Het was tenslotte de eerste keer sinds het eerste onderzoek in 1980 dat het CBS zo'n grote daling had waargenomen van de veelvoorkomende criminaliteit (diefstallen, vernielingen, doorrijden na ongeval, geweldsdelicten). Sterker nog: het niveau van dit soort criminaliteit lag per hoofd van de bevolking weer op het niveau van 1980.
Beide beleidsmakers toonden zich echter voorzichtig. Docters van Leeuwen benadrukte dat er een toename was van de ernst van de geweldsdelicten en Sorgdrager bevestigde weliswaar dat er ‘signalen’ zijn dat het in de goede richting gaat, maar wilde nog geen relatie leggen met het gevoerde beleid. Wetenschappelijk onderzoeker A. Smit, werkzaam bij het onder Justitie vallende Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC), was even behoedzaam. Het was nog te vroeg om van een omgebogen trend te spreken, zei hij in Het Parool.
HET IS NATUURLIJK ook een hele omschakeling. Al decennialang heerst in Nederland onrust over toenemende misdaad. De verantwoordelijke politici en het gilde der criminologen hebben steeds daarop gereageerd met pogingen de stijging te relativeren. In de jaren zeventig volstond een enkeling met de mededeling dat wie dacht dat de misdaad in Nederland toenam ‘gewoon een ander ochtendblad moest lezen’. Later werd een toename wel erkend, maar zou de omvang ervan meevallen.
Een weerslag van die benadering is nog te vinden in de Index (het maandblad van het CBS) van september vorig jaar. Criminoloog Herman Franke spreekt hierin van de ‘Wet van de schrikbarende toename’ die al opgaat sinds de eerste statistici, ‘zeg maar de Neandertellers’, de misdaad registreren. Wie vaker en verfijnder telt, komt tot hogere aantallen, verzucht hij. Dus wat er met de cijfers ook gebeurt, ‘ze wijzen altijd op een toename van criminaliteit’.
In hetzelfde septembernummer van Index bestreed Pieter Duimelaar van het CBS de stelling dat Nederland steeds crimineler wordt, wat immers de teneur was van ‘veel artikelen in kranten en tijdschriften’. Wie naar de geregistreerde misdaad kijkt, schreef Duimelaar, ziet inderdaad een toename van maar liefst 14 procent in het aantal processen-verbaal, gemeten over een periode van twaalf jaar: in 1995 werden er 1,2 miljoen processen-verbaal uitgeschreven tegen 1,1 miljoen in 1984. Maar doordat de bevolking intussen was gegroeid, was er ‘per hoofd van de bevolking’ slechts sprake van een toename van 6 procent. En díe stijging kon weer grotendeels worden verklaard door de toegenomen bereidheid aangifte te doen, de groei van het aantal wetsdienaren, dubbeltellingen en de automatisering bij de politie. Kortom, concludeerde Duimelaar: ‘Nederland is door de bank genomen nog even veilig of onveilig als tien jaar geleden.’
Een nuttige analyse. Alleen: ‘veel artikelen’ hadden ook toen Duimelaar dit neerschreef al niet meer ‘de teneur’ dat de veelvoorkomende criminaliteit toenam. De media hadden bijvoorbeeld keurig doorgegeven dat in 1994 het aantal roofovervallen op winkels met ruim 8 procent was afgenomen vergeleken met het jaar ervoor, en in 1995 zelfs met 30 procent. In de regio Amsterdam/Amstelland daalt het aantal misdrijven al sinds 1992, zo werd hoofdcommissaris Nordholt al in juni 1996 geciteerd. En ten tijde van Duimelaars publikatie kwam in de krant dat in 1995 voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog het aantal processen-verbaal met ruim 5 procent was gedaald vergeleken met het jaar ervoor.
In de nieuwjaarstoespraken van dit jaar lieten de korpschefs van verscheidene politiekorpsen die cijfers terugkomen. Zo sprak de toen nog nauwelijks omstreden, fris benoemde Rotterdamse korpschef J.W. Brinkman van een ‘vrij spectaculaire daling’ van ‘woninginbraak, autocriminaliteit en andere persoonsgebonden criminaliteit’ in Rotterdam/Rijnmond: deze was in 1996 met maar liefst 27 procent gedaald.
