LEVCOSIA De Turks-Cypriotische president Rauf Denktash is nergens bang voor. Niet voor de Verenigde Naties, niet voor de Europese Unie, niet voor Washington, niet voor Turkije, laat staan voor de Grieken. Hij heeft slechts één nachtmerrie, en dat is dat de Turks-Cyprio ten ooit opnieuw een minderheid vormen in een door Grieken gedomineerd ééngemaakt Cyprus. Op die premisse bouwde hij zijn politieke loopbaan. Het leidde tot de realisatie van een alleen door Turkije erkende Turkse Republiek van Noord-Cyprus. Maar de fascinatie van Denktash voor het verleden is zo groot dat hij het heden noch de toekomst van het eiland leest. In de Turks-Cypriotische gemeenschap groeit een kloof waar een taboe op rust. In de droomrepubliek van Denktash dreigt een implosie binnen de eigen grenzen.
Afgelopen week zijn in New York de onderhandelingen hervat over de eenmaking van Cyprus. Een van de struikelblokken vormde het staatsburgerschap van het nieuwe Cyprus. Wie komt in aanmerking, wie niet? De Grieks-Cypriotische delegatie gaat uit van de situatie in 1960 en de totstandkoming van de republiek Cyprus. Voor haar tellen enkel de toenmalige bewoners van het eiland en hun nakomelingen. Het standpunt van de Turken is dat alle huidige eilandbewoners in aanmerking moeten komen, dus ook de duizenden mensen die de afgelopen jaren vanuit Turkije naar het noorden van het eiland zijn geëmigreerd in het kader van een actieve politiek van «verturking».
In de aanloop naar de parlementsverkiezingen op 14 december 2003 in Turks Cyprus werd duidelijk dat deze politiek ook binnen de grenzen van Turks Cyprus voor een verdeling zorgt. De toenmalige oppositie beschuldigde president Rauf Denktash en de regerings partijen ervan de Turken als kiesvee gelijmd te hebben met vooruitzichten op werk, een woning en andere voordelen. Maar de verturking van het noorden heeft nog een schaduwzijde. Cyprus is niet in twee, maar in drie delen verdeeld.
Je hoeft niet ver af te dwalen van de Benetton-boetieks, gsm-winkels en terrasjes in de hoofdstraten van Levcosia om terecht te komen in wat een dorps tafereel op het Anadolische platteland lijkt. Massas joelende kinderen op straat, scharrelende kippen, een geit vastgebonden aan de deurklink, schetterende oriëntaalse muziek, vrouwen met hoofddoek en besnorde mannen die de traditionele pofbroek dragen. In de wijk tussen Girne Caddesi en Selimiyi Cami wonen de Turken. In de straten hangen opvallend veel affiches van de UBP, de conservatieve partij die nauw aanleunt tegen president Denktash en die zich in de campagne voor de parlements verkiezingen kantte tegen eenmaking van het eiland.
De emigratie van Turken naar Turks Cyprus is al bezig sinds 1974. In dat jaar bezette het Turkse leger het noordelijke deel van Cyprus na oproer tussen de Griekse en Turkse bevolkingsgroepen. Sindsdien wordt emigratie vanuit Turkije naar Turks Cyprus actief aangemoedigd. Huizen en gronden, achtergelaten door gevluchte Grieken, kregen Turkse bewoners. De politiek van Ankara en Levcosia was en is erop gericht het dunbevolkte noordelijke deel van het eiland van voldoende arbeidskrachten en levensadem te voorzien.
In New York is het precieze aantal naar Turks Cyprus geëmigreerde Turken een twistpunt. Het meest gehanteerde idee is dat 25 procent van de inwoners van de Turkse Republiek van Noord-Cyprus is geëmigreerd vanuit Turkije. Hun opleidingsniveau is beduidend lager dan dat van de autochtone Turks-Cyprioten. Daar bovenop komt nog de permanente aanwezigheid van veertigduizend Turkse soldaten op het eiland en duizenden Turkse studenten die studeren aan een van de Turks-Cypriotische universiteiten en hogescholen.
