niet meer onder de korenmaat.
De omslag moet gekomen zijn rond de Olympische Spelen van 2008 in Peking. Dat oogverblindende, superspectaculaire evenement was China’s coming out als wereldmogendheid. Politieke en vooral militaire leiders vonden dat de tijd was gekomen om de wereld te laten merken dat het Rijk van het Midden zijn inzinking volop te boven was en zich nooit meer zou laten ringeloren. En zo begon China zijn aanspraken op eilanden in de Oost- en Zuid-Chinese Zee en op omstreden gebied aan de grens met India steeds meer kracht bij te zetten, posities in te nemen aan de kust van de Indische Oceaan, zijn marine en luchtmacht te moderniseren, ultramoderne zware wapens en instrumenten voor een non-conventionele oorlogvoering te ontwikkelen, systematisch cyberspionage te bedrijven, vestigingen van buitenlandse bedrijven die jarenlang in de watten waren gelegd beperkingen en straffen op te leggen, zijn internet nog beter af te schermen tegen westerse invloeden, zijn politieke systeem nog scherper af te zetten tegen de liberale democratie van het Westen. Ook eiste China een grotere vertegenwoordiging in de – door het Westen opgezette – internationale organisaties, terwijl het zelf politieke, financiële en economische internationale organisaties stichtte waarvan het Westen is buitengesloten. Een daarvan, de Shanghai Cooperation Organization (China, Rusland en vier Centraal-Aziatische landen, en binnenkort mogelijk ook India), kan zich ontwikkelen tot de Aziatische tegenhanger van de Navo.

Dit assertieve gedrag verbaast degenen die nog niet door hebben dat China weer terug is op het wereldtoneel, het verontrust degenen die bang zijn voor een wereld waarin China de eerste viool speelt en het maakt degenen die de Amerikaanse hegemonie willen handhaven furieus. Voor China is het niet meer dan logisch en rechtvaardig dat het de plaats weer inneemt waarop het een historisch recht claimt. Het probleem is dat die plaats intussen voor een belangrijk deel was bezet door een supermacht die haar invloed over de hele aardbol had uitgebreid: de Verenigde Staten. En dat de Amerikanen een offensief waren begonnen om de Chinese expansie in te dammen.
China wil niet langer dat de veiligheid van zijn zeeroutes afhangt van de Amerikaanse marine, dat de Amerikanen de Chinese soevereiniteit over de economisch en militair strategische Zuid-Chinese Zee betwisten, dat Washington militaire verdragen heeft met praktisch alle landen die altijd in de Chinese invloedssfeer lagen, dat het Pentagon de veiligheid garandeert van de ‘Chinese provincie’ Taiwan en van aartsvijand Japan – dat op zijn beurt bondgenootschappen smeedt met alle landen in de regio die zich door China bedreigd voelen. Kortom, tussen China en de Verenigde Staten heeft zich, hun hechte economische verwevenheid ten spijt, een confrontatie van formaat aangediend. Een confrontatie die in het beste geval zal uitlopen op een herverdeling van invloedssferen, in het slechtste geval op een grote oorlog, en in het vooralsnog meest waarschijnlijke geval op een onbeslist conflict dat zich voortsleept van incident naar incident zonder dat het tot een uitbarsting komt.
Xi Jinping is een meester gebleken in de salamiplakjessnijmethode: China onderneemt actie na actie om zijn aanspraken kracht bij te zetten, elke actie is te klein om de andere partij tot een grootschalige reactie te verleiden, maar al die actietjes bij elkaar versnijden uiteindelijk de hele salami, waardoor China beetje bij beetje zijn doel bereikt zonder dat het tot een oorlog komt. De Grote Oceaan, heeft Xi gezegd, is groot genoeg voor de VS en China samen. China is niet uit op de wereldhegemonie, heeft hij verzekerd, en ‘Thucydides’ val’ moet vermeden worden. ‘Het was de opkomst van Athene en de angst die dat Sparta inboezemde waardoor oorlog onvermijdelijk werd’, schreef de Griekse historicus over het uitbreken van de Peloponnesische Oorlog. Sinds 1500 is een heersende grootmacht vijftien keer door een opkomende macht uitgedaagd. Elf keer liep dat uit op oorlog.
