DE SÉANCE DIE Charles Darwin bijwoonde in januari 1874 in het huis van zijn broer Erasmus bracht de pionierende bioloog samen met Francis Galton, eugeneticus en een van de oprichters van de moderne psychologie, en de romanschrijfster George Eliot. Ze waren alledrie bang dat de opkomst van het spiritisme de voortgang van het wetenschappelijk materialisme zou tegenhouden. Ze waren niet onder de indruk van wat ze meemaakten - Darwin vond de ervaring ‘warm en vermoeiend’ en ging weg voordat er vonken werden waargenomen en geklop werd gehoord - maar ze zouden zich ernstige zorgen hebben gemaakt als ze de toekomstige carrière hadden gekend van een vierde deelnemer aan de séance, de classicus en psycholoog F.W.H. Myers.
Frederic Myers was de uitvinder van het woord ‘telepathie’ en de schrijver die het werk van Freud het eerst introduceerde in Engeland en werd later een van de oprichters van de Society for Psychical Research. Gesteund door een paar van de leidende figuren van die tijd, onder wie de Cambridge-filosoof Henry Sidgwick en Arthur Balfour, voorzitter van de Society en later minister-president, geloofden de parapsychologisch onderzoekers dat onsterfelijkheid van de mens een wetenschappelijk aantoonbaar feit zou kunnen blijken. Hun queeste naar een leven na het aardse leven werd voor een deel ingegeven door een afkeer van het materialisme. De wetenschap had een wereld blootgelegd waarin mensen niet verschilden van andere dieren en net zo goed in de vergetelheid raakten als ze stierven en uiteindelijk als soort zouden uitsterven. Voor vrijwel iedereen was dat idee onaanvaardbaar. Het werd niet geheel geaccepteerd door Darwin zelf en het bracht de bioloog en natuuronderzoeker Alfred Russell Wallace - door Darwin erkend als de mede-ontdekker van natuurlijke selectie - ertoe zich te bekeren tot het spiritisme. Wallace beweerde dat hij de wetenschappelijke methode niet afwees. Net als Sidgwick en Myers was hij ervan overtuigd dat de wetenschap kon aantonen dat de materialistische wereldvisie het verkeerd had.
Zeer vaak hadden deze Victoriaanse onderzoekers ook andere, meer persoonlijke beweegredenen. Vooraanstaande parapsychologen behoorden tot een elite die zichzelf beschermde tegen nadere bestudering middels een code van geheimhouding en gebruikten hun onderzoeken om aspecten van hun levens te onthullen, en dan weer te verhullen, die zij of hun cultuur niet kon of wilde accepteren. Voor Myers werd het zoeken naar bewijzen van leven na het leven een passie toen een getrouwde vrouw voor wie hij een diepe genegenheid had opgevat zelfmoord pleegde, waarna hij de rest van zijn leven probeerde om met de hulp van mediums met haar in contact te komen. Sidgwick zocht decennialang serieus naar een bewijs voor leven na de dood omdat hij vond dat zonder dergelijk bewijs er geen reden is om een moreel leven te leiden. Als de zichtbare wereld de enige realiteit is, schreef hij aan het slot van Methods of Ethics (1874), wordt de moraliteit ‘gereduceerd tot chaos’. Hij schrapte die passage uit volgende edities van het boek, maar veranderde nooit van mening. Sidgwick vreesde de onontkoombaarheid van de dood omdat de mens daardoor geen reden had om zijn verlangens in te binden - een gedachte die hem erg veel problemen moet hebben bezorgd, aangezien hij gedurende het grootste deel van zijn leven een deel van zijn seksualiteit lijkt te hebben onderdrukt.
