25 jaar geleden schreef ik voor een klein tijdschrift, The National Interest, het essay The End of History?. Het was het voorjaar van 1989, en voor degenen onder ons die verwikkeld waren in de grote politieke en ideologische debatten van de Koude Oorlog was het een ongelooflijk moment. Het stuk verscheen een paar maanden vóór de val van de Berlijnse Muur, ongeveer op het moment dat de prodemocratische betogingen plaatsvonden op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking, en te midden van een golf democratische veranderingen in Oost-Europa, Latijns-Amerika, Azië en het onder de Sahara gelegen deel van Afrika.

Ik betoogde dat de geschiedenis (in brede filosofische zin) heel anders heeft uitgepakt dan sommige linkse denkers zich hadden voorgesteld. Het proces van economische en politieke modernisering leidde niet tot communisme, zoals marxisten hadden beweerd en de Sovjet-Unie had beleden, maar tot een bepaalde vorm van liberale democratie en een markteconomie. De geschiedenis, zo schreef ik, leek te culmineren in vrijheid: gekozen regeringen, individuele rechten, een economisch systeem waarin kapitaal en arbeid onder relatief bescheiden staatstoezicht konden circuleren.

Als we vanuit het heden terugblikken op dat essay, laten we dan eens beginnen met een voor de hand liggend punt: het jaar 2014 voelt heel anders dan 1989. Rusland heeft een bedreigend, via verkiezingen tot stand gekomen autoritair regime, gefinancierd door petrodollars, dat zijn buurstaten wil intimideren en gebieden probeert terug te winnen die verloren zijn gegaan toen de Sovjet-Unie in 1991 uiteenviel. China blijft autoritair, maar is de op één na grootste economie ter wereld geworden, en heeft zijn eigen territoriale ambities in de Zuid- en Oost-Chinese Zee. Zoals buitenlands-politiek commentator Walter Russell Mead onlangs schreef, is de ouderwetse geopolitiek weer helemaal terug en wordt de mondiale stabiliteit aan weerszijden van Eurazië bedreigd.

Het probleem in de huidige wereld is dat niet alleen de autoritaire machten in opkomst zijn, maar dat de bestaande democratieën het ook niet goed doen. Neem Thailand, waar het krakkemikkige politieke systeem vorige maand ten prooi is gevallen aan een coup, of Bangladesh, waar het systeem de speelbal blijft van twee corrupte politieke machines. Veel landen die succesvolle democratische veranderingen leken te hebben ondergaan – Turkije, Sri Lanka, Nicaragua – zijn teruggegleden in autoritaire praktijken. Andere landen, zoals recente aanwinsten van de Europese Unie als Roemenië en Bulgarije, worden nog steeds geplaagd door corruptieschandalen.

En dan zijn er nog de ontwikkelde democratieën. De VS en de Europese Unie hebben in de afgelopen tien jaar zware financiële crises doorstaan. Dat heeft tot bloedeloze groei en hoge werkloosheid geleid, vooral voor jongeren. Hoewel de Amerikaanse economie weer is gaan groeien zijn de voordelen niet evenredig verdeeld, en het langs partijlijnen gepolariseerde politieke systeem van het land is nauwelijks een glanzend voorbeeld voor andere democratieën.

Kan mijn hypothese van het ‘einde van de geschiedenis’ dus naar de prullenbak worden verwezen of moet ze op z’n minst grondig worden herzien? Ik denk dat de onderliggende gedachte grotendeels correct is gebleven, maar ik begrijp veel zaken nu beter, zaken die te maken hebben met de aard van politieke ontwikkelingen en die ik minder helder voor ogen had in de opwindende dagen van 1989.