In een orwelliaanse wisseling van bondgenootschappen staan Rusland en China nu samen tegenover Amerika. Die hervonden entente is voor iedereen zichtbaar in de VN-Veiligheidsraad. Vele jaren heeft China daarin slechts mondjesmaat zijn vetorecht gebruikt. Het vetorecord staat met 130 op naam van de Sovjet-Unie/Rusland, gevolgd door de VS met 83. De Chinezen daarentegen, bang om op te vallen, hielden zich gedeisd. Zelfs als ze tegen waren gaven ze de voorkeur aan stemonthouding. Sinds de Volksrepubliek in 1971 in de VN de plaats innam van Taiwan sprak ze slechts acht keer haar veto uit, waarvan sedert 2000 zes keer samen met Rusland. Vier van die gesneuvelde resoluties gingen over Syrië omdat ze volgens Moskou en Peking riekten naar westerse interventie. En toen begon het drama Oekraïne.
De annulering van het voorgenomen associatieverdrag met de EU was goed nieuws voor Kievs kersverse ‘strategische partner’ China, dat premier Janoekovitsj miljarden dollars had geleend en het oog had laten vallen op Oekraïne’s agrarische potentieel en gasvoorraden. China koopt van Oekraïne voornamelijk graan en wapens. Het tot nu toe enige Chinese vliegdekschip, de Liaoning, heette Varyag toen het nog voer onder Oekraïense vlag. De beroeringen die culmineerden in de afzetting van Janoekovitsj gingen in China niet ongemerkt voorbij. De Global Times, een agressieve krant die eigendom is van de partijspreekbuis Volksdagblad, zag er het bewijs in dat snelle politieke hervormingen slechts leiden tot bloedige chaos. Voor Xi Jinping was het een bevestiging van zijn overtuiging dat je de binnenlandse oppositie moet smoren nog voordat ze de kop kan opsteken. Sindsdien is Xi een nog fanatieker aanhanger van dit beginsel gebleken.
De Russische militaire bemoeienis met Oekraïne, de afscheiding van de Krim, de oorlog tussen Kiev en de separatisten, al deze gebeurtenissen brachten China in een lastig parket. Aan de ene kant vloeken ze met Chinese dogma’s over niet-inmenging en de handhaving van de nationale eenheid, aan de andere kant kan China zijn anti-Amerikaanse bondgenoot niet afvallen. Het Russische optreden in Oekraïne wil China geen interventie noemen, maar wat het dan wel is, daar laat Peking zich niet duidelijk over uit.
Natuurlijk kon China het referendum in de Krim over afscheiding van Oekraïne niet steunen, want dat zou bijna zijn neergekomen op het geven van toestemming voor een plebisciet over de onafhankelijkheid van bijvoorbeeld Taiwan, Tibet of Binnen-Mongolië. Maar vanwege de alliantie met Rusland kon China het Krim-referendum ook niet veroordelen. De verbale acrobatiek waarmee Chinese diplomaten zich uit dit onmogelijke dilemma redden is weinig politici gegeven. Ze gaven niemand gelijk, maar Rusland minder ongelijk, en ze onthielden zich van ieder commentaar op de ramp met vlucht MH17. Door de kool en de geit te sparen en zich op de achtergrond te houden slaagde China erin zijn eigenbelang het best te dienen. De geest van Deng Xiaoping leek te zijn weergekeerd.
