
Je kijkt je ogen uit en je oren klapperen er soms van. Zo bont is het schouwspel dat zich al een paar jaar afspeelt in sporthallen, voormalige kerkgebouwen of op het stadhuis. In ware explosies van bewustwording, burgerzin en betrokkenheid bij het lokale bestuur vliegt het verbaal en visueel alle kanten op. De bijeenkomsten heten Burgerinspraak, Burgertop, Burgerpeiling, Burgerraad, Burgerjury, G1000, D1000 of Stadsgesprek. Ze zijn georganiseerd door de gemeente, de gemeenteraad, door burgers of door een mix hiervan.
Op zaterdag 6 juni zat ik in de tot congrescentrum omgebouwde Zuiderkerk in Amsterdam op de Burgertop, waar tegen de 250 mensen uit vrije wil op af waren gekomen. Het eerste wat je hoorde was dat er een hashtag is: #Btop020. Het tweede was dat je aan een van de vele ronde tafels met acht tot tien stoelen eromheen moest plaatsnemen, als het ‘tafelthema’ je beviel. Er was vooraf een dertigtal thema’s bedacht en er was per tafel een moderator. Die beval dat de burgers aan de tafel moesten beginnen met een tekening van zichzelf te maken. En hup, daar werd gegrepen naar de viltstiften en de vellen papier. En hup, daar hing de eerste tong uit de mond, want men wilde daar echt zichzelf in leggen, als het ware. Er gebeurde verder niets mee, maar gezellig was het zeker.
Gezelligheid, dialoog, gesprek, dat was, zo sprak om tien uur oud-burgemeester Job Cohen, tegenwoordig bijzonder hoogleraar op de Thorbecke-leerstoel in Leiden, ook de bedoeling: met elkaar praten en wat experimenteren. In zijn oratie zei hij dat hij ook in zijn nieuwe hoedanigheid ‘de boel bij elkaar’ wil proberen te houden.
Was deze Burgertop ‘van onderop’ geregeld, de Burgerjury op het stadhuis van Rotterdam op 7 april was door b. en w. georganiseerd, in het bijzonder door de wethouders Joost Eerdmans en Adriaan Visser, in het kader van de grotere campagne Kendoe, wat weer een leuke woordspeling is op Change, yes we can. Men had een representatieve groep van 150 Rotterdammers uitgenodigd, die ook allemaal vol trots naar de prachtige Burgerzaal kwamen. Daar kregen ze van Eerdmans te horen: ‘U gaat ons de komende vier jaar begeleiden en beoordelen.’ Namelijk om de zes maanden, vier jaar lang.
Deze eerste avond was het vooral beoordelen, door via de eigen of de uitgereikte iPad of smartphone in sneltreinvaart een cijfer te geven aan honderd tot tweehonderd thema’s: veiligheid, verkeer, winkels, gezelligheid in de buurt, groen in de stad, you name it. Resultaten: iedereen vond Rotterdam er een stuk beter, veiliger en gezelliger op geworden, behalve dan de eigen buurt. Het scorebord vermeldde dat de meerderheid gekant is tegen hangjongeren, drugsverslaafden, verkeershufters en ook burenoverlast. En dat men wil dat de wijkagent blijft. Eerdmans kreeg zelf voor zijn veiligheidsbeleid maar krap een zesje. ‘Oké, een uitdaging!’
Waarom was gekozen voor deze variant op het uitslagendeel van het Eurovisie Songfestival dan wel de verkiezingsavond werd niet duidelijk. Er worden immers permanent burgerpeilingen gehouden, zeker in Rotterdam. Maar gezellig en spannend was het wel, en de bittergarnituur erna was, zoals altijd op het Rotterdamse stadhuis, voortreffelijk. Na de pauze werden de uitverkoren burgers verdeeld over thema’s die aan ronde statafels met elkaar en met een ambtenaar van de gemeente moesten worden besproken. Een vrouw zei verontwaardigd: ‘Wij in onze straat hebben verschrikkelijk veel last van al die feestvierende Antillianen. Die beginnen daar namelijk het liefst om middernacht mee. Hoe kunnen we dat veranderen?’ De ambtenaar keek wat paniekerig om zich heen en vroeg snel: ‘Heeft iemand een andere vraag over de veiligheid in de stad?’ Op de boze mevrouw na waren de meeste burgers vereerd dat ze erbij waren geweest, ook al duizelde het mij om half elf nog van de rapportcijfers en was niet duidelijk wat er met die tafelgesprekjes eigenlijk zou worden gedaan, gezien het losse en niet genotuleerde karakter ervan.