Het theehuis in de Asma Alti-straat zit stampvol. De televisie staat op voetbal, de mannen leggen een kaartje of maken een praatje. Of ze praten over politiek. En daar hebben ze alle reden toe. De afgelopen weken gingen de Turken over de tong in Noord-Cyprus. De voorstanders van de eenmaking van het eiland, verenigd in de oppositie tegen president Denktash, betitelden de Turken als kiesvee. Alleen al in de vier maanden voorafgaand aan de parlementsverkiezingen kwamen vierduizend Turken over van het vasteland om een nieuw leven te beginnen als inwoner van de Turks-Cypriotische Republiek. Hun versnelde inburgering zou volgens de oppositie niet helemaal volgens het boekje zijn geweest. Een klacht bij het Hooggerechtshof, vlak voor de verkiezingen, vond echter geen gehoor.
Zeki kan zich er buitengewoon over opwinden. Hij kwam in 1976 vanuit Ankara naar Turks Cyprus en lijkt ook te spreken voor de andere mannen in het theehuis, die een beetje bedeesd meeluisteren. Kreeg hij een baan aangeboden? Zijn ogen schieten vuur. «Ik ben naar hier gekomen uit vaderlandsliefde», zegt hij. «Dit is Turkse grond. Vraag het aan mijn kinderen. Die zijn hier geboren, en ze noemen zich Turk. En weet je wat sommige Cyprioten nu tegen onze soldaten zeggen? Het enige wat jullie nog doen, is onze bloemen vertrappen. Ze moesten zich schamen.»
In het theehuis komen alleen Turken. Naast Zeki zit Cem uit Sinop, naast hem Hassan en Recay, beiden uit de buurt van Izmir. Niet dat de Turks-Cyprioten niet welkom zouden zijn in het theehuis, maar ze komen gewoon niet. «Voor hen is dit het buitenland.» Maar waarin zit dan precies het verschil?
Een groepje jonge Turken dat zich opmaakt voor een gezelschapsspelletje wil wel praten. «Er is een groot sociaal verschil. Zij zijn naar betere scholen geweest, hebben een betere opleiding gehad. Ze doen minder zwaar werk. Ze hebben over het algemeen meer geld dan wij. Ik vind dat ze een makkelijker leven hebben.» Of ze Turks/Turks-Cypriotisch gemengde koppels kennen? «Heel weinig. Vlak na de oorlog in 1974, toen het Turkse leger hier kwam, zag je naar het schijnt meer koppels. Toen waren de soldaten nog graag gezien. Nu studeren of werken we misschien wel samen, maar daarnaast trekken we niet met elkaar op.»
«Ze doen niemand kwaad, hoor. Ze weten perfect waaraan ze zich moeten houden en waar ze al dan niet binnen mogen. Trouwens, de militaire politie patrouilleert hier ook. We voelen ons niet bedreigd, verre van dat. Maar geef toe dat het geen gezicht is.» Anil, een jonge Turks-Cypriotische, wijst naar de tientallen jongemannen die door het stads centrum van Levcosia slenteren. Ze hangen rond in de plantsoenen, verdringen elkaar voor de winkelvitrines of schuiven in lange rijen aan bij de publieke telefooncellen. Op hun vrije dag kleuren de miliciens van het Turkse leger het stadsbeeld van Levcosia eenzijdig mannelijk, jong en kortgeknipt. In het Griekse deel van de stad, achter de bufferzone bewaakt door de Verenigde Naties, zijn deze jongens de vijanden.
Vijandbeeld aan de ene kant, weinig verbroedering aan de andere kant. Meisjes zijn in het stadscentrum opvallend afwezig. Anil beaamt dat. «Er is niet veel contact tussen de lokale jeugd en de Turkse soldaten, nee. Maar veel van die jongens komen uit Oost-Turkije of van de Zwarte Zee. Daar is het leven toch helemaal anders dan hier? Zeker als het over de rol van de vrouw gaat. Bij ons zul je geen meisjes met hoofddoeken zien. En als je ze ziet, durf ik te wedden dat het migranten uit Turkije zijn. Bovendien vinden veel jongeren de aanwezigheid van het Turkse leger eerder een deel van het probleem Cyprus dan van de oplossing.» Leidt dat niet tot spanningen? «Neen, dat niet. Maar veel van die jongens vinden dat we ondankbaar zijn, omdat zij ons toch tegen de Grieken beschermen. Ik weet niet welke briefing zij krijgen, maar wij hebben minder dan zij last van een vijandbeeld.»
