
Dat bleek een smakelijke vergissing. Harcourt-Smith vergreep zich aan zijn pupil en Bacon ging kopje onder in de Berlijnse vrijheden. Die fijne anekdotes kleuren steevast de biografie van Bacon, en geven stof voor de analyse van de obsessies die zo duidelijk in zijn werk te herkennen zijn. Bacon bleef een voorliefde houden voor verknipte, atletische, sadistische minnaars; zijn relaties waren dwangmatig, neurotisch en destructief, maar kennelijk voelde hij zich daar senang bij, in elk geval als kunstenaar. Hij vervatte de mix van agressie en liefde bijvoorbeeld in de jaren vijftig in bewerkingen van foto’s van verstrengelde worstelaars, gemaakt door Eadweard Muybridge.
In de jaren zestig raakte Bacon verslingerd aan de jonge crimineel George Dyer (1934-1971), een aantrekkelijke proleet waar hij de beleefdere kringen graag mee schokte. In 1971, daags voor de opening van Bacons retrospectief in het Grand Palais, Parijs, pleegde deze Dyer zelfmoord in de badkamer van het Hotel des Saint-Pères, een echte rotstreek. Bacon had Dyer al herhaaldelijk geschilderd, maar na diens dood deed hij dat met bijna spirituele ernst. In Amsterdam is nu één van die schilderijen te zien, het drieluik In Memory of George Dyer (1971).
Het is spijtig dat de drie doeken achter glas moeten hangen, want het is daardoor fysiek onmogelijk ze te zien zonder weerspiegeling. Het is ook nog eens zo dat Bacons schilderijen een bijzondere structuur hebben (hij schilderde op het onbewerkte linnen) en daar is nu eigenlijk niets van te merken. Toch is het een indrukwekkend gezicht. De herinnering aan Dyer is – als die worstelaars – vervormd. Op het linkerdoek tot een gevloerde, kermende bokser, op het rechter tot een portret en profil op een stele, weerspiegeld in een tafelblad, en in het midden tot de schim van een man in het donkere trapportaal van een hotel. Een kronkelende, gespierde arm strekt zich uit naar het slot van de kamerdeur.
Bijna spiritueel, zeg ik, want het lijkt me dat Bacon ondanks zijn verdriet en zijn diepe wortels in de kunsten – Van Gogh, Velázquez, Giacometti – toch altijd aan de kant van het aardse en het vleselijke stond, en in schilderijen als deze probeerde niet de spirituele dimensie, maar juist de werkelijkheid van zijn onderwerp te vangen. Die hele geschiedenis is intens, vol wreedheid en pijn, en toch is dit het werk van een man die kunst maakt door afstand te creëren. Het medium is de fotografie: veel van Dyers portretten waren bij zijn leven al afgeleid van foto’s, waardoor de schilder zijn onderwerp kon (ver)vormen zonder dat het onderwerp zich met die verandering kon bemoeien. Het kunstmatige van het kunstwerk dient als een valstrik voor alles wat subjectief is, zei Bacon: pas als die val dichtslaat blijft de werkelijkheid over.
Francis Bacon: In Memory of George Dyer. De Nieuwe Kerk, Amsterdam, t/m 30 maart.
Beeld: Janiek Dam