Balfour werd geprezen om zijn gereserveerde afstandelijkheid. Toch begon de voormalige premier door zijn broer Gerald, die vroeger een Conservatieve minister was geweest en de politiek opgaf om het paranormale te bestuderen, aan wat uiteindelijk een correspondentie bleek te zijn met een sinds lang overleden vrouw, van wie hij volgens veel mensen ooit had gehouden. Balfours zogenaamde penvriendin communiceerde door middel van automatisch schrijven: teksten geproduceerd zonder bewuste sturing doordat een andere geest de pen lijkt te hanteren, wat een vehikel werd voor onverwerkt persoonlijk verlies en geheime liefdes.
Vanaf begin twintigste eeuw werden gedurende ruim dertig jaar tienduizenden van zulke scripts geproduceerd door verschillende mediums in verscheidene landen. Die scripts, bekend als de ‘kruis-correspondentie’ omdat ze naar elkaar leken te verwijzen, bevatten teksten die boodschappen zouden zijn van overleden parapsychologen, waaronder Sidgwick en Myers, die tezamen aantoonden dat er leven was na de dood. Naarmate er meer scripts verschenen, werd zelfs beweerd dat de doden de taak op zich hadden genomen de wereld der levenden te redden door middel van een eugenetisch post-mortem-experiment. Wetenschappers die ‘naar gene zijde’ waren overgegaan waren een uitzonderlijk menselijk wezen aan het creëren, een postuum ontworpen Messias-kind dat de mensheid zou verlossen van chaos en vrede zou brengen op de wereld.
Er werd inderdaad een kind geboren - het kroost van Balfours broer en het medium dat de teksten transcribeerde, de vrouw van een veel oudere man, die begon met automatisch schrijven onder de dekmantel van een pseudoniem nadat haar dochter al jong was gestorven - maar dat lijkt tot op late leeftijd niets te hebben geweten van de rol die hem was toegedacht, en dan nog kende hij niet de hele waarheid. Mede door een tijd bij MI6 (waar hij aan de zijde van Kim Philby werkte), gevolgd door een leven in een klooster, was de carrière van de veronderstelde Messias wat je noemt ongewoon. Maar hij had geen directe invloed op de wereld als geheel: die draaide gewoon door, met dezelfde conflicten en schommelingen als voorheen.

HET IDEE VAN dode wetenschappers die een eugenetisch experiment uitvoeren is al ongelooflijk genoeg. Maar het opmerkelijkste van dit alles - dat pas ruim honderd jaar nadat de scripts begonnen te verschijnen echt duidelijk werd - is de macht die wordt toegeschreven aan de wetenschap zelf. Terwijl het spiritisme zich ontwikkelde tot een populaire religie, compleet met een hemels ‘Zomerland’ waar de doden zonder zorg en verdriet leefden, beschouwde de intellectuele elite van paranormale onderzoekers haar queeste als een strikt wetenschappelijke onderneming. Maar als deze Victoriaanse onderzoekers zich tot de wetenschap wendden, was het om te zoeken naar een uitweg uit de wereld die de wetenschap had blootgelegd. Het darwinisme had een zinloos universum onthuld zonder menselijke betekenis; maar zin en betekenis konden worden hersteld, als de wetenschap maar kon aantonen dat de menselijke geest doorging met evolueren na de dood van het lichaam. Al deze onderzoekers hadden elk geloof in traditionele religie opgegeven. Maar ze konden niet ontkennen dat de mens behoefte had aan een zin van het leven, die vroeger door de godsdienst werd vervuld, en die het vertrouwen voedde dat wetenschappelijk onderzoek zou aantonen dat het menselijke verhaal verder gaat na de dood. Het kwam er dus op neer dat de wetenschap werd gebruikt tegen de wetenschap, en voor geloof in tovenarij.