De verhouding tussen Turkije en Turks Cyprus wordt vaak uitgedrukt met de om schrijving «Moederland en Baby-Turkije». Dat vindt Anil onterecht. «Begrijp me niet verkeerd», zegt ze. «We voelen ons Turk, maar we hebben onze eigen identiteit. We zijn Cyprioten. En dat kan niet gezegd worden van iedereen die bij de laatste verkiezingen mocht stemmen.»
Anil is minstens even bezorgd om de leegloop van het eiland als om de toestroom van Turkse migranten. Uit onderzoek blijkt dat bijna 25.000 mensen Turks Cyprus willen verlaten als er geen oplossing komt. «Nogal wat van mijn vrienden denken erover te vertrekken», zegt Anil. «Ze hebben een waardeloos paspoort en zien geen toekomst op een geïsoleerd eiland, zeker niet nu ze de Europese Unie zo dichtbij weten. Het zou voor hen een grote klap zijn als die deur opnieuw gesloten wordt. Wat ze dan overhouden is een enorm negatief zelfbeeld. Dat merk je nu ook al. Als je vroeg in de ochtend naar de grensovergang bij Ledra Palas gaat, zie je de Turken aanschuiven om te gaan werken in het Griekse deel. Ongeschoold werk, maar ze verdienen liever Cypriotische ponden dan Turkse lira. Als we niet opletten groeit hier een dienende Turkse klasse. En wie wil daarin opgroeien?»
Aan de Eastern Mediterrean University in Famagusta studeren veertienduizend studenten. Daarvan is 65 procent afkomstig van het Turkse vasteland. Door het internationale embargo tegen de Turkse Republiek van Noord-Cyprus vormen zij de enige groep «buitenlandse» studenten. Ook aan de andere universiteiten en hogescholen op Noord-Cyprus studeren grote groepen Turken. Het tekent de actieve ondersteuning van de Turks-Cypriotische Republiek door Ankara.
Wie Turks-Cypriotische en Turkse studenten aan de Eastern Mediterrean University gezamenlijk wil treffen, woont het best de lessen bij. Na het belsignaal scheiden ook hier hun wegen. De twee groepen houden er andere kantines op na. Zelfs een buitenstaander kan zien wie welke kantines frequenteert. Bij de ingang van de Turks-Cypriotische kantine is het merendeel van de ad valvas-berichten Engelstalig; er blijkt zowaar een cricketclub actief. Binnen is de aankleding trendy. Housemuziek knalt door de luidsprekers.
Aydin en Seyran zijn de lokale beroemd heden. Enkele weken geleden stonden ze met hun foto in Sabah, een landelijke Turkse krant. Een reporter wijdde een groot artikel aan de scheiding van de kantines op de universiteit. Aydin en Seyran spreken ook nu voluit: «We flirten zelfs niet. De verschillen zijn te groot.» Een derdejaars student internationale betrekkingen valt hen bij: «Ik wil niet veralgemeniseren, maar ik ben er zeker van dat veel Turks-Cypriotische ouders niet graag hebben dat hun dochter thuiskomt met een Turk.» Zijn er ook politieke verschillen? «Ze denken dat dit eiland van hen is. Maar Cyprus is van de Cyprioten. Sinds het grensverkeer op 23 april vrij is geworden, hebben wij meer en meer Grieks-Cypriotische vrienden. Wij zijn hetzelfde volk, alleen de godsdienst is verschillend.»
Aan de ingang van de Turkse kantine hangt een affiche dat het onderscheid pijnlijk duidelijk maakt. Het plakkaat kondigt een meeting aan over het probleem Cyprus. Op de gastenlijst staan uitsluitend sprekers van het Turkse vasteland. Precies waar de Turks-Cyprioten zon hekel aan hebben. Murat is afkomstig uit Hatay, tegen de Syrische grens, en studeert computerwetenschappen aan de universiteit in Famagusta. Hij is naar eigen zeggen drie jaar geleden al gestopt met discussiëren over politiek: «De Turks-Cyprioten tonen geen respect voor ons. Turkije interesseert ze gewoon niet. Ze denken alleen aan de Europese Unie, of aan Engeland. Maar ze beseffen niet hoeveel steun ze krijgen van Turkije. En dan hebben ze nog het lef om te zeggen dat ze de gevangenen zijn van Turkije.»