China waarschuwde het Westen geen sancties te treffen tegen Rusland, omdat die tot een oncontroleerbare kettingreactie zouden leiden. De sancties kwamen er toch, en China kan er moeilijk rouwig om zijn. Want de Volksrepubliek is nu al de grote winnaar van de handelsoorlog tussen Rusland en het Westen. Europeanen die beweerden dat handelssancties Rusland zwaar en wellicht onherstelbaar zouden treffen, keken niet naar het oosten. Poetin wel. Wat het Westen niet meer van Rusland wenst te kopen, kan hij vaak met gemak kwijt aan China. Dit land, nu al de grootste consument van Russische olie, wordt ook de grootste afnemer van Russisch aardgas. China’s vraag naar gas is onverzadigbaar, niet alleen vanwege de behoefte aan steeds meer energie maar ook omdat men het gebruik van steenkool, verantwoordelijk voor twee derde van de opgewekte energie en voor het grootste deel van de luchtvervuiling, wil terugdringen.
En zo was na tien jaar redetwisten dankzij de westerse sancties een mega-deal met China (gasleveranties voor vierhonderd miljard dollar gedurende dertig jaar) snel beklonken. De Russen waren gedwongen de door de Chinezen geboden prijs, die lager was dan Moskou voorheen had geëist, te accepteren. Vorige maand gaf Poetin zelf het sein tot de aanleg van de vierduizend kilometer lange pijpleiding waardoor vanaf 2018 Russisch gas naar China zal stromen. Gas dat voor een groot deel de wereldmarktprijs van lpg gaat bepalen. Een nieuwe deal is al in de maak: de jaarlijkse levering van honderd miljard kubieke meter Russisch gas aan West-China. Ter vergelijking: Europa neemt van Gazprom 160 miljard kubieke meter af.
De Russische handel met China, dat met een aandeel van tien procent nu al Ruslands belangrijkste handelspartner is, neemt snel toe. In de Russische supermarkten beginnen Chinese producten de schappen te vullen waar tot voor kort producten uit Europa en Amerika stonden. Veel Russische bedrijven die getroffen zijn door westerse sancties betrekken nu hun technologie uit China. Verschillende grote gezamenlijke Chinees-Russische projecten staan op stapel. Op de effectenbeurs van Moskou gaan steeds meer transacties niet meer in Amerikaanse dollars maar in Chinese yuans.
Uit de breuk tussen Rusland en Oekraïne haalt China ook militair voordeel. De Volksrepubliek is de grootste wapencliënt van Oekraïne en de op één na grootste van Rusland. De militaire technologie die die twee landen niet meer aan elkaar kunnen verkopen slijten ze nu aan China, dat lagere prijzen kan bedingen. China dient zich aan als leverancier van militaire onderdelen die Rusland en Oekraïne vroeger van elkaar betrokken. En voor – vooral Afrikaanse – landen die geen wapens meer willen kopen van Rusland om het Westen niet tegen zich in het harnas te jagen, is China een uitstekend alternatief. De westerse reactie op de Oekraïne-crisis heeft de Russische beer dus in de klauwen van de Chinese draak gedreven zonder dat de draak er een poot voor heeft hoeven uit te steken. De Chinezen peinzen er dan ook niet over om gehoor te geven aan de Amerikaanse oproep om mee te doen aan de sancties tegen Rusland.
‘Oekraïne’ blijkt ook om een andere reden een zegen voor China: Obama’s Pivot to Asia wordt op de spaarbrander gezet. Vier jaar geleden besloten de Verenigde Staten hun militaire en economische aandacht te concentreren op het gebied waar de nu nog door Washington gedomineerde wereldorde het meest wordt bedreigd: de landen aan de westkust van de Pacific. Volgens deze rebalancing wordt zestig procent van de Amerikaanse militaire macht in dat gebied geconcentreerd, terwijl Washington de militaire banden met oude en nieuwe bondgenoten in de regio aanhaalt. Ook zou met elf landen aan weerszijden van de Grote Oceaan het Trans Pacific Partnership worden gesloten. Dit ttp, waarvan China niet formeel maar wel in de praktijk zou worden buitengesloten, zou de grote Amerikaanse bedrijven vrije toegang moeten geven tot de markten van de lidstaten. Maar de geheime besprekingen over de oprichting van het ttp lopen stroef, en de beginnende Koude Oorlog met Rusland zal Obama dwingen een nieuw front te openen, wat ten koste zal gaan van de Pivot to Asia. Amerika kan zich immers niet meer veroorloven op twee militaire fronten tegelijk actief te zijn.