Veel van wat de parapsychologen beschouwden als wetenschap zouden we tegenwoordig pseudo-wetenschap noemen. Maar de grenzen van wetenschappelijke kennis zijn vaag en verschuiven, en lijken alleen achteraf duidelijk. Er bestaat geen zuivere wetenschap die niet wordt beïnvloed door de grillen van het geloof. De parapsychologen gebruikten de wetenschap niet alleen om persoonlijk leed te verwerken maar ook om hun tanende geloof in de vooruitgang te versterken. Met name na de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog leek de gestage verbetering waarvan de meeste mensen dachten dat die zou voortgaan, te haperen. Wat in het verleden was bereikt, leek weg te vallen. Maar volgens de scripts was er geen reden voor angst of wanhoop. De wereld gleed dan misschien weg in anarchie, maar de vooruitgang zette door aan gene zijde. Veel van de parapsychologen geloofden dat ze niets méér deden dan laten zien dat de evolutie voortgaat in een post-mortem-wereld. Net als vele anderen, vroeger en vandaag, haalden ze twee geheel verschillende dingen door elkaar. Vooruitgang veronderstelt een of ander doel of een richting. Maar evolutie heeft geen van beide, en als natuurlijke selectie zou voortgaan in een andere wereld, dan zouden daar dezelfde willekeurige sterfgevallen en mislukte levens deel van uitmaken die we hier beneden kennen.
Het darwinisme is onmogelijk in overeenstemming te brengen met het idee dat mensen zouden zijn vrijgesteld van sterfelijkheid. In de theorie van Darwin zijn soorten niet onveranderlijk of eeuwig; er bestaat geen onneembare barrière tussen menselijke geesten en die van andere dieren. Hoe zouden dan alleen mensen kunnen overgaan naar een leven voorbij het graf? Als al het leven zou uitsterven op aarde, mogelijk als gevolg van klimaatverandering veroorzaakt door mensen, zouden zij dan omlaag kijken vanuit de na-wereld, alleen, naar de ruïnes die ze onder zich hadden achtergelaten? Wat het vooruitzicht van onsterfelijkheid betreft zullen alle bewuste wezens ongetwijfeld samen leven of sterven. Maar dan nog, hoe kan iemand zich voorstellen dat al die massa’s doden - niet alleen de generaties mensen die er zijn geweest maar ook de ontelbare diersoorten die nu zijn uitgestorven - voortleven in de ether, voor eeuwig?
De wetenschap kon deze parapsychologen niet geven wat ze zochten. Maar terwijl delen van de Engelse elite zochten naar een wetenschappelijke versie van onsterfelijkheid was er een vergelijkbare queeste gaande in Rusland onder de ‘god-bouwers’ - een sectie van de bolsjewistische intelligentsia die geloofde dat de wetenschap ooit, misschien al gauw, gebruikt kon worden om de dood te overwinnen. Onder de god-bouwers waren Maksim Gorki, Anatoli Lunacharsky, een voormalig theosoof die was aangesteld als commissaris van verlichting in het nieuwe sovjetregime, en de minister van Handel Leonid Krasin, ingenieur en volgeling van de Russische mysticus Nikolai Fedorov, die geloofde dat de doden met behulp van de technologie weer tot leven konden worden gewekt. Krasin was een sleutelfiguur bij de beslissingen over het bewaren van de stoffelijke resten van Lenin.
In Engeland was het verzwakt, maar in Rusland was het geloof in gestage vooruitgang helemaal verdwenen. Een complete beschaving was ingestort, en de geleidelijke verbetering die werd gekoesterd door liberalen was onmogelijk. Maar het idee van vooruitgang werd niet losgelaten. Integendeel, het werd geradicaliseerd, aangezien de nieuwe heersers van Rusland werden gesterkt in hun overtuiging dat de mensheid vooruitgaat door een opeenvolging van catastrofes. Niet alleen de maatschappij maar de menselijke natuur moest worden vernietigd, en pas daarna opnieuw opgebouwd. Mensen gingen niet over naar een nieuw leven aan gene zijde. Er was geen gene zijde. Als mensen doodgingen, keerden ze weder tot stof, net als andere dieren. Maar zo gauw de macht van de wetenschap volledig werd gebruikt, zo geloofden de god-bouwers, kon de dood worden overwonnen. Uiteindelijk kon de gehele mensheid uitkijken naar wetenschappelijk gegarandeerde onsterfelijkheid, maar het proces van technologische wederopstanding zou beginnen met het waardevolste menselijke wezen van allemaal: Lenin.

