Dit stukje wordt een rotzooi, het is niet anders.
Gerechtigheid dat Hans Keller een documentaire over Kees Fens maakte. Die bleek daarop gewacht te hebben, maar kon de première en tv-uitzending niet meer meemaken. Wat het tegendeel van gerechtigheid is, een begrip waar de natuur niet om maalt. De film kon ik nog niet zien maar Kellers handen zijn vertrouwd – wat u kunt vaststellen dankzij de site van Het uur van de wolf. Vorige week zag ik op de Filmacademie Overgave, een mooie vierdejaars-documentaire van Joanna Wesseling over zes jonge nonnen, samenwonend in een Twents huisje. Wat had ik Fens graag over die film gelezen. En over het EK natuurlijk, want hij zag het hogere in het lage en andersom. Pijnlijk gemis.
Ook vorige week stond kleinzoon Koen, net vier, voor de deur met een bos bloemen. Omdat jullie voor me gezorgd hebben, zei hij, want het was het laatste van zijn wekelijkse vrijdagbezoeken: school roept. Voor ons begin van een ander soort gemis. Die term ‘zorg’ kwam natuurlijk van zijn ouders: hij kwam gewoon met ons spelen en leeft in de veronderstelling dat ook als hij er niet is onze vloer vol staat met giraffen, zebra’s en jaguars. Ten afscheid gingen we naar Artis, want Koen is, van veilige afstand, ook dol op echte dieren. Juichten zijn zussen als we daarheen gingen vanwege speeltuintjes en suikerspin, hij gaat gedreven op jacht naar al wat uit de Ark kwam. In de vlindertuin vonden we een dood exemplaar, wat hij voor kennisgeving aannam.
Terwijl hij toch, zei zijn moeder, een week eerder de dood werkelijk had ontmoet. Door Platvoet, een Amerikaans tekenfilm-dinosaurusje, mij geheel onbekend. Diens moeder gaat dood en waar hij om Bambi’s mama geen traan had gelaten, dit keer was hij ontroostbaar. Een uur had hij gehuild vanwege het feit dat ze, echt waar, nooit meer terug zou komen. Zoiets verschrikkelijks kon toch niet waar zijn, meende hij, maar hij moest eraan geloven. Zijn zussen gingen op die leeftijd anders om met dat probleem: die bestudeerden intensief mijn hand, constateerden dikke aderen, bruine vlekken en diagnosticeerden stralend: ‘Opa, jij gaat gauw dood.’
Eerst gauw dit stukje afmaken. Ter gelegenheid van de Münchense Prix Jeunesse, het leukste tv-festival op aarde, zond ZDF een reportage uit, waarin werd vastgesteld dat er in tv-fictie veel meer jongens- dan meisjeshelden rondlopen, terwijl meisjes minstens zo veel kijken en zich graag identificeren. Ook blijken in Zuid-Afrika zwarte kinderen vooral witte kinderhelden te aanbidden, wat deels met de dominantie van westerse schoonheidsidealen, deels met het tv-aanbod te maken heeft: zwarte helden krijgen ze nauwelijks te zien.
In dat Duitse programma kwam ook Jan-Willem Bult, hoofd van KRO’s Kindertijd voorbij. Die wist toen nog niet dat Genji, dramaproductie over de vriendschap tussen een blind meisje en een Chinees vriendinnetje dat een oude vechtsport leert, de Unesco-prijs zou winnen: film van Maarten Lebens (scenario) en Diederik van Rooijen (regie). Ook die film ken ik niet, maar het is een mooie gelegenheid om makers en KRO te feliciteren en vast te stellen dat Kindertijd de beste televisie is die die omroep maakt. Kijk bijvoorbeeld eens, als dat herhaald wordt, naar het prachtige Adriaan, vijfdelige serie waarin een jongetje de dood van zijn hond Stippie moet zien te verwerken. Een juweel van Janneke van der Pal en Mischa Kamp.
Een rotzooitje, dit stukje, maar met Stippies dood is het toch rond.