Stel dat de rare verkiezingsuitslag in Duitsland ook in Nederland uit de stembus rolt. Het scenario is simpel. Hoewel beide grote Duitse partijen een forse mep kregen – de sociaal-democraten verloren één miljoen kiezers aan de linkse populisten, van de christen-democratische kiezers bleven er dit keer bijna zevenhonderdduizend thuis – claimen ze allebei de overwinning. (De andere partijen in Duitsland vinden overigens óók dat ze gewonnen hebben.)

Welk verband is er met Nederland? Gerhard Schröder heeft als zittend premier een ongekend negatieve pers gekregen. Het zou een opportunist zijn die Europa verwaarloosde en alle pijnlijke beslissingen over de verzorgingsstaat uitstelde. Een kwestie van tijd voor Angela Merkel – ook nog eens een vrouw! – een einde zou maken aan het politieke leven van deze handige jongen. Maar ondertussen wist Schröder op het allerlaatste moment wél de schade voor zijn partij beperkt te houden. Dankzij afkeer van het alternatief – de bij nader inzien saaie Merkel, die ook weinig concrete alternatieven wist te bieden – en handig campagnevoeren.

De Nederlandse premier, Jan Peter Balken ende, krijgt net als Schröder ook al jaren een slechte pers. Hij zou onder meer not connected zijn, zoals dat in marketingtermen heet: niet weten waar gewone mensen zich druk om maken. Ook na deze troonrede buitelen de grafiekjes die bewijzen dat mensen hem noch zijn regering vertrouwen weer over elkaar heen. Balkenendes tegenstrever Wouter Bos scoort met de PvdA ondertussen hoog in elke peiling. Het kan niet anders of hij maakt bij de komende verkiezingen gehakt van de zittende minister-president en zijn partij.

Maar de Duitse realiteit is ook voor de Partij van de Arbeid een gevaar. Hoog staan in de peilingen, zoals Angela Merkel lang deed, kost je stemmen op verkiezingsdag. De aandacht gaat tijdens campagnes uit naar de club die tegen de keer uit het dal klimt. Er is geen reden waarom het het CDA niet zou lukken het voorspelde verlies tot een minimum te beperken. Daarvoor volstaan, naast wat geluk, een paar mooie cadeautjes aan de mensen het komende jaar en fors hameren op het zware werk dat de afgelopen tijd door deze regering verricht is. Zet daarnaast de grote groep kiezers die serieus van plan is om van de PvdA naar de SP te lopen, en het politieke landschap lijkt plots behoorlijk op dat van Duitsland. Twee relatief kleine middenpartijen en een toe nemend aantal kleinere protest-, middenstands- en arbeiderspartijen.

Het is de uitdrukking van het feit dat de Nederlanders, net als Duitsers, bang zijn voor veranderingen. Ze willen geen andere verzorgingsstaat, zelfs niet als ze geloven dat het wel noodzakelijk is om de sociale voorzieningen op een aantal punten te hervormen. Het «Rijnlandse model» zoals we dat ooit kenden, van goed overleg en van ruime uitkeringen, moet gewoon blijven bestaan. De kiezers lopen makkelijk weg bij de partijen die dat idee, linksom of rechtsom, aan de tijd willen aanpassen. Waarschijnlijk werkt dat de ondergang van dat Rijnlandse model in de hand. Bij gebrek aan duidelijke keuzes blijft men knippen en plakken tot er niets eigens meer van over is. Een verzorgingsstaat met wat meer markt en eigen verantwoordelijkheid, en met minder middenveld en staat, waarin niet overtuiging maar toeval bepaalt hoe onderlinge solidariteit eruitziet, soms met een groep (zieken) en soms met allen (bijstand). Precies waar men bang voor is.