DE DICHTER Mayakovski verwoordde het gevoel onder bolsjewieken toen Lenins dood bekend werd gemaakt op 21 januari 1924: ‘Lenin, zelfs nu’, schreef hij, ‘is meer levend dan alle levenden.’ Voor Krasin was dat meer dan een dichterlijk hoogstandje. Kort na Lenins begrafenis publiceerde hij een artikel in de communistische krant Izvestia getiteld ‘De architecturale vereeuwiging van Lenin’. Na overleg met onder anderen Stalin en het hoofd van de geheime dienst Felix Dzerzhinski, die de begrafenis had georganiseerd, werd besloten Lenin te balsemen in plaats van het lichaam te begraven of cremeren. Krasin wilde dat Lenins mausoleum een plek werd die Jeruzalem en Mekka overtrof in grootsheid en betekenis. Eind maart werd de begrafeniscommissie die was opgericht om Lenins teraardebestelling te organiseren omgedoopt in het onsterfelijkheidscomité.
Lenins graftombe werd ontworpen door A.V. Shchusev, een architect die betrokken was bij de constructivistische beweging en werd beïnvloed door Kazimir Malevich, de oprichter van het suprematisme. Malevich beschouwde abstracte geometrische vormen als de belichaming van een hogere realiteit. In de overtuiging dat Lenins kubusvormige mausoleum een ‘vierde dimensie’ representeerde waar de dood niet bestond stelde hij voor dat Lenins aanhangers een kubus in hun huis kregen. Het voorstel werd aangenomen door de partij en er werden kubusvormige altaars voor de dode leider ingericht in ‘Lenin-hoeken’ in kantoren en fabrieken. Shchusevs ontwerp weerspiegelde Malevich’ geloof in de occulte eigenschappen van de kubus. Op een vergadering van de begrafeniscommissie in januari 1924 verklaarde Shchusev: ‘Vladimir Iljich is eeuwig (…) In de architectuur is de kubus eeuwig. Laat het mausoleum zijn afgeleid van een kubus.’ Vervolgens schetste hij een ontwerp gemaakt van drie kubussen en de commissie accepteerde het.
Ook Krasin was actief. In een toespraak op de begrafenis van een collega-revolutionair een paar jaar voor Lenins dood had hij zijn geloof verwoord dat in de toekomst revolutionaire leiders niet voor altijd dood zouden zijn: ‘Ik weet zeker dat de tijd zal komen dat de wetenschap al-machtig zal zijn, dat het mogelijk zal zijn een gestorven organisme te herscheppen en grote historische figuren te doen herleven. Ik weet zeker dat wanneer die tijd komt een van de grote figuren onze kameraad zal zijn.’ Met dat vooruitzicht construeerde Krasin eind januari 1924 een koelsysteem dat Lenins resten koud moest houden. Het wekt geen verbazing dat de primitieve cryogene technologie niet werkte. De huid van het gezicht werd donkerder, er verschenen rimpels en de lippen gingen uiteen. Krasin hield voet bij stuk en zei dat bevriezen kon lukken als er maar een betere vriezer werd geïmporteerd uit Duitsland en er dubbel glas werd geïnstalleerd. Maar het proces van ontbinding ging door, de neus begon zijn vorm te verliezen, een hand werd groengrijs, de ogen verzonken in hun kassen en de oren raakten verfrommeld.