Ook dit jaar zet die trend zich voort, blijkt uit de cijfers die de Amsterdamse politie op 5 mei bekendmaakte: vergeleken met dezelfde periode vorig jaar daalde in de eerste vier maanden van 1997 het aantal aangiftes van straatroof met 34 procent, dat van zakkenrollerij met 21 procent en van inbraken in bedrijven en scholen met 12 procent. Diefstallen uit auto’s en diefstallen van auto’s liepen terug met 6 procent. Wel groeide het aantal geweldsdelicten weer, met 10 procent.
WIE OP ZOEK gaat naar simpele verklaringen voor de dalingen, kan zijn eerste honger stillen bij het CBS: er worden domweg meer maatregelen tegen diefstal genomen. Had in 1992 nog 6 procent van de autobezitters een alarminstallatie, in 1996 was dat 11 procent. Ook toegenomen is het aantal extra sloten op de buitendeuren, het gebruik van buitenverlichting en de gewoonte het licht te laten branden bij afwezigheid. Andere mogelijke oorzaken, of een verband met het gevoerde beleid, geeft het CBS niet. ‘Daar komen we niet aan toe’, zegt CBS-onderzoeker H. Huys.
Bij het ministerie van Justitie hoef je daar evenmin voor aan te kloppen, zoals al uit de houding van Sorgdrager bleek. Zelfs niet bij de jury van de Hein Roethofprijs, die komende herfst voor de elfde keer wordt uitgereikt aan een effectief criminaliteitspreventieproject en die dit jaar zelfs een Europese pendant krijgt. Elk jaar worden er enige tientallen preventieprojecten aangemeld, vertelt J. Hoogendam, secretaris van de jury. Maar of en in hoeverre al die preventieprojecten nu werkelijk bijdragen aan de daling van de criminaliteit vindt ze ‘een heel moeilijke vraag’.
Willem de Haan, hoogleraar criminologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, hoedt zich eveneens voor stellige gevolgtrekkingen. ‘Alle te bedenken verklaringen berusten op speculatie’, benadrukt hij.
De Haan is, net als veel vakbroeders, gewend vooral de vermeende tóename van de criminaliteit te relativeren. Eind maart hield hij nog een lezing bij het Nederlands Centrum voor Sociaal Beleid, waarin hij mediaberichten over een ‘explosieve’ groei van de betrokkenheid van minderjarigen bij geweld in de juiste context plaatste.
Wat de daling van het aantal delicten betreft, zegt hij eerst de verandering in de CBS-cijfers - ruim 11 procent minder delicten - ‘niet noemenswaardig’ te vinden: ‘Die slachtoffer-enquête heeft de laatste jaren nooit een grote stijging laten zien. Hij vertoont nu even een dipje, maar kan volgend jaar weer zijn gestegen.’
Mocht de misdaad ‘wèrkelijk gaan afnemen’, dan weet De Haan echter wel enige mogelijke oorzaken. Naast de toegenomen ‘technische’ preventie kan de vergrijzing in Nederland een rol spelen: ‘Als het aantal jongeren in de samenleving afneemt, dan daalt ook de criminaliteit.’ Wat Amsterdam betreft kan ook de afname van het aantal toeristen, altijd een gemakkelijke prooi, een reden zijn. Verder noemt hij de gedaalde werkloosheid in Nederland als mogelijke factor.
De meningen over dat laatste zijn verdeeld. Zo stelde de Leidse hoogleraar J. van Dijk in zijn inauguratierede dat meer welvaart juist tot meer criminaliteit leidde. ‘Omdat er dan meer mogelijkheden zijn goederen te stelen’, legt De Haan uit. ‘Ikzelf denk dat de waarheid in het midden ligt. Als je kijkt naar het verleden van criminelen, speelt werkloosheid toch vaak een grote rol.’ Maar, nogmaals, alle genoemde verklaringen berusten op speculatie. ‘Je kunt in ieder geval niet zeggen dat het beleid zijn vruchten afwerpt.’
GELUKKIG IS de politie er zelf nog. Zo is volgens woordvoerder Ger de Jong van de politie Rotterdam/Rijnmond de criminaliteit in Rotterdam vooral afgenomen dankzij de actie Victor, die sinds juni 1995 loopt. De Jong: ‘Justitie, politie en bestuur werken sindsdien nauw samen aan een geïntegreerde aanpak van vooral de criminaliteit door drugsverslaafden. Opgepakte verdachten worden nu niet zomaar meer weggestuurd.’
