De wildernis in van de journalist Jon Krakauer is een obsessieve reconstructie van de laatste levensjaren van Chris McCandless, een ‘superzwerver’ die zijn burgerlijke studentenbestaan aan de oostkust zat was en zijn dominante vader, een succesvolle Nasa-raketspecialist met een dubbelleven, in eigenzinnigheid wilde overtreffen. Na zijn rechtenstudie in Atlanta verdwijnt hij in 1990 van de ene dag op de andere en trekt kriskras door het westen van Amerika om te stranden bij de Stampede Trail in de zomerse rimboe van Alaska.
McCandless, door Krakauer een ‘tiener-Tolstojaan’ genoemd, nam zijn lectuur letterlijk. Voordat hij opging in de living space van het Amerikaanse westen, schonk hij zijn studiegeld aan een organisatie ter bestrijding van de honger. Bezit was een last. Hij wenste ‘heerser over zijn eigen lot’ te worden en te leven van wat de natuur hem bood. Dat lukte hem wonderwel, deze onvoorbereide, maar intelligente student die onderweg flinke bomen kon opzetten over de rotheid van de beschaving en de verwording van de zuiverheid van de ziel.
Dat ik hier in Grote Woorden verval, gaat vanzelf. McCandless, en met hem alle andere compromislozen die de consumptiemaatschappij de rug toekeerden, sloeg een eigen weg in, die van de ascetische levenshouding. Hij voegde de daad bij het woord daar waar anderen blijven dromen. Hij klaagde de beschaving aan door, in de woestijn, zijn laatste geld te verbranden en zonder auto door te gaan.
Freedom here I come! Het is een zeer Amerikaanse, naieve en tegelijkertijd energieke kreet. Daarom klinkt hij ook zo aantrekkelijk voor de ‘onvolwassen romanticus, een puberale estheet, een atavistische zwerver door de woestenij’, zoals iemand hem in De wildernis in noemt. Krakauer omschrijft hem niet als slachtoffer van de wildernis maar als pelgrim, misschien naar aanleiding van Twains De lotgevallen van Huckleberry Finn, waarin dit te lezen staat: ‘Er waren een paar boeken… Een ervan was “Pilgrim’s Progress”, over een man die zijn familie de rug had toegekeerd, er werd niet bijgezegd waarom. Ik heb er af en toe hele stukken in gelezen. De opmerkingen waren interessant, maar hard.’ Hetzelfde kan ik zeggen over Krakauers journalistieke speurtocht naar de drijfveren achter Chris McCandless’ zwerflust. Zijn boek is knap opgebouwd, met veel gevoel voor literaire citaten, suspense en details en met een psychoanalytische belangstelling die nergens naar sensatiezucht of platitudes neigt. Krakauer moet zich herkend hebben in zijn onderwerp. Die affiniteit maakt van De wildernis in meer dan een obligate verslaggeversklus. Het boek probeert uit te leggen waar die Amerikaanse zucht naar het Westen precies vandaan komt, uit welk donker hoekje van de ziel het oerdier in ons wil wegglippen, aan welke lectuur de zwerver zich laaft.
McCandless, die verhongerde in een buswrak in de wildernis van Alaska, deed mij denken aan Leon de Winters creatie ‘de jongere Durer’ uit zijn debuutroman, die ook het slachtoffer wordt van een al te letterlijke toepassing van zijn romantische lectuur. Had McCandless maar een paar boeken van Paul Auster in zijn rugzak gestopt, als tegengif tegen de verkeerde verdwijntrucs en tegen de verraderlijke schijn dat fictie en feit samenvallen.
Dichters & Denkers
De drang naar het westen
Jon Krakauer, De wildernis in. Uitgeverij Prometheus, 288 blz., f29,90.
De Amerikaanse literatuur wordt bevolkt door dromers die denken dat het onbezoedelde territorium achter de last frontier het ultieme antwoord biedt op alle tekorten in het bestaan. De grenzeloze vrijheid, de ontsnapping aan het verleden dat wemelt van wetten of verstikkende vaders; het Amerikaanse westen heeft altijd avonturiers en romantici getrokken. Bovendien wordt de ontvankelijke adolescent die leeft en teert op de lectuur van Thoreaus Walden, Melville, Mark Twain, Tolstoj, Jack London en Jack Kerouac steeds weer aangespoord burgerlijk ongehoorzaam te zijn. Is rondtrekken en zwerven niet een aanklacht tegen het reguliere bestaan? Is de permanente beweging niet te prefereren boven het ploeteren op een plek?
www.groene.nl/1996/34