Krasins vroege cryogene experiment had niet kunnen slagen. De popachtige facsimile die in elkaar werd gezet uit Lenins stoffelijke resten kon nooit nieuw leven zijn ingeblazen. Zelfs tegenwoordig, nu cryogene technieken veel geavanceerder zijn, is het proces van bevriezen uiterst schadelijk voor het lijk. Krasin wilde graag geloven dat het voortschrijden van kennis het voor de mensheid mogelijk maakte de dood te overwinnen, maar het enige dat de wetenschap deed was een levenloze dummy construeren. Toch bleven de god-bouwers ervan overtuigd dat de wetenschap ooit de dood zou verslaan. Toen Krasin en Lunacharsky een competitie aankondigden voor een ontwerp voor een permanent grafteken om de oorspronkelijke houten structuur te vervangen, specificeerden ze daarbij dat in het nieuwe mausoleum een ondergrondse kamer moest zitten waar de apparatuur kon staan die nodig was om Lenins lichaam te conserveren.
Lenins opgeborgen lijk werd herhaaldelijk opnieuw gebalsemd en het overleefde het sovjetregime. Er werden extreme voorzorgsmaatregelen genomen om de veiligheid ervan te waarborgen. Toen nazitroepen in 1941 Moskou naderden werd het lichaam geëvacueerd vóór de levende inwoners van de stad uit. In 1973, toen het Politburo besloot de partijdocumenten te vernieuwen, was de eerste partijkaart die opnieuw werd uitgegeven die van Lenin. Gedurende de laatste jaren van het communisme werd hij elke achttien maanden van een nieuw pak voorzien. Het proces van verjonging ging door na de communistische ineenstorting, en in 2004 werd gemeld dat Lenin er jonger uitzag dan hij in tientallen jaren had gedaan.
Er zat logica in de vereeuwiging van Lenin. Hij reageerde woedend op elke suggestie dat het bolsjewisme een nieuwe religie was; hij schreef in 1913 aan Gorki dat de poging om een nieuwe god te construeren een oefening in necrofilie was. Het was een scherpe observatie, maar Lenin stond niet zo ver van de god-bouwers af als hij graag dacht. Ook hij wilde de macht van de wetenschap gebruiken om het onmogelijke te bereiken - een materialistische versie van het aardse paradijs dat wordt beloofd in het vroege christendom. Het sovjetexperiment zou niet alleen een nieuwe maatschappij tot leven brengen maar zelfs een nieuw soort mens. Die visie werd gedeeld door H.G. Wells, die naar de Sovjet-Unie reisde om de bolsjewiekenleider te ontmoeten. Voor Wells was de nieuwe sovjetstaat meer dan een politiek experiment. Als jonge man had Wells geluisterd naar de lezingen van de ferventste aanhanger van Darwin, T.H. Huxley, en hij was ervan overtuigd dat de menselijke soort zou uitsterven tenzij een weldenkende minderheid de controle over de evolutie zou grijpen. De bolsjewieken leken precies dat te doen, en toen Wells in 1920 Lenin ontmoette vond hij de sovjetleider ‘zeer verfrissend’ - ‘een goed soort wetenschappelijk man’. Als de nieuwe sovjetstaat grote aantallen mensen vermoordde, schreef Wells, ‘deed ze dat met een reden en met een doel’. Als een van de intelligente weinigen gebruikte Lenin zijn dictatoriale macht om een nieuwe mensheid te vormen.
Toen hij in Rusland was om Lenin te bezoeken logeerde Wells in het appartement van Gorki, en daar ontmoette hij de partner van de Russische schrijver, een vrouw die door iedereen Moura werd genoemd, destijds dertig jaar oud, en voorheen de echtgenote van een Baltische landeigenaar die werd gedood tijdens de revolutie en een tijdlang de minnares van een van de officieuze Engelse afgezanten in Rusland. Zoals Wells zich herinnerde in een niet-gepubliceerd deel van zijn autobiografie, pas na zijn dood uitgegeven, sloeg er ‘een vonk van passie’ over tussen de twee en ze brachten samen de nacht door. Tien jaar later zou Moura zich bij Wells in Londen voegen en hoewel ze altijd weigerde met hem te trouwen of bij hem te wonen, werd ze zijn metgezel voor de rest van zijn leven. Wells had verhoudingen met veel opmerkelijke vrouwen, maar geen van hen trok hem zo aan als Moura Budberg.
