De dagelijkse omgang op het Chinese internet is vaak vergelijkbaar met onze internetervaring in het Westen. Chinese internetbedrijven en vooral start-ups passen concepten van Amerikaanse internetbedrijven aan voor de Chinese markt, omdat buitenlandse spelers toch niet op de Chinese internetmarkt mogen meedingen. Baidu, bijvoorbeeld, is een Chinese zoekmachine die enorm op Google lijkt. Er is een Twitter-kloon (Sina Weibo) en er bestaan diensten die duidelijke kopieën van Facebook, Tumblr of eBay zijn.

Maar schijn bedriegt. Grafische of technische Chinese reproducties van westerse internetdiensten kunnen niet verhullen dat de Chinese maatschappij fundamenteel anders is dan de westerse. Digitale schandpalen die hun weerga niet kennen, moordende concurrentie, een vrijwel onbeperkte ambitie van totale controle over het nieuws en verspreiding van ideologie via games zijn aan de orde van de dag.

Vorige week beschreven wij hoe China op macroniveau het internet probeert te temmen. De handhaving van orde en stabiliteit is daarbij de hoofdreden voor de overheid om het internet nauw te reguleren. Vanwege de complexiteit van de digitale wereld zal die macrobenadering niet altijd het gewenste effect op microniveau hebben. Een kijkje naar het dagelijkse gedrag op het Chinese internet en de recente pogingen dit te reguleren, geeft een weerspiegeling van de Chinese maatschappij en haar omgang met internet. Vooral het gebrek aan regulering op microniveau leidt tot stuitende voorbeelden van gedrag en praktijken die wij in het Westen nauwelijks kennen.

Als de Chinese massa zich tegen je keert, is er een grote kans dat je met renrou sousuo te maken krijgt: je wordt digitaal helemaal uitgekleed en aan de virtuele schandpaal genageld. Letterlijk vertaald is dit een ‘menselijk vlees zoekmachine’, waarbij bijvoorbeeld een studente die sympathie uitte voor de Tibetaanse onafhankelijkheidsbeweging werd geïdentificeerd en haar ouderlijk huis met menselijke fecaliën werd bekogeld. Er zijn ook veel voorbeelden die eindigden in moord of zelfdoding. Zo bedenken gefrustreerde ex-vriendjes ondankbare verhalen over hun verloren geliefde, waardoor de virtuele bijenzwerm in actie komt en het leven van het slachtoffer blootlegt en ruïneert. Het gebrek aan privacywetgeving in China leidt ertoe dat een renrou sousuo vaak ongestraft blijft, terwijl Europese wetten voldoende afschrikwekkend zijn voor zulke groupthink.

Eenzelfde soort gebrek aan regulering met betrekking tot concurrentie van internetdiensten leidt er soms toe dat de internetgebruiker de dupe is van de strijd om klanten. Het Chinese Hoogste Volksgerechtshof buigt zich op het moment over een zaak tussen beheerders van de videodiensten Qihoo en Tencent, waar de computers van internetgebruikers het slagveld van de concurrentie werden. Tijdens de installatie van een nodige update van de ene dienst zou het programma van de andere concurrent automatisch van de computer van de gebruiker worden gewist. Tussen de diensten ontstond een wedloop om als eerste een nieuwe update ter beschikking te stellen, waardoor de gebruikers steeds hun programma’s, opgeslagen video’s en andere gegevens verloren. In Europa zou zulke moordende concurrentie niet mogelijk zijn door een groot vangnet van wetten, zoals die met betrekking tot consumentenbescherming, oneerlijke concurrentie, computervredebreuk, fraude en mogelijk ook mededinging.

De computers en andere digitale toestellen van internetgebruikers – die de eindpunten van het internet vormen – worden ook door de overheid gebruikt om maatschappelijke gedachten en internetgebruik te beïnvloeden. In 2009 deed de Chinese overheid een poging zogenaamde ‘Green Dam’-software te installeren op elk digitaal toestel dat werd verkocht. Officieel zou die ertoe dienen om kinderen te beschermen tegen schadelijke informatie, maar in realiteit is het een extra informatiefilter van de Partij. In een zeldzame gebeurtenis kwamen de Chinese internetgebruikers in opstand tegen dit voorstel en trok de overheid het project terug.

Een veel subtielere poging tot propaganda en gedachtenmanagement via computerspelletjes wordt wel door de Chinezen omarmd. De overheid ontdekte dat zij de nationale verslaving aan spelletjes kon gebruiken om haar agenda te bevorderen bij de bevolking. Zo zijn de Amerikaanse en Koreaanse online games inmiddels grotendeels vervangen door spellen als Resistance War Online, waarin de speler als commandant van het Chinese leger de binnendringende Japanse soldaten moet doden. Dit biedt een uitlaatklep voor de gefabriceerde haat jegens Japanners, die mede wordt gevoed door frequente schrikbeelden en propaganda op de staatstelevisie.