Als je naar brede historische trends kijkt is het belangrijk je niet te laten afleiden door kortetermijnontwikkelingen. Het wezenskenmerk van een duurzaam politiek systeem is zijn duurzaamheid op de langere termijn, niet zijn prestaties in een bepaald decennium. Laten we eens beginnen te bekijken hoe dramatisch economische en politieke systemen de afgelopen twee generaties zijn veranderd. Op het economische front heeft de wereldeconomie een enorme stijging laten zien van de productie, die grofweg is verviervoudigd tussen begin jaren zeventig en de financiële crisis van 2007/08. Hoewel de crisis een flinke stap achteruit heeft betekend is het welvaartsniveau in de hele wereld op grote schaal en op alle continenten toegenomen. Dit is gebeurd doordat de wereld één groot systeem van vrijhandel en investeringen is geworden. Zelfs in communistische landen als China en Vietnam overheersen de regels van de markt en de concurrentie.

Ook in de politieke sfeer hebben enorme veranderingen plaatsgevonden. In 1974 waren er volgens democratiedeskundige Larry Diamond van Stanford University slechts zo’n 35 democratieën met een gekozen regering, wat overeenkomt met nog geen dertig procent van de landen van de wereld. In 2013 was dit aantal gegroeid naar ongeveer 120, oftewel ruim zestig procent van het totaal. Het jaar 1989 markeerde slechts een plotselinge versnelling van een bredere trend die wijlen Samuel Huntington, politiek wetenschapper van Harvard University, de ‘derde democratiseringsgolf’ heeft genoemd, een golf die vijftien jaar eerder was begonnen met veranderingen in Zuid-Europa en Latijns-Amerika, en zich later naar Azië en het onder de Sahara gelegen deel van Afrika zou uitbreiden.

De opkomst van een op de markt gebaseerde mondiale economische orde en de verspreiding van de democratie houden duidelijk verband met elkaar. De democratie is altijd gedragen door een brede middenklasse, en de gelederen van welvarende burgers met eigen bezit zijn de afgelopen generatie overal flink gegroeid. Rijkere, beter opgeleide burgers stellen over het algemeen meer eisen aan hun regeringen – en omdat ze belastingen betalen denken ze het recht te hebben publieke functionarissen ter verantwoording te roepen. Veel van ’s werelds meest hardnekkige bastions van het autoritarisme zijn olierijke staten als Rusland en Venezuela of de landen van de Perzische Golf, waar de resource curse (‘de vloek van de grondstoffen’) de overheden enorme inkomsten verschaft uit andere bronnen dan het volk zelf.

Maar zelfs als we rekening houden met het vermogen van olierijke autocraten om zich tegen veranderingen te verzetten, zijn we sinds 2005 getuige geweest van wat Diamond een mondiale ‘democratische recessie’ noemt. Volgens Freedom House, dat alom gebruikte maatstaven publiceert van politieke en burgerlijke vrijheden, is er de afgelopen acht jaar sprake geweest van een neergang van het aantal democratieën en de kwaliteit daarvan (waarbij het gaat om de eerlijkheid van verkiezingen, de vrijheid van de pers, enzovoort).

Het enige systeem dat de concurrentie­slag met de liberale democratie lijkt aan te kunnen is het zogenoemde ‘China-model’

Maar laten we deze ‘democratische recessie’ eens in perspectief bezien: hoewel we ons zorgen kunnen maken over autoritaire trends in Rusland, Thailand of Nicaragua waren al deze landen in de jaren zeventig ondubbelzinnige dictaturen. Ondanks de opwindende revolutionaire dagen op het Tahrirplein in Caïro in 2011 lijkt het erop dat de Arabische lente alleen in het land waar zij is begonnen – Tunesië – een echte democratie zal opleveren. Toch is het waarschijnlijk dat dit fenomeen op de langere termijn wel tot een verantwoordelijker Arabische politiek zal leiden. De verwachting dat dit heel snel zou gebeuren was gewoon onrealistisch. We vergeten dat het na de revoluties van 1848 – de Europese ‘Lente van de Volkeren’ – ook nog eens zeventig jaar heeft geduurd voor de democratie zich zou consolideren.