Burgers organiseren dus rondetafelgesprekken, gemeenten zoals Rotterdam doen het, waarbij Amersfoort de eer toekomt begin 2014 als eerste Nederlandse stad een kopie van het Belgische initiatief van David Van Reybrouck te hebben georganiseerd, een via loting samengestelde groep stadsgenoten bijeenbrengen en laten discussiëren ‘over wat men belangrijk vindt’. De rage heeft inmiddels ook de ‘tussenlagen’ in de gemeente bereikt, die van de gemeenteraadsleden zelf, van de gemeentesecretarissen en griffiers, en de ambtenaren.
Misschien was de D1000, op 1 juni in een sporthal in Apeldoorn gehouden, nog wel de opmerkelijkste. Alles was goed voor elkaar. Er liepen tientallen gastheren en -vrouwen rond met witte koksschorten voor met ‘D1000’ erop, er werd flink gecaterd. De sporthal was verdeeld in zes grote vakken, als op een veemarkt, overal waren tafels met, wederom, zes tot tien stoelen, met een moderator die de laptop in de aanslag had. Boven de vakken hingen borden met thema’s erop als: ‘Betrokkenheid’, ‘Communicatie’, ‘Experimenteren’, ‘Verbinden’, ‘Lef’. Het laatste thema luidde: ‘Er op uit!’
Er werd een videoclipje getoond en iedereen werd opgeroepen vooral veel naar de buitenwereld te twitteren, en ook veel ‘dromen, inzichten en conclusies’ naar de diverse megaschermen te sms’en. Dan zou er een top-tien van voorstellen ontstaan die aan het einde van de middag het Manifest van Apeldoorn zouden vormen. Mensen zonder smartphone of tablet bestonden in deze sporthal niet.
En ook hier grepen de circa vijfhonderd deelnemers direct naar viltstift en alle kleuren post-it-stickers om suggesties op te schrijven voor de verbetering van de lokale democratie, terwijl intussen op al die schermen ‘woordwolken’ verschenen van de meest genoemde verbeteringen in ofwel de politieke structuur van de lokale democratie, ofwel de mentaliteit van de bestuurders. Want de slogan van het platform G1000 luidt: ‘Op weg naar een andere democratie’. Een greep uit al die hartenkreten van gemeentelijke politici en ambtenaren: ‘Gepassioneerde nederigheid’, ‘Loop de burger niet in de weg!’, ‘De agenda van de straat op tafel in de raad’, ‘Duik in elkaars perspectief’, ‘Durven luisteren’, ‘Ja, tenzij’, ‘Ambtenaar 3.0’, ‘Verscheur het coalitieakkoord’, ‘Inwoners aan het stuur’, ‘Spring!’, ‘Verbinden is niet verboden’, ‘Vertrouwen is een werkwoord’, ‘Saba: Samen Aangepakt, Beter Af’. Het belangrijkste en ook meest gedeelde voorstel was het instellen van een via loting samen te stellen ‘burgertoetsraad’, naast de bestaande raad. >
En zo waart er een spook door Nederland. Het spook van de G1000, oftewel de ‘burgerbetrokkenheid’ bij het reilen en zeilen in de lokale politiek. In zijn eerste troonrede als koning sprak Willem-Alexander in september 2013 voor het eerst over de ‘participatiesamenleving’ die de ‘klassieke verzorgingsstaat’ aan het vervangen was, en hoe belangrijk het was dat de burgers zelf meer het heft in handen nemen. ‘Een land met een compacte en krachtige overheid, die ruimte geeft en kansen biedt waar het kan en beschermt als dat nodig is, zodat niemand tussen wal en schip raakt.’
De nieuwe koning sprak niet over veranderingen in het politieke stelsel van Nederland die nodig zouden zijn om die ‘participatiesamenleving’ goed te laten draaien. Alle pogingen daartoe waren in de vijftien jaar ervoor met succes getorpedeerd door de grote partijen. In de Nacht van Wiegel (1999) werd in de Eerste Kamer het correctief referendum afgewezen. In de Nacht van Van Thijn (2005) stemde in dezelfde Eerste Kamer de pvda tegen het wetsvoorstel tot het schrappen uit de grondwet van de door de kroon benoemde burgemeester. Minister van Bestuurlijke Vernieuwing Thom de Graaf (d66) trad af (en liet zich daarop benóemen tot burgemeester van Nijmegen).
