Londen – Hoe kan het, vraagt progressief Engeland zich in wanhoop af, dat Boris Johnson zijn intrek kan nemen in 10 Downing Street? Dat een politicus die een uiterst grillige relatie met de waarheid heeft het fameuze rijtjeshuis gaat bewonen waar in het verleden staatsmannen als William Pitt (vader en zoon), de hertog van Wellington, Benjamin Disraeli, William Gladstone en Winston Churchill hebben geresideerd?
Is ‘BoJo’ wel in staat om voor huiskat Larry te zorgen?
Of is de verkiezing een historische grap, gezien de faam van de man naar wie de ambtswoning is vernoemd? George Downing was halverwege de zeventiende eeuw de Britse ambassadeur in Den Haag, een machiavellist die de Hollanders en hun Republiek verachtte. Eerst was hij de gezant van de republikein Oliver Cromwell en na de restauratie onder Karel II werd hij opnieuw benoemd. Om zijn trouw aan de koning te bewijzen, liet Downing gevluchte Cromwell-getrouwen opsporen en terug naar Engeland sturen, de gruwelijke dood in.
‘Hij was uit op een nieuwe oorlog’, zo schrijft Peter Brusse in Ach, Engeland, ‘die de Republiek voor eens en altijd zou vernietigen.’ Dat lukte hem niet, maar wel was hij verantwoordelijk voor de Britse overname van New Amsterdam. In 1665 werd deze onruststoker en oorlogshitser door de Hollandse autoriteiten het land uit gezet. Terug in Engeland verdiende Downing een fortuin met bouwprojecten. Hij kocht enkele panden in een straatje bij St James’s Park: Downing Street.
De aanstaande bewoner heeft soms zijn Downing-momentjes, bijvoorbeeld wanneer hij de machthebbers op het vasteland, de eurocraten in dit geval, ergens ten onrechte van beschuldigt.
Vorige week nog hekelde Johnson, zwaaiend met een bokking, een Brusselse richtlijn aangaande het verpakken van deze vissoort, een regel die van Londense makelij bleek te zijn. Of door de EU te waarschuwen dat het mogelijk kan fluiten naar de 39 miljard pond die de brexiterende Britten hadden beloofd over te maken.
De bewering van enkele van zijn collega’s dat Johnson de EU heimelijk bewondert, doet eveneens denken aan Downing. Deze koesterde immers stiekem een bewondering voor de Verenigde Provinciën en bereidde de weg, zoals de historicus Lisa Jardine beweert in Going Dutch, voor de ‘machtsovername’ in 1688 door Willem III van Oranje. Deze episode uit de eilandgeschiedenis blijkt Johnson evenwel te zijn ontgaan, getuige diens opmerking na May’s Chequers-akkoord dat ‘onze leiders voor het eerst sinds 1066 buitenlandse heerschappij hebben geaccepteerd’.