Ook de Amsterdamse politiewoordvoerder Klaas Wilting heeft direct een verklaring voor de daling van het aantal aangiftes in de regio Amsterdam/Amstelland, zo'n 20 procent sinds 1992: ‘De politie is dichter bij de burger gekomen. Drie, vier jaar geleden is de reorganisatie van de Amsterdamse politie afgerond met de instelling van de wijkteams. De samenwerking met de burgers is sindsdien effectiever en we werken nu heel sterk projectmatig.’
Uit de rest van zijn antwoord blijkt overigens dat de ‘justitiële paradox’ nog altijd opgaat, zoals het verschijnsel onder criminologen heet: voor de politie is het gunstig te zeggen dat het goed gaat met de bestrijding van de misdaad, maar ook moet ze op gezette tijden laten weten dat er meer middelen nodig zijn om de misdaad te bestrijden. ‘We zijn nog absoluut niet tevreden’, zegt Wilting. ‘De cijfers moeten nog verder naar beneden. We zullen nog projectmatiger gaan werken, meer specialisten inzetten en nauwer samenwerken met de deelraden, zodat in het bestuur nog meer aandacht wordt besteed aan gevoelens van onveiligheid.’
DE AANPAK van de zo beroemde Bijlmer is één van die ‘projecten’ waar de Amsterdamse politie met enig recht tevreden over is. Het totale aantal aangiftes nam hier met 30 procent af sinds 1994. Het cijfer voor straatroof werd zelfs meer dan gehalveerd; het daalde van 1700 naar 800 aangiftes. Er zetelt zowaar een districtschef die vindt dat hij genoeg agenten in dienst heeft - 400 stuks voor heel Amsterdam-Zuidoost (zo'n honderd man meer dan er waren voor de komst van de Arena), ‘die bovendien allemaal op straat te vinden zijn’.
‘We zijn nu op een punt dat we zeggen: we moeten het hier maar mee doen’, zegt commissaris A.A. Smit in zijn kantoor aan de Flierbosdreef, dat uitkijkt op de nachtopvang voor drugsverslaafden. ‘Te veel agenten op straat kan ook weer averechts werken. Niet lang geleden liep het qua overvallen echt de spuigaten uit in het winkelcentrum De Amsterdamse Poort. Ik heb het toen vol politie gepompt, maar had de patrouilles niet meteen verminderd nadat de overvallen waren afgenomen. “Het zal hier wel onveilig zijn”, kreeg je toen te horen: “Er is nu zoveel politie op straat.”’
De verklaringen die Smit opsomt voor de daling van de criminaliteit in zijn district, komen neer op een veranderde filosofie bij de politie. ‘Laten we elkaar geen mietje noemen: toen ik twintig jaar geleden bij de politie kwam, heerste er de cultuur van: het is heel fijn hier, jammer alleen dat er ook nog burgers zijn. Amsterdam had zes bureaus voor de hele stad. Dan ging je echt niet op elk telefoontje af dat binnenkwam.
In die tijd stond de politie boven aan de dijk en sloeg ze alles neer wat omhoogkwam. Nu staan we onderaan en proberen we meer te voorkomen, zeker hier in Zuidoost. Voor de problemen rond de Antilliaanse jeugd, van wie er velen in de criminaliteit belanden, is er het project Unitur: jonge criminelen die zijn aangehouden krijgen de keuze tussen een “gewone” straf of het volgen van scholing, gekoppeld aan werk. Tot nu toe hebben we voor een paar honderd man kunnen bemiddelen. Natuurlijk valt een deel altijd terug, maar een aantal namen verdwijnt voorgoed uit onze computers.
Dan doen we aan schooladoptie: voor elke school in Zuidoost is een brigadier verantwoordelijk. Die schakelt de schoolinspectie in als het verzuim uit de hand loopt en benadert ook de rondhangende spijbelaars. Natuurlijk wordt hij of zij negen van de tien keer uitgelachen, maar soms blijft de boodschap hangen. Ik moet wel eerlijk zeggen dat de gemiddelde agent nog aan deze aanpak moet wennen.’
Alles bij elkaar genomen vindt Smit het terecht dat de politie de slogan ‘Amsterdam wordt veiliger’ uitdraagt. Deze valt te signaleren op posters met foto’s van misdadigers, met balkjes voor de ogen en een vermelding van de straf die ze hebben gekregen. ‘Daar kan een afschrikkende werking van uitgaan’, zegt Smit.