Zij vestigde zich vervolgens in Londen, werd een van de mensen met de allerbeste connecties en positioneerde zich in het midden van een uitgebreid sociaal netwerk (en werd tussen haakjes de oud-oudtante van Nick Clegg). Voor Wells belichaamde Moura wat hij in zijn autobiografie beschreef als de ‘Minnaar-Schaduw’ - de donkere kant van de persoonlijkheid die zich onttrekt aan de bewuste kennis - en door zijn ontmoeting met haar ging Wells anders over zichzelf denken. Ze vertelde hem dat ze niet meer naar de Sovjet-Unie kon gaan omdat ze vreesde gearresteerd te worden - teruggaan zou haar vrijheid op het spel zetten, ja zelfs haar leven. Maar toen Wells in 1934 opnieuw naar de Sovjet-Unie ging - deze keer om met Stalin te praten - ontdekte hij dat Moura in het voorgaande jaar minstens drie keer in het land was geweest.
Hij reisde door naar haar geboorteland Estland en confronteerde haar met zijn ontdekking. Eerst ontkende Moura alles, maar toen vertelde ze Wells dat ze op hem was ‘gezet’ door de geheime dienst - net zoals ze op Gorki was gezet. Ze had geen andere keuze, legde ze uit: werken voor de geheime dienst was de prijs om te leven. Wells wilde niet accepteren dat Moura geen andere keuze had. Bestonden er geen dingen die men nooit moest doen in welke omstandigheden dan ook, daden die zo oneerbaar waren dat het beter was om te sterven dan ze te plegen? Moura was onaangedaan door Wells’ aanval en lachte en antwoordde hem met een wedervraag. Had hij niet biologie gestudeerd? Wist hij dan niet dat overleven de eerste levenswet was? Voor de soort, antwoordde Wells, niet voor het bewuste individu. Opnieuw lachte Moura, en ze liet de kwestie rusten.
Wells’ ontdekking van Moura’s verborgen leven leidde tot een geestelijke crisis die hij nooit helemaal te boven zou komen. In een onophoudelijke stroom propaganda had hij altijd volgehouden dat de wetenschap kon worden gebruikt om een nieuwe wereld te construeren - en tegelijk een hogere soort om in die wereld te leven. Zijn wetenschappelijke romans vertellen een heel ander verhaal. Wanneer de tijdreiziger naar de toekomst reist, in De tijdmachine, ontdekt hij een wereld die is gebouwd op kannibalisme en waarin de fijngevoelige Eloi blij lijken dat ze worden gekweekt als voedsel voor de brute Morlocks, en als hij verder reist in de verre toekomst treft hij een duister wordende aarde aan waar het enige leven groen slijm is. In The Island of Dr Moreau voert de visionaire vivisector afschuwelijke experimenten uit op dieren met het doel ze te herscheppen als mensen. Het resultaat is het lelijke, gekwelde ‘beest-volk’ - een parodie op de mens.
De fabels van Wells waren een vorm van automatisch schrijven: boodschappen uit zijn subliminale zelf die zijn bewuste geest verdrong. Ze leren een les die sterk in tegenspraak is met de les die hij zijn hele leven lang predikte: de toename van kennis kan mensen niet verlossen van zichzelf, en als ze de wetenschap gebruiken om de koers van de menselijke vooruitgang te sturen, dan zal het gevolg zijn dat ze monsters voortbrengen. Dat was Wells’ werkelijke idee, dat diep van binnen altijd werd ontkend en een groot deel van zijn leven alleen tot uitdrukking kwam in zijn wetenschappelijke romans. Moura liet deze ‘esoterische filosofie’ (zoals hij het later omschreef) los op het bewustzijn van Wells.
