De Canadese animator/striptekenaar Guy Delisle werkt al een kleine twee decennia aan een interessant, hoofdzakelijk autobiografisch oeuvre. Telkens als hij naar een ver land verhuist voor zijn werk, of omdat zijn vrouw, die voor een ngo werkt, wordt uitgezonden, kijkt hij goed om zich heen en doet hij verslag van zijn ‘avonturen’. Memoires in de vorm van een graphic novel. Dat deed hij in China (Shenzen), Noord-Korea (Pyongyang), Birma en Jeruzalem. Telkens is Delisle de ietwat verwonderde westerling, die als een moderne Kuifje zijn weg zoekt en vooral oog heeft voor absurde details. Met zijn nieuwe boek Gegijzeld slaat hij een andere richting in.

Gegijzeld is weliswaar nog steeds een ‘non-fictie-stripboek’, net als zijn vorige boeken, maar deze keer is de tekenaar eens niet zelf het hoofdpersonage. Delisle interviewde Christophe André, die in 1997 tijdens een humanitaire missie in de Kaukasus werd ontvoerd. André werkte drie maanden in Nazran in Ingoesjetië als financieel verantwoordelijke voor een ngo, tot hij op een nacht van zijn bed werd gelicht en werd meegenomen. Eerst dacht hij dat ze de sleutel van de kluis wilden hebben, die was namelijk net gevuld met de salarissen. Maar toen hij een tijdje in zijn pyjama op de achterbank van een auto zat en verschillende checkpoints was gepasseerd begon het besef te dagen dat hij was ontvoerd. Wat er dan met iemand gebeurt, lezen we in de volgende vierhonderd bladzijden.

Een verhaal van meer dan vierhonderd bladzijden waarin niets gebeurt?

Eigenlijk gebeurt er niet zo gek veel met Christophe; hij wordt vastgehouden op verschillende locaties, telkens spaarzaam gemeubileerd en stil. Soms zit hij met handboeien vastgeketend aan een verwarming, maar soms ook niet. Af en toe komt er iemand langs die wat eten brengt (meestal groentesoep) en iets roept in een vreemde taal. Verder is er geen contact met de buitenwereld. Het is met name die onzekerheid die aan Christophe knaagt: ‘Ik was inmiddels 24 uur weg. Genoeg tijd om een crisisteam op te zetten. Hooguit twee of drie dagen.’ Maar dat worden er meer, veel meer, namelijk 111 dagen.

Al die tijd weet hij niet of er contact is, of er losgeld wordt betaald en of hij ooit nog vrij zal komen. Hij zit alleen in een kamer, kan met niemand praten en zit feitelijk in een soort isolatiecel. Dan begint hij maar belangrijke veldslagen uit de Napoleontische oorlogen in zijn hoofd na te spelen. ‘Nicolas Devout, Frans maarschalk, de enige maarschalk van Napoleon die nooit werd verslagen’, vertelt hij tegen zichzelf, terwijl hij, vastgeketend aan de verwarming, op de grond zit. Is hij gek aan het worden, of is dit een goede manier om dat juist te voorkomen?

Bij Guy Delisle leidt niets af van waar het om gaat © Guy Delisle / Scratch

Gegijzeld is een bijzonder verhaal, omdat er bijna niets gebeurt. De spanningsboog, als daar al sprake van is, is de vraag of Christophe ooit vrij zal komen. Dat dat het geval is, weet je eigenlijk ook al. Hij is immers later geïnterviewd door Delisle. Toch blijf je lezen omdat de eenzaamheid en de monotone sleur van de gijzelaar hypnotiserend werken. Telkens dezelfde routine, maar steeds net iets anders dan de dag ervoor door een kleine verandering (‘Vanochtend mag ik me wassen. Dat was al zeker meer dan twee weken geleden’) of toch wat informatie van buitenaf die doorsijpelt door gefluister op de gang. De apathie en sleur maken van Gegijzeld een soort Oblomov-verhaal; de hoofdpersoon doet bijna niets, met het verschil dat dit in Gegijzeld niet zijn eigen keuze is. En toch blijf je maar lezen in dit anti-verhaal. Want er zal toch eens iets gebeuren? Na een dikke 350 bladzijden volgt de ontknoping. Maar de tocht naar de vrijheid is een toepasselijke, geruisloze anticlimax.

Delisle smeert de spaarzame informatie uit over veel bladzijden, maar dat is er niet één te veel. De tergend langzame dagen op de snikhete of ijskoude kamer waarin Christophe zit vastgeketend en dus alleen maar kan liggen piekeren – Christophe hierover: ‘Gegijzeld worden is erger dan in de gevangenis zitten. Dan weet je waarom je vast zit. Gegijzeld worden is een kwestie van pech hebben. Je kunt de dagen aftellen.’ Precies die ondraaglijke onzekerheid weet Delisle meesterlijk over te brengen. Je kunt je voorstellen wat voor impact een gijzeling heeft. Ook al krijgt hij elke dag te eten, wordt hij soms gewassen – de eenzame opsluiting is een soort hel.

Toch valt Gegijzeld niet helemaal uit de toon bij Delisle’s andere boeken. In Shenzen of Pyongyang kon hij weliswaar relatief vrij rondreizen om verslag te doen (onder begeleiding van een oplettende gids) maar toch leek de auteur daar ook opgesloten te zijn in een cocon. Weinig contact met de buitenwereld, behalve nu en dan een gesprek met een andere westerling. De Chinezen en Noord-Koreanen praatten niet met hem en hij bracht de avonden meestal alleen door op zijn hotelkamer. Net als Christophe voelde hij zich daar gevangen.

Waar Delisle in de eerdere boeken nog wel eens wilde uitpakken met sfeerbeelden van een exotische locatie, zo tekent hij in Gegijzeld geen lijn te veel. Christophe bevindt zich in een kale kamer zonder echte inrichting. Delisle tekent dit in een enigszins bibberige klare lijn. Niets mag afleiden van waar het om gaat: het grote niets dat een gijzeling is. Toen ik begon met dit boek had ik eerlijk gezegd mijn twijfels: een verhaal van meer dan vierhonderd bladzijden waarin niets gebeurt? Hoe houden de auteur en zijn lezer dit vol? Na de eerste bladzijde heb ik het boek niet meer weggelegd. Het hypnotiserende ritme van Christophe’s gijzeling pakt je vast en laat je niet meer los.