WILLEM DE HAAN heeft juist grote moeite met dergelijke boodschappen. ‘De politie kan die claim niet waarmaken. Zij verricht vooral symptoombestrijding, en dat is ook haar taak. We moeten niet meer van haar verwachten. Het publiek denkt echter dat de politie een schaap met zeven poten is. En de politie draagt aan dit beeld bij met dergelijke posters. Ze doet te weinig aan realistische voorlichting.’
De Haan deed zelf enkele jaren geleden onderzoek in de Bijlmer, waar hem bleek hoe moeilijk de problemen op te lossen waren. ‘Ik kwam tot de conclusie dat de groep echt notoire criminelen, jongens die herhaaldelijk ernstige misdaden begingen, zo'n 75 leden telde - veel minder dan de politie dacht. Ik kon niet begrijpen dat in een stad van 100.000 inwoners, waarin zoveel instanties zich met hulpverlening bezighielden, het onmogelijk was die groep adequaat aan te pakken. Die instanties werkten toen volledig langs elkaar heen. Inmiddels wordt hard gewerkt om een systeem op te zetten dat jonge criminelen individueel volgt, maar dat verkeert echt nog in de beginfase.’
Commissaris Smit ziet in de Bijlmer wel al enige vormen van ‘volgen’ ontstaan. ‘Bij ons op het bureau werkt nu iemand van de reclassering, met wie elke ochtend overlegd wordt. Dat is echt uniek, want de reclassering was vroeger toch de natuurlijke vijand van de politie. Ook laten we een notoire straatrover die vrijkomt tegenwoordig weten dat we hem in de gaten houden. Oké, zeggen we, je ben nu geen verdachte, maar je foto is in ons dashboard gegrift. Dat vinden ze heel vervelend en dat heeft effect.’
Smit is het wel weer eens met De Haan dat de politie wordt overvraagd. ‘We móeten wel meer doen dan onze oorspronkelijke taak’, zegt hij echter. ‘Van de zomer - de meeste overlast in de Bijlmer is nu eenmaal gekoppeld aan mooi weer - hing hier een grote groep jongeren rond. De eerste avond was er niets aan de hand, maar daarna veroorzaakten ze steeds meer overlast. Wij moesten eropaf in vechttenue, wat kwaad bloed zette.
Een volgende keer zullen we er in een vroeger stadium heen gaan en begrip proberen te kweken voor de omwonenden. We zullen er dan óók op wijzen dat we erg vervelend kunnen zijn. Pas als ze dan niet luisteren, zullen we niet terugdeinzen voor onze oorspronkelijke taak. Maar we kunnen het ons niet veroorloven dat moment af te wachten.’
ONDANKS ALLE positieve ontwikkelingen is in de Bijlmer het aantal gewelddadige incidenten onverminderd hoog, met in 1996 tien doden als gevolg. ‘Vorig weekend waren er weer vier of vijf steekpartijen. Verder zijn er veel rip deals en schietpartijen’, erkent Smit. ‘Maar meestal gaat het om incidenten tussen criminelen onderling. De gewone burger heeft daar geen last van. De meeste mensen denken daarbij toch: weer eentje minder.’
Omdat ‘tegen moord toch niet valt te surveilleren’, richt Smit de pijlen vooral op criminaliteit die het gevoel van onveiligheid bij burgers vergroot. Het is een nobel streven. Maar angst, zo blijkt uit de landelijke cijfers van - opnieuw - het CBS, laat zich niet gemakkelijk beïnvloeden door mooie criminaliteitcijfers. Want de mate waarin de Nederlanders onveiligheid ervaren is stabiel. Al sinds vijf jaar.
De criminaliteitsdip ‘tegen notoire straatrovers die vrijkomen, zeggen we tegenwoordig: je foto is in ons dashboard gegrift. dat werkt’
Cijfers over stijgende criminaliteit leidden altijd tot grote commotie. Maar nu ze dalen, staat iedereen met de mond vol tanden. Dat bleek onlangs weer bij de presentatie van de Amsterdamse cijfers over de eerste vier maanden van 1997.
VIER MILJOEN delicten zijn er vorig jaar gepleegd, een half miljoen minder dan in 1995. Minister Sorgdrager had trots kunnen glimmen toen het CBS begin dit jaar deze cijfers, gebaseerd op de jaarlijkse slachtoffer-enquête, presenteerde. Ook procureur-generaal A. Docters van Leeuwen, die eind april naar de cijfers verwees in het programma Buitenhof, had de kans kunnen grijpen zich op de borst te kloppen.
www.groene.nl/1997/23