De andere grote operatie van burgerbetrokkenheid volgde direct daarop, op initiatief van De Graafs opvolger Alexander Pechtold. Deze stelde een door loting samengesteld Burgerforum in dat een nieuw kiesstelsel moest opstellen. Dat rapport werd in 2006 aangeboden aan de opvolger van de intussen al weer afgetreden Pechtold, de vvd’er Atzo Nicolaï. En die had een diepe la waarin dat rapport verdween. En toen werd het lange jaren heel stil.
Tot in België schrijver en wetenschapper David Van Reybrouck in 2011 een ludiek-serieuze variant op de G8 en G20 lanceerde, de gelote G1000 van Belgen die misschien de politieke impasse in zijn land, waar men al langer dan een jaar bezig was een regering te vormen, konden doorbreken.
In Nederland had ‘de politiek’ het intussen al lang opgegeven om nog over politieke stelselwijzigingen te beginnen, ook de partij die in 1966 was opgericht voor het ‘opblazen van het bestel’. Na de afgang als coalitiepartner in het kabinet-Balkenende II deponeerde d66 ‘de kroonjuwelen’ – referendum en gekozen burgemeester – achter in het magazijn. Het gekke is dat de aanhang van de partij, die in 2006 op sterven na dood was, sindsdien alleen maar is gegroeid. d66-leider Pechtold heeft er, zo bleek deze zomer in een gesprek in NRC Handelsblad met Van Reybrouck, ook niets meer over te melden.
Het was een nieuwkomer in de lokale politiek, de burgemeester van Hilversum Pieter Broertjes, die een jaar na de troonrede over de ‘participatiesamenleving’ in september 2014 in de Ben Pauw-lezing gehakt maakte van het bestuurlijke stelsel in Nederland. Volgens hem zakt het politiek bestuur weg omdat uiterst onduidelijk is geworden wie nu eigenlijk waar over gaat. ‘Besluitvormingsprocessen zijn te ingewikkeld, er zijn te veel regels, te veel procedures en te veel actoren. In het woud van regels en procedures raken mensen de draad kwijt, niet alleen burgers maar ook bestuurders (…) Al met al is ons democratisch systeem inmiddels een dichtgeregeld oerwoud waarin alleen een smal pad overblijft. Dat pad moet verbreed.’
Broertjes pleitte voor drastische verduidelijking van de positie van de burgemeester, minder ambtenaarachtige raadsleden, meer betrokkenheid van de burger, al meende hij wel: ‘De bestuurders moeten het uiteindelijk doen, die moeten hun verantwoordelijkheid nemen.’ Hij riep op tot een totaal hernieuwde taaktoedeling tussen nationaal, provinciaal en lokaal.
Zowel Broertjes als bijvoorbeeld hoogleraar staatsrecht Douwe Jan Elzinga vond dat het kabinet-Rutte II gespeend was van elke ambitie op het gebied van bestuurlijke vernieuwing. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken stuurde begin 2015 weliswaar een nota naar de Tweede Kamer, Vitale lokale democratie: Richting en ruimte voor verandering, maar op de nog geen twintig pagina’s daarvan wemelt het van het woord ‘ik’, ik de minister, en ontbreekt elke vermelding van de mogelijkheid tot systeemwijzigingen, of andere al dan niet principiële politieke veranderingen in het bestuurlijk stelsel. Evenmin staat er iets in over de oorzaken van de blijkbaar veranderde verhoudingen tussen de burgers en de overheid.
Ondertussen leert het verbale en visuele spektakel van de ‘burgerbijeenkomsten’ dat ze voorzien in een behoefte. Er zijn wel ook kanttekeningen bij te plaatsen. Mijn eerste gedachte is dat de deelnemers daaraan het ‘hartverwarmend’ vinden om met andere min of meer gelijkgestemden rond die tafels te praten, in levenden lijve. Mij lijkt hierbij een rol te spelen dat door de sociale media iedereen in communicatief opzicht wel geëmancipeerd is omdat iedereen kan zenden, maar menigeen in de praktijk moet ervaren dat hij/zij niet meer is dan een keyboard warrior, een eenzame toetsentikker. Nu weet elke sociaal-psycholoog dat fysieke ontmoeting nodig is voor welk fundamenteel contact ook, en ook voor elk besluit van betekenis. De explosie van enthousiasme op zo’n dag is dan ook tekenend voor de digitale wereld van nu.