Op het terrein van de ideologie heeft de liberale democratie bovendien nog steeds geen echte concurrenten. Het Rusland van Vladimir Poetin en het Iran van de ayatollahs zeggen democratische idealen te onderschrijven, hoewel ze die in de praktijk met voeten treden. Waarom zouden er anders nep-referenda over ‘zelfbeschikking’ worden gehouden in het oosten van Oekraïne? Sommige radicalen in het Midden-Oosten mogen dromen van het herstel van een islamistisch kalifaat, dat is niet de keuze van de grote meerderheid van de mensen die in islamitische landen wonen. Het enige systeem dat de concurrentieslag met de liberale democratie lijkt aan te kunnen is het zogenoemde ‘China-model’, waarin een autoritair bewind is gemengd met een deels op de markt gebaseerde economie en een hoog niveau van technocratische en technologische vaardigheid.

Maar als je me vraagt of ik denk dat de VS en Europa over vijftig jaar meer op China zullen lijken of andersom, zou ik zonder aarzelen voor de tweede optie kiezen. Er zijn veel redenen om aan te nemen dat het China-model niet duurzaam is. De legitimiteit van het systeem en het aan de macht blijven van de partij berusten op hoge groeicijfers die eenvoudigweg niet vol te houden zijn als China de overgang maakt van een middeninkomen- naar een hooginkomenland.

China heeft grote, verborgen schulden doordat het land jarenlang zijn bodem en lucht heeft verontreinigd, en hoewel de overheid meer verantwoording aflegt dan de meeste autoritaire systemen zal de groeiende middenklasse van het land het huidige systeem van corrupt paternalisme waarschijnlijk niet meer accepteren als de tijden zwaarder worden. China projecteert niet langer een universalistisch ideaal tot buiten de eigen grenzen, zoals in de revolutionaire tijden van Mao. Met zijn stijgende ongelijkheidsniveaus en de enorme voordelen die mensen met politieke connecties genieten, vertegenwoordigt de ‘Chinese droom’ niets anders dan een route voor betrekkelijk weinig mensen om snel rijk te worden.

Dit alles betekent echter niet dat we tevreden kunnen zijn met de prestaties van de democratie in de afgelopen tientallen jaren. Mijn hypothese van het ‘einde van de geschiedenis’ had nooit de pretentie deterministisch te zijn en wilde ook geen simpele voorspelling zijn van de onvermijdelijke triomf van de liberale democratie over de hele wereld. Democratieën overleven en slagen alleen maar omdat mensen bereid zijn te vechten voor de rechtsstaat, mensenrechten en politieke aansprakelijkheid. Dergelijke samenlevingen zijn afhankelijk van leiderschap, organisatievermogen en geluk.

Het grootste probleem van samenlevingen die democratisch willen zijn is hun onvermogen om te bieden wat mensen van een overheid verwachten: persoonlijke veiligheid, gedeelde economische groei en de fundamentele publieke diensten (vooral onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur) die nodig zijn voor de verwezenlijking van individuele kansen. Pleitbezorgers van de democratie richten zich om begrijpelijke redenen op het beperken van de macht van tirannieke of roofzuchtige staten. Maar ze besteden niet genoeg tijd aan het nadenken over de vraag hoe je effectief moet regeren. Ze zijn, in de woorden van Woodrow Wilson, meer geïnteresseerd in het ‘controleren dan in het stimuleren van de overheid’.

Dit leidde tot het mislukken van de Oranje Revolutie van 2004 in Oekraïne, waarbij Victor Janoekovitsj voor het eerst ten val kwam. De leiders die via de betogingen van destijds kwamen bovendrijven – Victor Joesjenko en Julia Timosjenko – verdeden hun energie en tijd met interne ruzies en duistere deals. Als er een effectieve democratische regering aan de macht was gekomen, die de corruptie in Kiev zou hebben opgeruimd en de instellingen van de staat betrouwbaarder zou hebben gemaakt, zou die regering haar legitimiteit misschien in het hele land hebben kunnen vestigen, inclusief het Russisch sprekende oosten, lang voordat Poetin sterk genoeg was om in te grijpen. In plaats daarvan brachten de democratische krachten zichzelf in diskrediet en maakten ze de weg vrij voor de terugkeer van Janoekovitsj in 2010, waardoor de gespannen, bloederige patstelling van de afgelopen maanden mogelijk werd.