Volgens de Chinese regering hoort internet echter een spirituele tuin te zijn, die een gezonde plaats biedt voor de Chinese burger om informatie te verkrijgen en te doen circuleren, met als voornaamste doel het dienen van maatschappelijke harmonie en de realisatie van de ‘[Chinese Droom](htandmedia.wordpress.com:2013:05:06:the-chinese-dream-infuses-socialism-with-chinese-characteristics-with-new-energy)’ van orde en stabiliteit. Een niet-aflatende stroom beleidsdocumenten staat bol van grote woorden en verheven taalgebruik. Een sleutelbepaling hierin is een strikte controle over wie het nieuws mag brengen, en een verbod op nieuwsgaring en publicatie voor wie geen licentie heeft verkregen.

De Chinese Communistische Partij heeft controle over de verspreiding van nieuws namelijk altijd als een kerntaak beschouwd, en het internet heeft daar niets aan veranderd. Officiële kranten, persagentschappen en televisiestations mogen de nieuwsartikelen die ze schrijven verspreiden via hun eigen websites, maar de grote commerciële portals en andere online diensten die op het Chinese internet de dienst uitmaken, wordt niet toegelaten originele nieuwsberichten te publiceren. Een ingewikkeld netwerk van licentieverplichtingen die zowel gelden voor bedrijven als voor invloedrijke individuen zorgt ervoor dat een speler die deze regels schendt kan worden verboden het nieuws in de toekomst te brengen.

De groei van sociale media heeft – net zoals in Nederland – ervoor gezorgd dat incidenten vrijwel meteen in de publieke sfeer belanden. Met andere woorden, de Partij heeft het monopolie over de publicatie van feiten voor een groot deel verloren. Als gevolg van een aantal schandalen over voedselvergiftiging bestaat er bijvoorbeeld een actief netwerk van bezorgde Chinezen die elkaar op de hoogte houden van nieuws, geruchten en klachten over voedselveiligheid. Ook de Amerikaanse ambassade in Beijing doet mee door haar metingen van luchtvervuiling in Beijing via Twitter te publiceren. Merkwaardig genoeg zijn de Amerikaanse metingen altijd een stuk hoger dan de officiële meting die wordt gepubliceerd door de Chinese overheid.

Als antwoord op het verlies van controle over de vergaring en circulatie van nieuws en informatie heeft de Chinese overheid een aantal maatregelen bedacht. Zo moeten alle internetgebruikers zich verplicht met hun echte naam registreren en worden zij strafrechtelijk vervolgd als een feitelijk onjuist bericht meer dan vijfhonderd keer wordt gedeeld. Daarnaast bestaat er een centraal systeem van informatiemanagement: als het Beijing Internet Informatie Administratief Bureau contact opneemt met internetbedrijven om bepaalde informatie te wissen, kan een privaat gefinancierd leger van honderdduizend censoren in actie komen om het internet vrij te maken van de ongewenste informatie. Daarnaast wordt ook contact opgenomen met invloedrijke celebrity bloggers met het bericht zich niet te mengen in de discussie. Controle op internet wordt ook vereenvoudigd door nauwe banden tussen de bedrijven en de Partij. Talloze partijleden werken op belangrijke posities binnen de internetbedrijven, en een CEO van de Twitter-kloon Sina Weibo trouwde met de dochter van president Hu Jintao, om zijn loyaliteit te betuigen.

Uit deze voorbeelden blijkt hoe de Chinese overheid worstelt met het complexe internet, dat grotendeels privaat eigendom is en lak heeft aan de centralisatie die China zo gewend is. De oplossingen die China toepast, worden zwaar bekritiseerd in binnen- en buitenland. Toch lukt het China tot de dag van vandaag nog steeds een bepaalde mate van controle uit te oefenen over de informatiegaring en gedachtevorming van hun bevolking. Maar dit is ook deels het gevolg van het feit dat de meeste Chinese internetgebruikers niet bezig zijn met internationale mensenrechten en regels over informatie die buiten China worden opgesteld.

Rogier Creemers onderzoekt het Chinese internet- en mediarecht aan het Centre for Socio-Legal Studies aan de Universiteit van Oxford. Ben Zevenbergen onderzoekt het snijvlak van internet, recht en politiek aan het Oxford Internet Institute, tevens aan de Universiteit van Oxford. Dit artikel is het tweede in een serie van drie waarin ze inzicht bieden in hoe China worstelt met het internet