Een andere gedachte is dat Nederland bestaat uit burgers die polderen, vergaderen en het liefst altijd in een ‘proces van creatieve verandering’ zijn, onder leiding van een ‘kantelexpert’, die bij het platform G1000 consultant Harm van Dijk heet, met Jerphaas Donner als secondant. En al die viltstiften, vellen papier en gekleurde ronde plakkertjes om op flip-overs te plakken onder een o zo geweldig inspirerende stelling, die brengen je bijna in de waan dat heel Nederland is teruggekeerd naar de sociale academie uit de jaren zeventig. Dit is een vertekenend beeld.
De representativiteit is namelijk een groot probleem bij de meeste van dit soort bijeenkomsten. In Rotterdam zag het gezelschap er behoorlijk representatief uit, al zag ik ook daar maar één hoofddoekje. In elk geval waren hier ook lager opgeleiden aanwezig. En dat is bij veel burgertoppen, zoals in Amsterdam, niet het geval. Zo’n door burgers zelf georganiseerde inspraakbijeenkomst is een ‘festival van de elite’, zoals G1000-organisator Donner grif erkent. ‘Het is te talig, dus de hoogopgeleide goedgebekten zijn in het voordeel.’
Als ik een typering moet geven van de D1000-bijeenkomst in Apeldoorn, dan is dat het woord ‘welwillendheid’, en ook ‘veranderingsbereidheid’ misschien. Maar voor de houding van veel politici en ambtenaren uit de lagere overheden, en ook de centrale overheid, ten aanzien van al die burgerbetrokkenheid kies ik eerder de titel van een essay van Jacques de Kadt uit 1936: De deftigheid in het gedrang. Dat wil zeggen, ‘de zindelijke burgerheren’ van de oude politieke partijen voelen dat de gewone burgers mondiger zijn geworden. Maar het gedrag dat ik dit jaar het meest heb waargenomen is dat van de bestuurder die zegt: ‘Oké, kom binnen joh! Ja, joh, praat mee, lucht je hart! En ja, hier heb je wat budget voor die extra wipkip! Maar laat mij alstublieft op mijn troon zitten!’ Kenmerkend was een concluderende kreet op een bijeenkomst van de G1000-universiteit – die bestaat ook al – op 3 september in Leusden, van een lokaal politicus: ‘Het gaat om dialoog. Géén debat! En vooral géén politiek!’
Wat we nu wel hebben gekregen is de campagne Democratic Challenge, die een jaar moet duren en nu halverwege is. Bij de directie Burgerschap Informatiebeleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken werken een kleine honderd medewerkers. Een man die medeverantwoordelijk is voor die als prijsvraag vormgegeven ‘uitdaging’ aan de burgers om met voorstellen voor vernieuwing te komen heet Koos Steenbergen. Op het visitekaartje van deze bevlogen jonge ambtenaar staat: ‘Versneller Doe-Democratie’. Dat is niet alleen geestig, het is misschien ook wel treffend uitgedrukt, hij is een politieke ‘deeltjesversneller’. Want over het geheel mag het dus niet gaan, alleen over onderdelen van de lokale democratie, om die beruchte ‘kloof tussen burgers en politiek’ wat kleiner te maken.
Men lanceerde een website die zo bont is en popie-jopie dat hij wel wat weg heeft van de vroegere schreeuwslogan van omroep Veronica: ‘Veronica komt naar je TOE!’ Niettemin telde men half juli een honderdtal voorstellen, twee keer zo veel als gedacht. De datum van de Dragons’ Den – de beoordeling door experts zoals in die tv-programma’s over jonge ondernemers met hun ideeën – was 15 september, door de Verenigde Naties uitgeroepen tot Internationale Dag van de Democratie. Tot een collega opmerkte dat deze datum dit jaar ook Prinsjesdag betekende. Daarom werden die honderd voorstellen in oktober beoordeeld en becijferd.