En toch is dat precies wat er gebeuren gaat, want door de plotselinge opkomst van Islamitische Staat heeft Obama zich gedwongen gezien zijn besluit om de Amerikaanse militaire interventies in het Midden-Oosten af te bouwen, te herzien. Na het desastreus verlopen militaire optreden in Irak en Afghanistan zijn de Amerikanen, vergezeld door een groepje Europese en Arabische bondgenoten, weer terug in de regio. Niemand weet of de huidige bombardementen op IS-posities het voorspel zullen zijn tot een nieuwe grootschalige interventie. Maar dat deze oorlog de Pivot to Asia nog verder naar de achtergrond zal dringen is wel zeker. Tot vreugde van China.
De nieuwe militaire kruistocht in het Midden-Oosten komt China verre van ongelegen. Sinds de jaren negentig ziet de Chinese communistische partij de strijd tegen het terrorisme als essentieel voor het behouden van haar macht. Het binnenlandse terrorisme lokaliseert de partij vooral in de noordwestelijke provincie Xinjiang, het woongebied van de Oejgoeren. De meeste leden van deze onderdrukte Turkstalige moslimminderheid willen meer autonomie, een minderheid wil onafhankelijkheid. De partij behandelt iedere Oejgoer die zich in daad of geschrift voorstander toont van autonomie of onafhankelijkheid als een terrorist. Deze overkill heeft het echte terrorisme slechts in de hand gewerkt. De afgelopen anderhalf jaar zijn bijna vierhonderd mensen omgebracht bij terreuracties in Xinjiang en andere delen van China, waarbij messen de favoriete wapens waren. Met de veroordeling tot levenslang, vorige maand, van de Oejgoerse hoogleraar Ilham Tohti, wiens terrorisme bestond uit pleidooien voor meer respect voor de Oejgoerse cultuur, heeft de communistische partij de gematigde oppositie de doodklap gegeven. Waarschijnlijk was dat precies de bedoeling, want daardoor zal het verzet verder radicaliseren en kunnen verzetsmensen met nog groter gemak worden bestempeld als terroristen.
In 2001 sloot China zich graag aan bij Bush’ oorlog tegen het terrorisme. Daardoor kon China zijn eigen ‘terroristen’ in verband brengen met al-Qaeda, internationaal begrip kweken voor het harde optreden in Xinjiang en Oejgoerse onafhankelijkheidsgroepen geplaatst krijgen op de Amerikaanse lijst van terroristische bewegingen. In 2014 heeft zich een nieuwe dreiging aangediend, die opnieuw de Chinese leiders heel welkom is. In juli riep ‘kalief’ Abu Bakr al-Baghdadi zijn volgelingen op om ook in China tegen de onderdrukkers van de moslims ten strijde te trekken. Volgens een Chinese bron vechten ongeveer honderd Chinezen, vooral Oejgoeren, in radicale moslimgroepen in Irak en Syrië. De Iraakse regering beweert een Chinese IS-strijder te hebben gearresteerd. IS heeft China dus een excuus geboden om de Oejgoeren nog meedogenlozer aan te pakken. Het is een van de vele voordelen die de Chinese communistische partij weet te halen uit de onstuimige internationale ontwikkelingen.
Vorig jaar publiceerde Jan van der Putten China wereldleider? Drie toekomstscenario’s (Nieuw Amsterdam, 256 blz., € 19,95)
Beeld: (1) De Chinese president Xi Jinping neemt afscheid van de Russische president Poetin tijdens de conferentie ‘Interaction and Confidence Building Measures’ in Shanghai (Mark Rolsron / reuters). (2) President Xi Jinping en president Barack Obama voor hun bespreking tijdens de nucleaire top in Den Haag dit voorjaar (Kevin Lamarque / Reuters).