Een houtsnede uit Strange News out of Essex or The Winged Serpent, een pamflet uit 1669 © Strange News out of Essex or The Winged Serpent

Het is nooit helemaal duidelijk geworden hoe de legendarische comeback van bioloog Thomas Henry Huxley precies klonk, in zijn debat met bisschop Wilberforce, in Oxford 1860. Een half jaar eerder had Charles Darwin zijn On the Origin of Species gepubliceerd, en hoewel hij het voorzichtig bracht en nog geen harde uitspraken deed over het ontstaan van de mens werd zijn evolutieleer door conservatieve en religieuze denkers meteen opgevat als een frontale aanval op de bijbel. Bisschop Wilberforce, een gerenommeerd orator, schreef een wegwerprecensie van zeventienduizend woorden – een longread – dus toen hij werd uitgenodigd om met Darwin-adept Huxley in debat te gaan, verkocht de zaal meteen uit. Wilberforce dacht dat hij zijn opponent in de touwen had, toen hij zijn betoog vinnig afsloot met de vraag wat Huxley zelf dacht: stamde hij via zijn grootvaders of zijn grootmoeders kant af van de aap?

De populaire versie was dat Huxley reageerde met: ‘Ik stam liever van een aap af dan van een bisschop.’ Zelf zei de bioloog dat hij zou hebben gezegd: ‘Als ik zou mogen kiezen tussen een afstammeling zijn van een aap, of van een man die zijn retorische gaven gebruikt om de waarheid te maskeren, dan kies ik voor de aap.’ Hoe dan ook, de zaal ontplofte en tenminste één vrouw viel spontaan flauw. Al kan dat ook aan de korsetten van die tijd hebben gelegen.

Als Darwins doorbraak de grootste geloofscrisis betekende in Victoriaans Engeland, schrijft historicus Simon Heffer in High Minds: Victorians and the Birth of Modern Britain, dan was het niet de enige. Verschillende prominente intellectuelen vielen eerder publiekelijk van hun geloof af, of bekeerden zich van de Anglicaanse kerk tot de katholieke (zoals de beroemde theoloog John Henry Newman). De opkomst van de bourgeoisie lokte arbeiders en boeren de kerkbanken uit, een wereld in die meer dan ooit betoverd leek – maar nu eens niet door geloof, maar door de wonderlijke, nieuwe verhalen van biologen en ontdekkingsreizigers. Hoe kon de autoriteit van de kerk stand houden? Heffer haalt de vrouw van weer een andere bisschop aan die over Darwin zei: ‘Ik hoop dat het niet waar is, en als het wel waar is, dan hoop ik dat niemand erover hoort.’

Precies in dit krachtenveld speelt Het monster van Essex zich af, de tweede roman van de Britse Sarah Perry (1979), een boek dat erom schreeuwt om door de bbc als heel fijne miniserie verfilmd te worden. De kerk wordt vertegenwoordigd door dominee William Ransome, die aan het hoofd van een geloofsgemeenschap staat in Aldwinter, een dorp in de ruige kustnatuur van Essex, in Zuidoost-Engeland. Een vriendelijke man, toegewijd aan zijn gezin, die greep op zijn gemeenschap probeert te krijgen als er, kort na een aardbeving, een paar mensen onder verdachte omstandigheden omkomen in het nabijgelegen estuarium.

Wat dacht Huxley zelf: stamde hij via zijn grootvaders of zijn grootmoeders kant af van de aap?

De dorpslieden hebben een verklaring: het is het monster van Essex, een prehistorische draak of slang of zeemonster die in de Middeleeuwen het gebied al teisterde. De houtbewerking in de oude kerk herinnert er nog aan. Het maakt Ransome’s kudde zowel bijgelovig als modern. Bijgelovig, omdat ze direct aan een boom op het dorpsplein talismannen hangen. En modern, omdat ze er de hand van Darwin in zien, dat wil zeggen dat ze een link leggen naar de geologie en de evolutieleer, en denken dat de aardbeving een wezen uit vroegere tijden heeft bevrijd uit de grond.

Op deze kwestie komt Cora Seaborne af, amateur-geoloog, de echte heldin van het verhaal. Ze komt uit de betere society van Londen, haar man is net overleden – ze is er niet rouwig om. Wat hij haar precies aandeed wordt niet benoemd, maar nog los van het fysieke aspect is het duidelijk dat hij haar mentaal eronder probeerde te houden. De Cora die in Essex aankomt is een vrije vrouw. Ze is mooi, maar vergeet haar haar te borstelen; ze draagt geen korset, liever verjaarde mannenkleding. Haar in zichzelf gekeerde zoontje Francis en zijn gouvernante, de socialistische Martha, komen met haar mee, later gevolgd door haar kansloze aanbidder, de chirurg Luke Garrett, ‘de Imp’.

Via gemeenschappelijke kennissen wordt Cora in Aldwinter gekoppeld aan het gezin Ransome, dorpsdominee William, zijn permanent zwetende vrouw Stella, en hun kinderen. In hun theologische en intellectuele wereldbeeld staan William en Cora lijnrecht tegenover elkaar, maar de klik is er meteen, het debat barst los. ‘Allebei bespeuren ze bij de ander een fatale tekortkoming op filosofisch terrein, iets wat normaliter een onoverbrugbaar obstakel voor vriendschap zou behoren te zijn, en verbluft ontdekken ze keer op keer dat daar niets van blijkt te kloppen. Ze schrijven elkaar vaker dan dat ze elkaar ontmoeten. “Op papier beval je me beter”, zegt Cora, en het voelt alsof ze een permanente lichtbron bij zich draagt, in haar zak, of aan een touwtje om haar nek.’

Het bijzondere van Het monster van Essex is dat het van geen ophouden weet: de romance tussen Cora en William vormt het hart van de roman, maar Sarah Perry slaat steeds zijpaden in die net zo interessant blijken te zijn. Via Martha volgt een zijspoor over armenhuisvesting in Londen, via Luke gaat het over nieuwe methodes in de chirurgie, via Cora krijgen we lange uitweidingen over geologie en evolutie, via de ijlende Stella volgt een lange lofzang op de magie van de kleur blauw. Die draak, of slang, verdwijnt uit het zicht. Bijna.

Weet iemand de ander van zijn gelijk te overtuigen? Zowel Cora als William krijgt de zaak niet rond, en kan met ratio en geloof het dorp niet kalm krijgen. Uiteindelijk lijkt het alsof de emotioneel ontoegankelijke Francis en de aan wanen lijdende Stella elkaar nog het best vinden, en zich verzoenen met het monster, wat het ook mag zijn.

Het monster van Essex is een verbluffend zelfverzekerd geschreven boek, elk personage komt driedimensionaal van de bladzijde af, vol leven, vol karakter, vol irrationaliteit. Hoewel Sarah Perry genoeg typisch negentiende-eeuwse literaire trucjes aanhaalt – bepaalde perspectiefwisselingen en lange fragmenten uit brieven – knipoogt de hele roman naar het heden. Cora identificeert zichzelf niet als feminist, maar wij, de 21ste-eeuwse lezers, weten wel beter. Haar zoontje mijdt affectie en oogcontact en richt zich compulsief op exacte taken, dus wij weten wel wat zijn diagnose vandaag zou zijn. Gouvernante Martha slaapt ook bij Cora in bed – wij weten wat dat betekent. De negentiende eeuw, in de handen van Perry, voelt buitengewoon hedendaags aan.