De voorstellen zijn ook weer rijp en groen, roze en geel en pimpelpaars. Van het bouwen van apps voor het in kaart brengen van informatie over de eigen buurt, over vergunningaanvragen of het stemgedrag van raadsleden, tot een plan dat ‘de transitie naar een duurzame en solidaire economie met integraal stedelijk voedselbeleid wil stimuleren’. Sommigen willen hulp opzetten bij het lezen van een begroting, of expertise inroepen bij het opstellen van een ‘omgevingsvisie’. Er zijn voorstellen voor een ‘open innovatieplek’, voor een ‘democratic game’ voor het onderwijs, voor een ‘mediahuis met mondiale uitstraling’. Er is ook vraag naar advies over hoe die gevoerde stadsgesprekken een follow-up te geven, omdat na al het hartverwarmende enthousiasme de teleurstelling bij de deelnemers groot is als blijkt dat er niets mee is gedaan. Het voorstel ‘Z-battle’ luidt dat Zeist op zoek wil gaan naar ideeën onder de inwoners om de lokale democratie te bevorderen, want democratische vernieuwing is ‘een moderne ontwikkeling en verdient genoeg aandacht’.
Menig voorstel is zeer drastisch en politiek van aard. Uit Heerlen komt het voorstel van een ‘kiesbelasting’. In Groningen wil men ‘coöperatieve vertegenwoordiging’. Inwoners van Gouda willen ‘de politieke partijen opheffen’ en daarover graag advies ontvangen. En het voorstel ‘CitizinConnect’ wil een digitale netwerkdemocratie: ‘Taaie vraagstukken horen niet opgelost te worden door ambtenaren, maar door actief meedenkende burgers.’
Kortom, het werd wederom een gezellige dag, die ‘projectgaragedag’, waar het niet alleen ging om het pitchen en een prijsje winnen, maar ook om van elkaar te leren. Inzendingen die op elkaar leken werden ter plekke geclusterd. Zo werd het een ‘leeratelier’, waarbij Binnenlandse Zaken beloofde eventueel wat expertise te zullen leveren, want veel geld is er niet beschikbaar. De hele operatie Democratic Challenge heeft namelijk een budget van twee ton. Tja, dat is de prijs van twee of drie flexplekken in die mooie BZ-toren in Den Haag.
De vraag is kortom hoe serieus we deze pogingen tot revitalisering van de lokale democratie moeten nemen. Laten we er op twee manieren naar kijken, door een roze bril en door een ietwat donker gekleurde bril. De roze bril wordt, zo lijkt het, het meest gedragen door de pvda, de opvolgers van de zindelijke burgerheren. Job Cohen spreekt, als voorzitter van een consortium van vijf universiteiten dat onderzoek doet naar het fenomeen van de G1000, bij elke burgertop waar ik hem zag dezelfde geruststellende maar ook voorzichtig-waarschuwende woorden. Het is goed dat de burgers met elkaar in gesprek gaan, want we moeten de boel bij elkaar houden, maar het gaat om het managen van de verwachtingen. Te veel verwachten leidt tot teleurstelling.
Dat laatste blijkt namelijk uit de eerste uitkomst van onderzoekers uit zijn consortium: er is weinig tot niets wat erop wijst dat al die burgertoppen van de afgelopen paar jaar tot politieke resultaten in de betreffende gemeenten hebben geleid. Dat geldt in feite ook voor die roemruchte eerste G1000 in Brussel in 2011. Hoe mooi en uniek die ook was, de politiek heeft er niets mee gedaan. Op de site staat nu dat men de hoop houdt dat er ooit ‘een minister van Participatie komt’.
Je kunt al die burgerinitiatieven – alleen in Amersfoort telt men er al tweehonderd – zien als een positieve wens van burgers om betrokken te worden bij het reilen en zeilen in hun buurt of gemeente. De donkere bril zegt echter dat ze de chaos misschien wel vergroten. Volgens burgemeester Broertjes is ons democratisch systeem inmiddels ‘een dichtgeregeld oerwoud’. Als je al die burgertoppen en vernieuwingsvoorstellen bekijkt, kan de conclusie zijn dat er nog een oerwoud bij gaat komen, en dat de projecten de grootste kans van slagen hebben als ze gaan over niet-controversiële zaken, zoals groen duurzaam en afvalinzameling en misschien een burgerpanel af en toe. Maar over controversiële praktische kwesties, zoals arm-rijk, inspraak bij opvang vluchtelingen, is bij Binnenlandse Zaken geen voorstel ingediend. En op burgertoppen waar men het wil hebben over zaken als zorg of veiligheid stuit men op een muur van professionals die maar één boodschap hebben: bemoeien jullie je er niet mee, wat jullie nu opperen doen we al lang, en wij kunnen het trouwens ook veel beter. Dan blijft alleen wat sociaal fröbelwerk over of wat dingen met communicatie.