Hij vertrouwde haar niet langer en probeerde met haar te breken; maar hij had haar te hard nodig en moest accepteren dat hij niet het bewuste individu was dat hij dacht te zijn. Er bestond geen weldenkende minderheid die de controle kon grijpen over de evolutie, dat oneindige, ongeorganiseerde proces. Het was een openbaring die hem hopeloos maakte, een geestestoestand die wordt weerspiegeld in een van zijn laatste boeken, The Mind at the End of its Tether (1945). Maar dat is niet het hele verhaal, want Moura schonk Wells een geluk dat hij nooit eerder had ervaren, een stemming van serene aanvaarding die wordt uitgedrukt in The Happy Turning, eveneens geschreven tegen het eind van zijn leven, waarin hij niet langer worstelt om de wereld te veranderen maar peinst over ‘de onvergankelijke onontkoombaarheid van de schoonheid’.
Wells was naar sovjet-Rusland gegaan in de overtuiging dat daar een nieuw soort mensheid werd gecreëerd. Maar die mens werd nooit verwezenlijkt - het was een spook, nog onwerkelijker dan het ectoplasma dat vlugge goochelvingers opwekten tijdens spiritistische séances. Gorki, die geloofde dat mensen bijna zo ver waren dat ze goden werden, stierf een ellendige dood, waarschijnlijk vergiftigd op bevel van Stalin. Toen de god-bouwer te verzwakt was om zelf te schrijven, dicteerde hij zijn laatste notitie: ‘Het einde van de roman het einde van de held het einde van de auteur.’

DE HOOP DIE ertoe leidde dat Lenins lijk werd verzegeld in een kubistisch mausoleum is nooit opgegeven. Meer dan ooit wordt de wetenschap gezien als een techniek om het onverklaarbare te verklaren. De mislukte poging van Leonid Krasin om Lenins lichaam te conserveren is gevolgd door andere projecten voor technologische wederopstanding - waaronder verdere proeven met bevriezing. De Amerikaanse futurist Ray Kurzweil heeft een meer radicale benadering: hij stelt voor om niet het lichaam te doen weder-opstaan maar het in plaats daarvan te vergeten en geesten te uploaden naar cyberspace. In The Singularity Is Near: When Humans Transcend Biology stelt Kurzweil dat er een explosieve versnelling in de groei van wetenschappelijke kennis gaande is, waardoor mensen kunnen migreren naar een virtuele wereld die ze zelf hebben geschapen. In Transcend: Nine Steps to Living Well Forever vertelt Kurzweil ons al dat we ons kunnen voorbereiden op de onsterfelijkheid door een programma van vitaminesupplementen, een dieet, lichaamsoefeningen en preventieve medische zorg dat het leven zal verlengen tot het moment dat het voor ons mogelijk wordt het vlees achter ons te laten. Hoeveel hightech-nieuwigheid dit ook bevat, het is even ongelooflijk als het idee dat dode wetenschappers hard aan het werk zijn om de levenden te redden, of een cryogeen geconserveerde Lenin die wacht op het moment dat hij kan terugkeren in het leven en de wereldrevolutie kan ontketenen.
De fantasieën die bezit namen van de parapsychologen en de god-bouwers hebben ons tegenwoordig nog steeds in hun greep. Het bevriezen van onze lichamen of het uploaden van onze geesten naar een supercomputer zal ons niet verlossen van onszelf. Oorlogen en revoluties zullen onze bevroren resten verstoren, terwijl de dood ons zal achtervolgen in cyberspace - eveneens een domein van conflicten op leven en dood. De wetenschap vergroot de menselijke mogelijkheden uit. Ze kan hen niet verhinderen te zijn wat ze zijn.


John Gray, The Immortalization Commission: Science and the Strange Quest to Cheat Death verschijnt volgende week in vertaling (door Ruud van de Plassche) bij Ambo Anthos als Het onsterfelijkheidscomité.
Vertaling Rob van Erkelens