Vanuit Japan krijgen we zo mogelijk nog minder door: witte of zwarte rook en een puinhoop. Rond deze visuele leegte bulkt het van woorden, verklaringen en analyses van politici, specialisten en journalisten. Ik volg een en ander zo'n beetje als de kip het onweer en probeer ondertussen mijn oordeel op te schorten. Tegelijkertijd word ik er behoorlijk onrustig van. Het kostte me een paar keer douchen en een wandeling totdat ik daarvan de verklaring gevonden had. Laat ik hem de mediale dubbelkluts noemen, het feit dat media bij hun taakuitvoering eenzelfde effect bewerkstelligen als ze ongedaan willen maken en daarmee versterken wat ze willen voorkomen. Wat ik bedoel is dat media het weliswaar tot hun taak rekenen het optreden ‘voor de bühne’ van politici, ondernemers en andere nieuwsmakers te ontmaskeren, maar tegelijkertijd zelf de bühne zijn en daarom een eigen show brengen.
Tussen die twee ‘shows’, die van de politici en die van de media, staan wij met onze nieuwsgierigheid naar hetgeen niemand nog zonder glimlach durft te benoemen: de werkelijkheid of waarheid. Daarom gaat het ons immers, kennis van wat er ‘echt’ aan de hand is, geen praatjes, geen show maar feiten en daarop gebaseerde analyses.
Er was een tijd dat maatschappijwetenschappers met hun collega’s uit de bètahoek van mening waren dat het mogelijk was te vertellen ‘hoe het eigenlijk (geweest) was’, dat ze dachten dat zaken min of meer objectief vastgesteld konden worden. Een feit was een feit, een gebeurtenis een reeks aan feiten en een fenomeen een schakel in een keten. Natuurlijk wist men dat alom geprobeerd werd een en ander te manipuleren, maar uiteindelijk zou dat niet slagen en de aap uit de mouw komen. Er was immers maar één werkelijkheid en die was achterhaalbaar. Met de exponentiële groei van de media en de steeds grotere overloop van de wetenschap naar diezelfde media werd deze gedachte in de loop van de negentiende en twintigste eeuw gepopulariseerd, met als gevolg dat een steeds groter deel van het publiek van de ‘eigenlijke’ gebeurtenissen op de hoogte raakte. In het verlengde hiervan ligt de latere gedachte dat journalisten zoiets als de waakhonden van de samenleving zouden zijn. Terwijl politici en andere fratsenmakers theater opvoerden, hadden wetenschappers en journalisten tot taak die opvoering als zodanig aan de kaak te stellen. Werkelijkheid en waarheid, daarom was het immers te doen.
Ondertussen werd, onbewust en onbedoeld, het ene theater vervangen door het andere. Deze ontwikkeling werd vanaf de jaren zestig enorm versterkt door de televisie, beeldvormer bij uitstek, en vervolgens vanaf de jaren tachtig nogmaals door de groei van de commerciële media. Hierdoor werd journalistiek steeds meer business en haar product koopwaar. Weliswaar zagen journalisten het nog altijd als hun taak de praatjesmakers uit politiek, bedrijfsleven en organisatie te ontmaskeren, maar ondertussen zetten zij de werkelijkheid een ander masker op: dat wat henzelf en het publiek lief was. Het schouwtoneel dat wereld heet, werd hierdoor gedemocratiseerd. Dat was winst. Verlies was dat de relatief doorzichtige show van de ‘machthebbers’ vervangen werd door de heel wat minder doorzichtige show van de beeldvormers. De komst van het internet bood in zekere zin redding. Er kwamen opeens zo veel beeldvormers dat het voor de toeschouwer die wat moeite wil doen altijd mogelijk lijkt door de bomen het bos te zien.
Dit laatste nu is precies wat met betrekking tot Japan en Libië ontbreekt. De gegevens zijn minimaal, de kans op manipulatie is maximaal en dus volgen we in plaats van het nieuws een spel met het nieuws. Dat spel wordt gespeeld door alle partijen: politiek, wetenschap (‘specialisten’) en journalisten. Neem die kernreactoren. Hoe gevaarlijk zijn ze nu eigenlijk? De ene ochtend lees je dat de straling toegenomen is, de volgende dat de zaak onder controle is, ondertussen zie je vage beelden en bekijk je fraaie infographics. Wat moet je ermee? Stel dat er inderdaad een meltdown plaatsvindt en een flink deel van de bevolking gevaar loopt, zal de Japanse politiek dat zeggen? En hoe staat het met de wetenschappers? Hebben zij kijk op de situatie? Ik geloof er niets van. Hiertegenover staat de voortdurende opwinding van de media. Een meltdown of ander drama is immers groot nieuws en dus ‘aantrekkelijk’. Met betrekking tot de situatie in Libië geldt iets dergelijks.
Kortom, we denken dat we het nieuws volgen, maar zien weinig meer dan een show waarin pas veel later, als het doek gevallen is, fictie en werkelijkheid onderscheiden kunnen worden. Dat is altijd zo geweest, maar anno nu door de mediale dubbelkluts sterker dan ooit. Het maakt behoorlijk onrustig.
Rubriek Media
De dubbelkluts
De nieuwsbombardementen van de afgelopen weken uit de Arabische wereld en Japan maken onrustig. Want wat weten we nu eigenlijk? Het enige juiste antwoord is, denk ik: buitengewoon weinig. Vanuit Libië krijgen we beelden van opgefokte, schreeuwende rebellen, shots van een vermoeide correspondent en propaganda van de staatstelevisie.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2011/12
www.groene.nl/2011/12