Wat ten slotte opvalt tijdens mijn rondgang door participerend en discussiërend Nederland is het gebrek aan theoretische vorming over sociale en politieke vraagstukken en vraagstukken van beïnvloeding en veranderingsprocessen in het algemeen. Er zijn immers ook andere routes naar verandering van de samenleving: verkiezingen, petities, lobbygroepen, sociale bewegingen, demonstraties, bedrijfsbezettingen, stakingen en zo meer. Over de almaar toenemende kracht van de lokale partijen wordt tijdens die burgertoppen niet gesproken, dat is een van de olifanten in de kamer. De behoefte onder de meeste burgerparticipanten is die aan depolitisering. En dat lijkt toch wel sterk op die deftigheid in het gedrang.
Het is ook typerend dat minister Plasterk tegelijk met die schamele twee ton voor de Democratic Challenge behalve aan Job Cohen en de zijnen ook opdracht gaf aan burgerschapswetenschappers Evelien Tonkens, Margo Trappenburg, Menno Hurenkamp en Jante Schmidt om de ‘spanningen tussen burgerparticipatie en de lokale politiek’ te onderzoeken. Hun recent verschenen rapport heet Montessori-democratie. Al die activiteiten in de huidige ‘doe-democratie’ lijken een beetje op de werkwijze van de Montessorischolen: leerkrachten laten leerlingen vrij om zich in eigen tempo te ontwikkelen. Maar die depolitisering, informalisering en ook juridisering van de gemeentepolitiek heeft ook grote nadelen, zoals willekeur en verdere marginalisering van minderheden.
Hun conclusie is om meer te investeren in ‘formele spelregels’ en meer ‘te sturen op versterking en vernieuwing van representatieve vormen van democratie’. Hoe, dat staat er niet zo duidelijk bij. Het klinkt dus nogal, eh, top-down en, eh, nogal erg pvda-achtig.
Intussen is de praktijk weerbarstig, om het zachtjes uit te drukken. Dat wordt ook duidelijk uit het eerder dit jaar verschenen onderzoeksrapport(je) 100 x 100: Het lokale bestuur in de netwerkdemocratie – Tientallen burgers staken een thermometer in hun lokale bestuur. Conclusies: er is volop aandacht voor burgerparticipatie, het verschil tussen woord en daad is groot, misschien groeit de ‘burgerkracht’ maar nog niet de ‘burgermacht’, het raadslid als ‘procesarchitect’ voor lokale democratische processen is nog ver te zoeken, de verwachtingen bij burgers worden wel steeds hoger.
Het is vooralsnog niet alleen de vraag of er een vervolg komt op die intussen tientallen burgertoppen, en hoe dat eruit zal zien, en wat die Democratic Challenge gaat opleveren. De vraag is ook hoe je deze ‘epidemie van burgerparticipatie’ moet zien in het politiek-historische scala van door burgers aangedreven veranderingen in de politiek en samenleving. En wat de grotere nationale en internationale krachten zijn die mede bepalen wat er op de begane grond in het dorp of het land gebeurt. Oftewel: moet de lokale politiek opnieuw worden uitgevonden? En zo ja, hoe moet die er dan uitzien?
Henri Beunders is hoogleraar ontwikkelingen in de publieke opinie aan de Erasmus Universiteit. Dit is deel 2 van een korte serie over burgerbetrokkenheid. Het vorige deel verscheen in De Groene van 5 november
De macht aan de burger
‘Burgerparticipatie’ is een ware rage in de wereld van het lokale bestuur. Henri Beunders staat in een miniserie stil bij de vraag hoe serieus de burgerinspraak bedoeld is. Is er wel voldoende nagedacht over de juiste vormen waarin overleg en inspraak gegoten moeten worden? Is burgerinspraak niet een fopspeen om echte veranderingen tegen te houden? Kortom, wat doen de goedwillende burgers en bestuurders om lokaal de democratische impasse te doorbreken?
Beeld: In het stadhuis komt de Burgerjury in Rotterdam bij elkaar, 7 april. In het midden vooraan Joost Eerdmans. Foto Jiri Buller / HH