India is achterop geraakt door een zelfde soort achterblijven van de prestaties, in vergelijking met het autoritaire China. Het is zeer indrukwekkend hoe India sinds de stichting van het land zijn democratische karakter heeft weten te behouden. Maar de Indiase democratie ziet er – net als de fabricage van worstjes – bij nadere inspectie minder aantrekkelijk uit. Het systeem wordt geteisterd door corruptie en patronage; 34 procent van de winnaars van de recente verkiezingen in India hangt een strafzaak boven het hoofd, volgens India’s Vereniging voor Democratische Hervormingen. Daarbij gaat het onder meer over aanklachten wegens moord, kidnapping en seksuele intimidatie.

De rechtsstaat bestaat in India, maar is zo traag en ondoelmatig dat veel eisers overlijden voordat hun zaak voor de rechter komt. Het Indiase Hooggerechtshof kampt volgens de Hindustan Times met een achterstand van ruim zestigduizend zaken. In vergelijking met het autocratische China is ’s werelds grootste democratie volledig verlamd als het gaat om het inrichten van een moderne infrastructuur of het aan de bevolking leveren van fundamentele diensten als schoon water, elektriciteit of fundamenteel onderwijs.

In sommige Indiase deelstaten komt vijftig procent van de leraren niet op het werk opdagen, aldus econoom en activist Jean Drèze. Narendra Modi, een hindoe-nationalist met een zorgwekkend verleden van het gedogen van anti-islamitisch geweld, is door een indrukwekkende meerderheid van de stemgerechtigden tot minister-president gekozen, in de hoop dat hij op een of andere manier door alle nonsens van de routinematige Indiase politiek heen zal kunnen breken om écht iets gedaan te krijgen.

De natuurlijke geneigdheid van de mens om familie en vrienden te belonen is werkzaam in alle politieke systemen

De Amerikanen zien dikwijls minder dan andere mensen de noodzaak in van een effectieve overheid en concentreren zich liever op het inperken van het gezag. In 2003 leek de regering van George W. Bush te geloven dat een democratische overheid en een markteconomie vanzelf te voorschijn zouden komen in Irak zodra de VS de dictatuur van Saddam Hoessein hadden verdreven. Zij begreep niet dat deze instellingen het gevolg zijn van een interactie van complexe factoren – politieke partijen, gerechtshoven, eigendomsrechten, een gedeelde nationale identiteit – die zich in ontwikkelde democratieën in de loop van vele decennia en soms zelfs eeuwen hebben ontwikkeld.

Het onvermogen om doelmatig te regeren strekt zich helaas uit tot de VS zelf. De Amerikaanse grondwet, die is ontworpen om tirannie te voorkomen door diverse checks and balances op ieder bestuursniveau, is een ‘vetocratie’ geworden. In de gepolariseerde – en giftige – politieke atmosfeer van het hedendaagse Washington is de regering niet in staat gebleken slagvaardig op te treden. In tegenspraak met de beweringen van hysterici in beide kampen staan de VS voor een heel ernstig begrotingsprobleem op de langere termijn, dat echter oplosbaar is als er verstandige politieke compromissen worden gesloten. Maar het Congres heeft al verscheidene jaren geen begroting meer goedgekeurd en afgelopen najaar heeft de Republikeinse Partij de hele overheid gedwongen de deuren te sluiten omdat zij niet kon instemmen met het aflossen van schulden uit het verleden. Hoewel de Amerikaanse economie een bron van wonderbaarlijke innovaties blijft, is de Amerikaanse regering op dit moment niet bepaald een inspiratiebron voor de wereld.

25 jaar na dato is de ernstigste bedreiging van de hypothese van het ‘einde van de geschiedenis’ niet dat er een beter model bestaat dat op een dag in de plaats zal komen van de liberale democratie: noch de islamistische theocratie noch het Chinese kapitalisme is daartoe in staat. Als samenlevingen eenmaal in de lift van de industrialisering zitten, verandert hun sociale structuur op een manier die ervoor zorgt dat de eisen voor politieke participatie toenemen. Als de politieke elites deze eisen inwilligen, komen we vanzelf uit bij een of andere vorm van democratie. De vraag is of alle landen onvermijdelijk in deze lift zullen plaatsnemen.

Het probleem is de verwevenheid van politiek en economie. Voor economische groei zijn bepaalde minimumvoorwaarden nodig zoals afdwingbare contracten en betrouwbare publieke diensten, maar die fundamentele instellingen zijn moeilijk te verwezenlijken in situaties van extreme armoede en politieke verdeeldheid. Van oudsher zijn samenlevingen uit deze ‘val’ gekomen door historische toevalligheden, waarbij slechte zaken (zoals oorlog) vaak goede zaken (zoals moderne regeringen) hebben opgeleverd. Het is echter onduidelijk of de sterren iedereen altijd gunstig gezind zullen zijn.

Een tweede probleem dat ik 25 jaar geleden niet heb behandeld is het probleem van het politieke verval, waardoor een neerwaartse beweging ontstaat. Alle instellingen kunnen daar op de langere termijn onder te lijden krijgen. Vaak zijn die instellingen rigide en conservatief; de regels die beantwoorden aan de behoeften van de ene historische periode zijn niet noodzakelijk de juiste regels als de externe omstandigheden veranderen.

Bovendien worden moderne instellingen die zijn ontworpen om onpersoonlijk te zijn dikwijls in de loop van de tijd door sterke politieke spelers ‘overgenomen’. De natuurlijke geneigdheid van de mens om familie en vrienden te belonen is werkzaam in alle politieke systemen en zorgt ervoor dat vrijheden privileges worden. Dat geldt net zozeer voor een democratie (kijk maar naar de huidige Amerikaanse belastingwetgeving) als voor autoritaire systemen. In deze omstandigheden worden de rijken niet rijker door hogere rendementen op hun kapitaal, zoals de Franse econoom Thomas Piketty heeft betoogd, maar doordat zij een betere toegang tot het politieke systeem hebben en hun connecties kunnen gebruiken om hun belangen te bevorderen.

En ook de technologische vooruitgang levert niet iedereen evenveel voordeel op. Innovaties als informatietechnologie zorgen voor een verspreiding van de macht omdat zij informatie goedkoop en toegankelijk maken, maar ondermijnen ook laagbetaalde banen en bedreigen het bestaan van een brede middenklasse.

Niemand die in een gevestigde democratie leeft, mag gemakzuchtig zijn als het gaat om de overleving ervan. Maar ondanks het wel en wee op korte termijn van de wereldpolitiek blijft de kracht van het democratische ideaal enorm. We kunnen dit zien in de massale betogingen die onverwacht blijven opduiken van Tunis tot Kiev en Istanbul, waar gewone mensen van hun regeringen eisen hun gelijkwaardige rechten als mensen te erkennen. We kunnen het ook zien in de miljoenen mensen die ieder jaar wanhopig migreren van plaatsen als Guatemala-Stad of Karachi naar Los Angeles of Londen.

Zelfs als we ons afvragen hoe lang het nog zal duren, hoeven we niet te twijfelen over het soort samenleving dat aan het einde van de geschiedenis op ons wacht.


Francis Fukuyama is verbonden aan het Freeman Spogli Institute for International Studies van Stanford University en auteur van Political Order and Political Decay: From the Industrial Revolution to the Globalization of Democracy, dat op 1 oktober verschijnt bij Farrar, Straus and Giroux. Dit artikel verscheen in The Wall Street Journal

Vertaling: Menno Grootveld

Beeld: 11 november 1989, een nieuwe opening in de Berlijnse Muur (Gerard Malie/AFP/ANP).